Niet gewezen op mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Advocatuur    Categorie: Informatie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ADV09-0203

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat ter zake haar werkzaamheden in het kader van het verzoek tot gerechtelijke vaststelling vaderschap, de declaraties die de advocaat daarvoor in rekening heeft gebracht en de door de cliënt gevorderde schadevergoeding.   De cliënt heeft een bedrag van € 1.310,07 niet aan de advocaat voldaan. Dit bedrag is overeenkomstig het Reglement van de commissie in depot gestort.   Standpunt van de cliënt   Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komen zijn klachten op het volgende neer. De cliënt stelt zich op het standpunt dat de advocaat heeft verzuimd te wijzen op gefinancierde rechtsbijstand. Volgens de cliënt heeft de advocaat geen kennis van zaken en zijn er veel fouten gemaakt.   Op grond van het voorgaande verzoekt de cliënt de commissie een vergoeding vast te stellen van € 2.109,16.   Standpunt van de advocaat   Voor de stelling van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het verweer van de advocaat op de klachten van de cliënt op het volgende neer.   De advocaat heeft aangevoerd dat de cliënt in een aantal klachtonderdelen niet ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien deze niet overeenkomstig de kantoorklachtenregeling eerst aan hem zijn voorgelegd. De advocaat heeft weliswaar gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand, doch zij is niet bereid geweest om de zaak op basis daarvan te behandelen. De advocaat heeft haar fouten hersteld zonder verdere inhoudelijke gevolgen.   Op grond van het voorgaande verzoekt de advocaat de commissie om de klachten van de cliënt ongegrond te verklaren.   Beoordeling van het geschil   Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.   De advocaat heeft ter zitting zijn beroep op niet ontvankelijkheid ten aanzien van een aantal klachtonderdelen ingetrokken, zodat daarop niet meer door de commissie behoeft te worden beslist.   Kern van het geschil betreft de vraag of de advocaat heeft gewezen op de mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand. Naar het oordeel van de commissie dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord. De commissie overweegt daartoe als volgt.   De cliënt heeft de advocaat benaderd voor advies over de mogelijkheid het juridisch vaderschap over zijn in Nederland geboren dochter te verkrijgen. De cliënt is gehuwd met een andere vrouw dan de moeder van zijn dochter. Laatstbedoelden hebben de Thaise nationaliteit en hebben hun woonplaats in Thailand. Vast staat dat de advocaat de opdracht tot dienstverlening heeft bevestigd bij brief van 11 februari 2009. Daarbij is vermeld dat het verzoek tot vaststelling vaderschap zal worden ingediend door [de moeder van de dochter van de cliënt]. De cliënt heeft aangevoerd dat de advocaat nimmer heeft meegedeeld dat op basis van toevoeging kan worden geprocedeerd. Aangezien [de moeder van de dochter] verzoekster is en zij geen inkomen heeft, had zij in aanmerking gekomen voor gefinancierde rechtsbijstand. De cliënt heeft onweersproken gesteld dat de huidige – opvolgend – advocaat op basis van een toevoeging rechtsbijstand heeft verleend. Gelet op de aan haar overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de commissie van oordeel dat er geen, althans onvoldoende, duidelijke voorlichting heeft plaatsgevonden door de advocaat omtrent gefinancierde rechtsbijstand aan [de moeder van de dochter]. De advocaat heeft weliswaar gesteld dat zij uitsluitend haar werkzaamheden wenste te verrichten op betalende basis, doch uit de overgelegde stukken is geenszins komen vast te staan dat de advocaat daadwerkelijk erop heeft gewezen dat [de moeder van de dochter] als verzoekster in aanmerking zou komen voor gefinancierde rechtsbijstand. Naar het oordeel van de commissie had de advocaat daarover moeten informeren. Het feit dat in bijlage 1 ‘Financiële afspraken’ behorende bij de opdrachtbevestiging staat vermeld dat de advocaten van het kantoor niet werken op basis van de door de overheid betaalde rechtsbijstand, legt onvoldoende gewicht in de schaal om de commissie tot een ander oordeel te brengen. In weerwil van haar opmerkingen stelt de commissie dan ook vast dat de advocaat in haar informatie ter zake tekort is geschoten. Nu niet althans onvoldoende is komen vast te staan dat de advocaat (voldoende) voorlichting heeft verstrekt omtrent de financiële consequenties van de opdrachtverlening, slaagt de klacht van de cliënt hieromtrent.   Reeds daarom zal de commissie de vordering van de cliënt toewijzen. De cliënt heeft verzocht een vergoeding toe te kennen van € 2.109,16 bestaande uit € 944,63 (declaratie van 4 juni 2009 voor een bedrag van € 1.034,59 minus de creditnota van 23 juli 2009 voor een bedrag van € 89,96), € 149,94 (werkzaamheden van de advocaat zoals vermeld op de declaratie van 30 juli 2009 incl. BTW) en € 1.014,59 (50% van de declaratie van 7 mei 2009). Vast staat dat de cliënt het openstaande factuurbedrag van € 1.310,07 bij de commissie in depot heeft gestort. Uit de overgelegde stukken leidt de commissie af dat laatstgenoemd bedrag kennelijk betrekking heeft op de declaraties van 4 juni 2009, 23 juli 2009 (creditnota) en 30 juli 2009 voor een bedrag van respectievelijk € 1.034,59, € 89,96 en € 365,44. Nu in het door de cliënt gevorderde bedrag het openstaande declaratiebedrag kennelijk is verdisconteerd, zal de commissie bepalen dat het depotbedrag van € 1.310,07 aan de cliënt dient te worden gerestitueerd en dat daarnaast de advocaat een bedrag van € 799,09 aan de cliënt dient te voldoen. Aangezien de klacht van de cliënt omtrent de gefinancierde rechtsbijstand reeds slaagt, laat de commissie de bespreking van de overige klachten van de cliënt en hetgeen de advocaat verder nog naar voren heeft gebracht achterwege, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.   Nu de klacht van de cliënt gegrond wordt verklaard ziet de commissie daarin aanleiding de advocaat te veroordelen tot vergoeding van het klachtengeld derhalve een bedrag van € 75,–. Bovendien dient de advocaat – overeenkomstig het reglement van de commissie – een bijdrage van € 115,– in de behandelingskosten aan de commissie te voldoen. Derhalve dient als volgt te worden beslist.   Beslissing   De commissie bepaalt dat de cliënt niets meer aan de advocaat is verschuldigd. Het depotbedrag van € 1.310,07 zal aan de cliënt worden gerestitueerd. Bovendien dient de advocaat aan de cliënt een bedrag van € 799,09 aan de cliënt te voldoen, welke betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt dient de advocaat bovendien de wettelijke rente over dit bedrag te betalen vanaf de verzenddatum van dit bindend advies.   Overeenkomstig het reglement van de commissie dient de advocaat het klachtengeld aan de cliënt, die deze kosten heeft voldaan, ter hoogte van € 75,– te vergoeden.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de advocaat aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag van € 115,– verschuldigd.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur op 6 januari 2010.