Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
192861/197420
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument heeft een overeenkomst gesloten met de ondernemer voor de opvang van haar zoon. Voorafgaand aan de start van de opvang hebben twee wenmomenten plaatsgevonden. De consument stelt dat de ondernemer onjuist heeft gehandeld door haar zoon tijdens deze momenten lange tijd achtereen te laten huilen; dit is voor hem een traumatische ervaring geweest. De ondernemer ontkent dat de zoon urenlang heeft gehuild. Voor de commissie staat niet vast wat er precies is gebeurd op de twee wendagen. Omdat de standpunten van partijen tegengesteld zijn aan elkaar en de stelling van de consument ook geen steun vindt in ander bewijs, kan de commissie niet vaststellen dat sprake is geweest van onjuist of nalatig handelen van de ondernemer.
De consument spreekt afwisselend van ‘opzegging’ en van ‘annulering’ van de overeenkomst. Van annulering is sprake wanneer de overeenkomst wordt beëindigd vóórdat de opvang feitelijk is begonnen. In deze zaak is de overeenkomst en de opvang al ingegaan. Er is daarom sprake van een opzegging van de overeenkomst. In de algemene voorwaarden van de ondernemer dient dan een opzegtermijn van één maand in acht te worden genomen. De ondernemer heeft de consument daarom op goede gronden aan deze opzegtermijn gehouden; die termijn was immers afgesproken tussen partijen en deze afspraak was voor de consument ook duidelijk. Partijen moeten zich aan gemaakte afspraken houden, behalve wanneer dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het is de commissie niet gebleken dat de ondernemer onjuist of nalatig heeft gehandeld. Dit betekent dat de consument aan de overeengekomen opzegtermijn is gebonden.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de door de ondernemer geboden kinderopvang.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft een overeenkomst gesloten met de ondernemer voor de opvang van haar zoon met ingang van 17 oktober 2022. Voorafgaand aan de start van de opvang hebben twee wenmomenten plaatsgevonden op 12 en 14 oktober. De vader van de zoon mocht hier niet bijblijven. De zoon van de consument heeft veel gehuild. Na drie uur heeft de ondernemer de vader gebeld met de vraag de zoon op te halen. Op de eerste officiële opvangdag was de zoon ziek. Op de tweede dag is hij naar de opvang gegaan. De consument is twee uur bij hem gebleven. De vader heeft de zoon aan het eind van de dag opgehaald. Daarna wilde de zoon niet meer terug naar de opvang. De consument wilde hem niet dwingen en daarom heeft de consument de opvang opgezegd. De zoon van de consument gaat nu naar een andere opvang, wat heel erg goed gaat. De consument stelt dat zij geen andere keuze had dan het contract te beëindigen, aangezien haar zoon ondanks de inspanningen van de consument en de vader weigerde terug te gaan naar het kinderdagverblijf.
De consument is van mening dat het trauma dat haar zoon opliep tijdens zijn eerste wendag bij de ondernemer een belangrijke reden vormt voor ontbinding van de overeenkomst. Alleen al deze belangrijke reden, die voornamelijk aan de ondernemer is toe te schrijven, stelt de consument vrij van de verplichting om de opzegkosten van het contract te betalen die neerkomen op de kinderopvangkosten voor één maand. Annuleringskosten zijn voor rekening van de ouders indien zij als enige verantwoordelijk zijn voor de annulering van het contract. In dit geval ligt de hoofdverantwoordelijkheid bij de ondernemer. Verder is de consument van mening dat haar zoon niet echt overgangstijd is aangeboden en dat komt vooral door het beleid van de ondernemer. De consument wenst de kosten voor de opvang van de eerste maand terug te ontvangen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer is een overeenkomst met de consument aangegaan voor de opvang van haar zoon.
Na twee wenmomenten, waarvan de consument aangeeft dat de zoon het eerste moment drie uur lang constant gehuild heeft en het tweede wenmoment twee uur lang constant gehuild heeft, heeft de consument zelf het contract ontbonden op 21 oktober 2022. Op het contract zit 1 maand opzegtermijn. Dit staat in de algemene voorwaarden maar ook nog eens op de overeenkomst. Ook heeft de ondernemer deze voorwaarde voordat de consument de overeenkomst digitaal ondertekende nog eens in een mail in het Engels voor haar vertaald.
Uiteraard is het beeld dat de consument schetst niet hoe de ondernemer met kinderen omgaat en dit is ook allesbehalve een eerlijke kijk op de kinderopvang en op de medewerkers. De ondernemer stopt heel veel tijd en energie in wenmomenten/nieuwe kinderen. Dit omdat in een relatief korte tijd een vertrouwensband moet worden opgebouwd met het kind maar vaak ook met de ouders. Uiteraard is een kind in het begin vaak verdrietig, maar dit gaat bij de meeste kinderen vaak snel over.
Bij sommige kinderen duurt het wat langer. Het is natuurlijk niet zo dat de zoon van de consument drie uur lang heeft gehuild. De medewerkers zijn continu bezig met wen/nieuwe kinderen en maken vaak een pedagogisch medewerker vrij om dit kind goed te begeleiden. Zo is dat ook bij de zoon van de consument gegaan. Hij heeft dus niet zo lang gehuild als de consument beweert. Dat de ondernemer ouders wegstuurt tijdens het wennen, zoals de consument stelt, is pertinent niet waar. Dit is altijd in overleg en uiteindelijk de eigen keuze van de ouders zelf.
