
Commissie: Advocatuur
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
129589/130607
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De klacht is te laat ingediend. De cliënt is niet-ontvankelijk in zijn klacht.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de advocaat.
Het geschil betreft de kwaliteit van de rechtsbijstand.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt heeft de advocaat ingeschakeld voor rechtsbijstand in verband met arbeidsrechtelijke geschillen.
De cliënt meent dat de advocaat de belangen van de cliënt heeft geschaad door haar optreden en de nalating daarvan. De advocaat zou belangrijke stukken niet tijdig hebben ingediend en heeft cruciale zaken niet naar voren gebracht, waardoor de uitkomst van de zaak negatief beïnvloed zou zijn. De cliënt verzoekt om toekenning van een schadevergoeding van € 37.218,33, althans het maximale bedrag dat toegekend kan worden door de commissie.
Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De advocaat heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat de cliënt de klacht te laat heeft ingediend bij de commissie en verzoekt de cliënt niet te ontvangen in zijn klacht.
Daarnaast stelt de advocaat zich op het standpunt dat de belangen van de cliënt gedegen zijn behartigd en dat zij daarin niet tekort is geschoten. Indien de commissie tot het oordeel komt dat de belangen niet naar behoren zijn behartigd, dan ontbreekt het causale verband tussen het handelen van de advocaat en de gestelde schade, nu het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden niet anders zou zijn uitgevallen als het gerechtshof de beslissing van het UWV had toegelaten als bewijsstuk.
Primair wordt verzocht om de cliënt niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair wordt verzocht de vordering van de cliënt af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
Nu door de advocaat het verzoek is gedaan aan de commissie de cliënt overeenkomstig artikel 7 van het reglement in zijn klacht niet-ontvankelijk te verklaren wegens overschrijding van de termijn van twaalf maanden na de schriftelijke afhandeling van de klacht door de advocaat, dient de commissie allereerst een beslissing te nemen ten aanzien van de ontvankelijkheid.
Door de cliënt is hiertegen aangevoerd dat hij niet van het bestaan van de klachtprocedure bij de commissie op de hoogte was. Hij is hier door de advocaat niet op gewezen.
De commissie maakt uit de ingebrachte stukken op dat de cliënt zijn klacht op 25 maart 2019 kenbaar heeft gemaakt aan de advocaat en dat deze klacht blijkens e-mailcorrespondentie van 2 juli 2019 door de advocaat is afgehandeld.
De commissie stelt verder vast dat de klacht op 6 september 2021 bij de commissie is binnengekomen.
Artikel 7 lid 2 onder c van het reglement van de commissie bepaalt – kort gezegd en voor zover nu van belang – dat de cliënt binnen 12 maanden na het schriftelijk afhandelen van de klacht door de advocaat, zijn klacht aanhangig had moeten maken bij de commissie om ontvangen te kunnen worden in zijn klacht door de commissie.
Met de advocaat is de commissie van oordeel dat de cliënt te laat is met het aanhangig maken van zijn klacht bij de commissie. De termijn van 12 maanden is ruim overschreden.
Het gevolg daarvan is dat de consument niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de klacht zoals ook is verzocht door de advocaat. Het betoog van de cliënt dat hij niet van het bestaan van de geschillencommissie op de hoogte was en de advocaat hem hierop had moeten wijzen, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu de advocaat heeft gesteld – hetgeen door de cliënt niet is ontkend – dat de cliënt op de hoogte was van de Algemene Voorwaarden van de advocaat waarin wordt gewezen op het bestaan van de geschillencommissie. De commissie geeft de advocaat in overweging na het doorlopen van een interne klachtenprocedure cliënten nog uitdrukkelijk te wijzen op de mogelijkheid van het indienen van een klacht bij de geschillencommissie. Dat dit nu is nagelaten, heeft echter geen civielrechtelijke consequenties voor de ontvankelijkheid van de klacht.
Nu de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard, komt de commissie niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht.
Ten overvloede overweegt de commissie nog op dat het er alle schijn van heeft dat een inhoudelijke behandeling van de klacht van de cliënt evenmin tot toewijzing van het gevorderde had kunnen leiden, zulks gelet op de – te magere en daarmede onvoldoende – onderbouwing door de cliënt enerzijds en anderzijds de gemotiveerde bestrijding daarvan door de advocaat.
Beslissing
De commissie:
verklaart de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk
Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. J. van der Groen, voorzitter, de heer mr. T.B.M. Kersten, mevrouw mr. drs. S. Euwema, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 16 februari 2022.