Niet-ontvankelijkheid door drie jaar later in een klacht in te dienen

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Klachttermijn / niet ontvankelijk / Reglement    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 243282/293615

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De uitspraak gaat over een overeenkomst tussen een advocaat en een cliënte. Het geschil betreft de door de advocaat in rekening gebrachte kosten voor haar werkzaamheden en de kwaliteit van dienstverlening. De cliënte is door de advocaat bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Dit heeft de advocaat in rekening gebracht. Dit terwijl de cliënte in aanmerking kwam voor door de Staat gefinancierde werkzaamheden. Daarnaast was de cliënte niet tevreden over de werkwijze van de advocaat. De advocaat is van mening dat de cliënte op grond van artikel 7 lid 2 sub a van het reglement niet ontvankelijk is in haar klacht. De drie maanden termijn, uit artikel 7 lid 2 sub a, zou allang verstreken zijn. De commissie beslist als volgt. Door nu voor het eerst bij de commissie een klacht in te dienen op 11 december 2023 zonder alvorens tijdig een interne klacht in te dienen bij de advocaat en niet gebleken is dat de cliënte wat dit betreft in redelijkheid geen verwijt treft, zal de commissie de cliënte in haar klacht niet ontvankelijk verklaren.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Advocatuur (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2024 te Utrecht. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Namens de advocaat is verschenen mevrouw mr. L. Bregonje-Oermans. De cliënte is niet ter zitting verschenen.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de door de advocaat in rekening gebrachte kosten voor haar werkzaamheden en de kwaliteit van dienstverlening.

Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. De cliënte heeft in 2020 de advocaat ingeschakeld voor bijstand in haar echtscheidingsprocedure. De advocaat heeft de cliënte bijgestaan op betalende basis en de door haar verrichte werkzaamheden in rekening gebracht. Dit terwijl de cliënte, ook volgens mededeling van de tweede opvolgende advocaat, in aanmerking kwam voor door de Staat gefinancierde werkzaamheden. De advocaat heeft de cliënte hierover niet geïnformeerd. De cliënte was ook niet tevreden over de communicatie van de advocaat. Ze was nooit bereikbaar en ging zelf alles voor de cliënte invullen. De cliënte maakt aanspraak op een schadevergoeding ten bedrage van € 7.500,–.

Standpunt van de advocaat

Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. De advocaat stelt primair dat de cliënte op grond van artikel 7 lid 2 sub a van het reglement niet ontvankelijk is in haar klacht. Zij heeft haar werkzaamheden voor de cliënte beëindigd in november 2020 en via de commissie vernomen dat de cliënte voor het eerst in december 2023 een klacht heeft ingediend. Daarvoor heeft de cliënte nimmer een klacht bij de advocaat ingediend.
Subsidiair stelt de advocaat dat de klacht ongegrond moet worden verklaard. De advocaat heeft de cliënt duidelijk bij aanvang van de werkzaamheden aangegeven dat zij in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand maar bij het behalen van resultaat de verleende toevoeging zou kunnen worden ingetrokken. De cliënte heeft toen gekozen zich door de advocaat te laten bijstaan op betalende basis. De advocaat heeft dit ook bevestigd in de aan haar verstuurde bevestigingsbrief onder vermelding van het uurtarief.

Voorts betwist de advocaat dat door haar toedoen sprake was van een slechte communicatie. Uit de in deze door haar overgelegde stukken komt nu juist naar voren dat de advocaat geprobeerd heeft tot een behoorlijke communicatie met de cliënte te komen. Om tot oplossingen te komen was het nodig om over bepaalde stukken te beschikken. Het was juist de cliënte die traag reageerde en de verzochte stukken niet aanleverde. Het is niet haar manier van werken om in de procedure enkel niet onderbouwde stellingen te poneren zonder de daarbij van belang zijnde stukken. Omdat zij die stukken van de cliënte niet kreeg was het niet mogelijk om bepaalde punten op te nemen in de stukken voor de rechtbank of bij de communicatie met de advocaat van de wederpartij. Van schade door toedoen van de advocaat is geen sprake zodat de advocaat de commissie verzoekt dit af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie dient allereerst de ontvankelijk van de cliënte te beoordelen, nu de advocaat een beroep op niet-ontvankelijkheid heeft gedaan.

In artikel 7 lid 2 van het reglement is hierover het volgende bepaald:
2. De Commissie verklaart op verzoek van de advocaat – mits gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk
a. indien hij zijn klacht niet eerst overeenkomstig de kantoorklachtenregeling bij de advocaat heeft ingediend binnen drie maanden na het moment waarop de cliënt kennis nam of redelijkerwijs had kunnen nemen van het handelen of nalaten dat tot de klacht aanleiding heeft gegeven;
b. indien na indiening van de klacht als bedoeld onder a nog geen vier weken zijn verstreken of indien voor de klacht binnen deze termijn tussen de advocaat en de cliënt een regeling is overeengekomen die door de advocaat aan de cliënt schriftelijk is bevestigd;
c. indien na schriftelijke afhandeling van de klacht als bedoeld onder a meer dan twaalf maanden zijn verstreken.

De commissie stelt uit hetgeen de advocaat in deze heeft gesteld en ingebracht vast dat de cliënte ervoor heeft gekozen zich te laten bijstaan op betalende basis nadat zij is geïnformeerd over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Een en ander is ook vastgelegd in de door de advocaat aan de cliënt verzonden bevestigingsbrief van 16 juni 2020. De advocaat heeft haar werkzaamheden beëindigd in november 2020. Voorts staat vast dat de cliënte de door de advocaat in rekening gebrachte kosten voor de door haar verrichte werkzaamheden heeft betaald en niet is gebleken dat zij dit heeft gedaan onder voorbehoud of protest of klacht ondermeer over de slechte communicatie. Door nu voor het eerst bij de commissie een klacht in te dienen op 11 december 2023 zonder alvorens tijdig een interne klacht in te dienen bij de advocaat en niet gebleken is dat de cliënte wat dit betreft in redelijkheid geen verwijt treft, zal de commissie de cliënte in haar klacht niet ontvankelijk verklaren.

Ten overvloede merkt de commissie op dat een inhoudelijke behandeling van de klacht niet tot een voor de cliënte andere uitkomst had geleid. Zoals hiervoor overwogen heeft de cliënte bewust gekozen zich te laten bijstaan op betalende basis en heeft da advocaat gemotiveerd betwist dat er sprake zou zijn van een slechte communicatie op grand waarvan de cliënte haar klacht op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd. Van schade door toedoen van de advocaat is niet gebleken. Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. I.L. Haverkate, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 15 juli 2024.