Het ging volgens de pedagogisch medewerker tijdens de eerste wendag best goed. Na drie uur zijn de ouders gebeld. Niet omdat de zoon constant huilde maar omdat de eerste wendag altijd maar drie uur duurt. De tweede wendag was de zoon van de consument wel wat verdrietiger. De ouders zijn toen ook eerder gebeld. Tijdens het telefoongesprek met de consument heeft de ondernemer het hier over gehad en is voorgesteld om nog met haar fysiek in gesprek te gaan. Hier had de consument geen zin meer in en dit liet ze ook duidelijk blijken. De consument stelde dat het de schuld van de ondernemer is dat zij haar contract moest opzeggen en dat ze daarom ook de opzegtermijn niet in acht wilde nemen. Tot slot stelt de ondernemer in zijn verweerschrift dat de consument de klacht niet eerst bij de ondernemer kenbaar heeft gemaakt en de commissie daarom hierover geen uitspraak mag doen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Terzake de ontvankelijkheid
De ondernemer heeft aangegeven dat de commissie geen uitspraak mag doen in onderhavig geschil, nu de consument niet eerst bij de ondernemer heeft geklaagd. De commissie vat dit op als een verzoek van de ondernemer als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder a van het reglement van de commissie tot het niet ontvankelijk verklaren van de consument indien de consument niet eerst de klacht bij de ondernemer heeft ingediend.
Ter zitting heeft de consument aangegeven de klacht wel degelijk telefonisch met de ondernemer te hebben besproken. Ook treft de commissie in de stukken onder meer een e-mail aan van 23 oktober 2022 van de consument aan de aanbieder, waarin zij melding maakt van een officiële klacht tegen de ondernemer. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat de consument de klacht alvorens deze in te dienen bij de commissie bij de ondernemer heeft ingediend. Het verzoek van de ondernemer tot het niet-ontvankelijk verklaren van de consument wordt afgewezen.
Inhoudelijk
De commissie merkt allereerst op dat door de consument afwisselend gesproken wordt van ‘opzegging’ en van ‘annulering’ van de overeenkomst. Van annulering is sprake indien de overeenkomst wordt beëindigd alvorens de opvang is aangevangen. Daarvan is geen sprake, nu de overeenkomst is ingegaan op 17 oktober 2022 en de overeenkomst door de consument is opgezegd op 21 oktober 2022. Er is daarom sprake van een opzegging van de overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 10 van de Algemene Voorwaarden van de ondernemer.
Artikel 10 lid 1 van de Algemene Voorwaarden bepaalt dat de overeenkomst eindigt door (tussentijdse) opzegging door één van partijen. In lid 4 wordt aangegeven dat opzegging plaatsvindt door middel van een aan de andere partij gerichte gemotiveerde schriftelijke verklaring met inachtneming van een opzegtermijn van één maand, in geval van opzegging door de ouder. Tot slot geeft lid 5 van dit artikel aan dat gedurende de opzegtermijn de betalingsverplichting van de ouder voortduurt. De opzegtermijn gaat in op de datum waarop de ondernemer de verklaring van opzegging heeft ontvangen.
Door de consument is gesteld dat de ondernemer onjuist heeft gehandeld door de zoon van de consument lange tijd achtereen te laten huilen. Dit is volgens de consument voor de zoon een traumatische ervaring geweest en hij wilde hierdoor niet meer terug naar de ondernemer. Door de ondernemer wordt ontkend dat de zoon urenlang heeft gehuild. Voor de commissie staat niet vast wat er precies is gebeurd op de twee wendagen. Nu de standpunten van partijen tegengesteld zijn aan elkaar en de stelling van de consument ook geen steun vindt in ander bewijs, kan de commissie niet vaststellen dat sprake is geweest van onjuist of nalatig handelen van de ondernemer.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer de consument daarom op goede gronden aan de opzegtermijn van één maand heeft gehouden; die termijn was immers afgesproken tussen partijen en deze afspraak was voor de consument ook duidelijk. Partijen dienen zich in beginsel aan gemaakte afspraken te houden. Een tussen partijen gemaakte afspraak kan echter niet van toepassing zijn voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
Zoals hiervoor is aangegeven is de commissie niet gebleken dat de ondernemer onjuist of nalatig heeft gehandeld. In de gegeven omstandigheden is inachtneming van de opzegtermijn daarom niet onaanvaardbaar. Dit betekent dat de consument aan de overeengekomen opzegtermijn is gebonden.
De opzegging heeft schriftelijk plaatsgevonden op 21 oktober 2022, waardoor de overeenkomst met ingang van 22 november 2022 is beëindigd.
Uit de facturen die de commissie in het dossier heeft aangetroffen blijkt dat in eerste instantie de volledige kosten over de maand november in rekening zijn gebracht, maar hiervoor is op 22 oktober 2022 een creditfactuur verstuurd en zijn de kosten tot en met 21 november in rekening gebracht. De consument was derhalve aan de ondernemer terzake de opvang in de periode 21 oktober – 21 november 2022 verschuldigd een bedrag van € 925,52 welk bedrag ook is voldaan.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst af het door de consument verlangde.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Blom, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 3 april 2023.