Niet kunnen verrekenen van het afwezigheidstegoed met openstaande facturen

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Betaling    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 124277

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Er is een contract voor kinderopvang voor 1 dag in de week. De kosten voor deze dag opvang dienen altijd betaald te worden, of de opvang wel of niet wordt afgenomen. Het kan niet zo zijn, dat de ondernemer bij einde contract de opgebouwde afwezigheidstegoeden dient uit te betalen aan de consument, waardoor in feite voor minder dan de gecontracteerde opvangdagen wordt betaald. De handleiding van het ruilbeleid is voldoende duidelijk hoe en op welke manier de niet afgenomen opvangdagen kunnen worden ingezet en dat deze niet financieel gecompenseerd kunnen worden. Klacht ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het niet kunnen verrekenen van het afwezigheidstegoed met nog openstaande facturen.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar de klacht met bijlagen die op 19 april 2019 is ontvangen. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

De consument heeft in verband met het gewijzigde ruilbeleid aangaande niet benutte opvangdagen van de ondernemer ervoor gekozen de kinderopvang van zijn dochter met ingang van 20 januari 2019 te beëindigen, omdat volgens consument het een versobering van het huidige beleid is, die niet passend is voor hun situatie.

Het door de consument opgebouwde afwezigheidstegoed, door tijdig afmelden van een vast ingeplande dag, is door de beëindiging per 20 januari 2019 komen te vervallen en kon niet worden verrekend met de nog openstaande facturen van december 2018 en januari 2019. De consument meent dat dit tegoed wel met de openstaande facturen verrekend moet kunnen worden, aangezien in de door de ondernemer uitgereikte handleiding staat vermeld dat tegoeden een vorm van krediet zijn die ingezet kunnen worden om opvang mee af te rekenen.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer wordt verwezen naar de overgelegde stukken, met name het schriftelijk verweer, en het ter zitting verhandelde. In de kern komt het standpunt van de ondernemer op het volgende neer.

Een klant is zelf verantwoordelijk voor het afnemen van opvang. Als een klant er voor kiest om zijn kind niet naar de opvang te brengen, heeft de klant geen recht op een financiële vergoeding. De klant koopt op basis van een contract een bepaald aantal uren opvang in en de ondernemer richt hier vervolgens de opvang op in. Om de klant zoveel mogelijk tegemoet te komen wordt door de ondernemer een ruilbeleid gehanteerd. Dit houdt in dat een klant een niet afgenomen dag opvang kan inzetten op een andere dag. Dit ruilbeleid is een service en geen recht. Financiële compensatie of het verrekenen met een nog openstaande factuur hoort niet tot de mogelijkheden.

De door de consument aangehaalde zin uit de (inmiddels vervallen) handleiding wordt uit de context gehaald. De strekking van de handleiding is dat opvanguren op een ander moment ingezet mogen worden. Op geen enkele wijze wordt geïmpliceerd dat financiële compensatie tot de mogelijkheden behoort. Ook contractueel is er geen aanleiding om de niet afgenomen opvang financieel te compenseren.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde en hetgeen ter zitting nog naar voren is gebracht overweegt de commissie het volgende.

In de tussen partijen geldende overeenkomst en in de beleidsdocumentatie van de ondernemer wordt beschreven hoe het ruildagenbeleid werkt(e) en wanneer een afwezigheidstegoed kan worden ingezet. Hoewel de commissie begrijpt dat de zinssnede zoals door de consument aangehaald, waarin wordt gesproken over het afrekenen van opvang met de tegoeden, op zichzelf staand de indruk zou kunnen wekken dat met het opgebouwde tegoed een factuur betaald kan worden en hiermee dus ook een openstaande factuur verrekend zou kunnen worden, kan in alle redelijkheid en in de verdere context bezien niet worden aangenomen dat dit met de bepaling bedoeld is.

De consument heeft met de ondernemer een contract afgesloten voor kinderopvang gedurende 1 dag in de week. De kosten voor deze dag opvang dienen in alle gevallen betaald te worden, of de opvang wel of niet wordt afgenomen. Het kan niet zo zijn, dat de ondernemer bij einde contract de opgebouwde afwezigheidstegoeden dient uit te betalen aan de consument, waardoor in feite voor minder dan de gecontracteerde opvangdagen wordt betaald. Ook de verdere uitleg in de handleiding rond het ruilbeleid maakt voldoende duidelijk hoe en op welke manier de niet afgenomen opvangdagen kunnen worden ingezet en dat deze niet financieel gecompenseerd kunnen worden.

Voor zover de consument heeft willen betogen dat de ondernemer hem door de wijziging van het beleid heeft genoopt de overeenkomst te beëindigen en het hem (hierdoor) feitelijk onmogelijk heeft gemaakt de dagen nog te benutten, zodat in zijn geval, gezien de omstandigheden, de creditering wel redelijk is overweegt de commissie dat door de ondernemer een zeer ruimhartig ruilbeleid werd, en nog steeds, wordt gehanteerd. De wijziging in het ruilbeleid per 1 januari 2019 heeft goede redenen en is in overeenstemming met de ouderraad vastgesteld en tijdig gecommuniceerd. Het aan de consument als alternatief voorgestelde flexibele contract is door de consument niet passend bevonden. Dat de consument vervolgens besloten heeft de kinderopvang te beëindigen is geheel zijn eigen keuze geweest en kan niet aan de ondernemer worden aangerekend. Er is dan ook geen reden om de consument verder dan de geldende regeling al strekt te bevoordelen.

De klacht is ongegrond.

Beslissing
De commissie:

–           verklaart de klacht van de consument ongegrond;

–           bepaalt dat de consument de openstaande facturen van december 2018 en januari 2019
binnen een maand na verzending van deze uitspraak aan de ondernemer voldoet.

Aldus beslist op 5 september 2019 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris.