
Commissie: Reizen
Categorie: Procedure
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI03-1939
De uitspraak:
De commissie ontving op 7 oktober 2003 een brief van klager waarin de commissie ervan in kennis wordt gesteld dat klager een geschil heeft met de reisorganisator.
De commissie constateert op grond van de overgelegde stukken dat de termijn waarbinnen het geschil aan de commissie kan worden voorgelegd, is overschreden. Volgens artikel 5 van het reglement van de commissie kan het geschil alleen dan in behandeling worden genomen, indien klager ter zake van de overschrijding van de termijn naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.
Op grond van de door klager aangevoerde argumenten kan de commissie niet tot dit oordeel komen en besluit derhalve het geschil niet in behandeling te nemen.
De commissie heeft daarbij overwogen dat namens klager is aangevoerd, dat de reden van de termijnoverschrijding is gelegen in het feit, dat door de reisorganisator de Algemene Voorwaarden niet ter hand zijn gesteld, waardoor klager niet in de gelegenheid is geweest om kennis te nemen van de termijnen voor het indienen van klachten. Voorts is in dit verband nog aangegeven, dat klager reeds 12 jaren met zijn gezondheid kampt en door zijn echtgenote intensief wordt verzorgd, waardoor geen rekening is gehouden met de geldende termijnen om de klacht aan de commissie voor te leggen.
Op grond van de aangevoerde argumenten is de commissie van oordeel, dat deze niet voldoende plausibel zijn om de termijnoverschrijding te pardonneren. Daartoe heeft de commissie in aanmerking genomen, dat op de door klager ondertekende boekingsbevestiging d.d. 24 maart 2000 expliciet is aangegeven, dat hij in het bezit is onder andere van de ANVR voorwaarden en voorts, dat de reisorganisator bij schrijven d.d. 22 juni 2000 een inhoudelijke reactie heeft gegeven aan klager op grond waarvan het klager duidelijk was althans behoorde te zijn, dat van de kant van de reisorganisator geen nadere stappen te verwachten zouden zijn om het geschil te beëindigen. Evenmin kan het beroep, dat klager heeft gedaan op zijn slechte gezondheidstoestand doel treffen, nu er naar het oordeel van de commissie niets in de weg had gestaan om de klacht tenminste voor de goede orde voor te leggen aan de commissie binnen de daarvoor gestelde termijn. Klager had dit immers door zijn echtgenote dan wel door een derde kunnen laten regelen.
Op grond van het voorgaande is klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Klager wordt in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 7 januari 2004.