Commissie: Advocatuur
Categorie: Opdracht
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
125190/126538
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De klacht gaat over meerdere onbetaalde facturen. De cliënt heeft geen verweer gevoerd. Het geschil is eerder aan de Rechtbank Amsterdam voorgelegd, die zich onbevoegd heeft verklaard om van de vordering kennis te nemen. De niet-weersproken vordering is toewijsbaar, nu deze niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt. Een deel van de gevorderde incassokosten zijn toegewezen aan de cliënt. De cliënt moet tevens de arbitragekosten betalen.
De uitspraak
mr. N. Schaar te Bussum, die in het onderhavige geschil als arbiter optreedt, heeft het volgende vonnis gewezen.
Verloop van de procedure
Op 14 juli 2021 heeft eiseres een geschil aanhangig gemaakt tegen verweerster.
Eiseres heeft afschriften overgelegd van haar declaraties van 17 januari en 22 maart 2018, die verweerster – ondanks herhaald verzoek tot voldoening – onbetaald heeft gelaten, reden waarom eiseres op grond van de in de opdrachtbevestiging opgenomen klachten- en geschillenregeling Advocatuur deze ter incasso heeft voorgelegd aan de commissie.
Eiseres verzoekt de commissie bij vonnis te beslissen dat cliënt aan eiseres dient te voldoen het bedrag van € 4.420,54 vermeerderd met de wettelijke rente van 2%, wat uitkomt op een totaalbedrag van € 4.508,96, vanaf 17 februari 2018 tot en met 9 juli 2021 en de wettelijke incassokosten van € 567,05 aan haar te vergoeden. Voorts verzoek eiseres de commissie om verweerster ingevolge artikel 22 van het Reglement geschillencommissie advocatuur te veroordelen in de vergoeding van de proceskosten aan eiseres.
De commissie heeft verweerster op 24 november 2021 bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst op de hoogte gesteld van onderhavig geschil dat eiseres bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Namens de commissie is verweerster bij deze brief in de gelegenheid gesteld om – onder invulling en retournering van het bij deze brief bijgevoegde vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van eiseres. Hierbij heeft de commissie tevens te kennen gegeven dat indien verweerster geen schriftelijk verweer voert, de voorzitter van de commissie – zonder partijen op te roepen voor een mondelinge behandeling – uitspraak doet door middel van een arbitraal vonnis, waarbij de voorzitter de vordering van eiseres zal toewijzen tenzij deze hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
De aan verweerster gegeven termijn waarbinnen hij verweer kon voeren, is verstreken zonder dat de commissie voornoemd vragenformulier retour mocht ontvangen. Evenmin heeft verweerster binnen deze termijn op enigerlei andere wijze verweer gevoerd. De commissie heeft daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de termijn voor het indienen van verweer conform artikel 28 lid 1 van het Reglement te bekorten.
Intrapost heeft de commissie bericht dat het aangetekend schrijven op 26 november 2021 bij verweerster is bezorgd.
Verweerster heeft ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld het standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt. De commissie heeft partijen d.d. 6 januari 2022 bericht dat het geschil door de voorzitter van de commissie zal worden afgedaan.
Gezien het vorenstaande heeft de voorzitter, bijgestaan door de heer mr. D.C.J. Frijlink fungerend als secretaris, overeenkomstig artikel 3, lid 4 van het Reglement het onderhavige geschil buiten aanwezigheid van partijen afgedaan.
Bevoegdheid arbiter en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiter berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de opdrachtbevestiging d.d. 20 september 2017, ondertekend op 25 september 2017, waarbij de algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard.
Op grond van de algemene voorwaarden kunnen alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen tussen advocaat en cliënt, aan de Geschillencommissie Advocatuur worden voorgelegd. Aldus is in beginsel voldaan aan de eis van artikel 1021 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).
Artikel 3 lid 4 juncto artikel 2 lid 1, sub c van het Reglement bepalen – voor zover hier relevant – dat geschillen betreffende de incasso van een of meer door eiseres aan verweerster verzonden declaraties waarin geen schriftelijk verweer is gevoerd, worden afgedaan door de voorzitter van de Geschillencommissie Advocatuur (hierna: de commissie).
De bevoegdheid van ondergetekende om het geschil tussen partijen als arbiter te beslechten is gezien het vorenstaande in beginsel gegeven. Gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement zal de voorzitter van de commissie beslissen als goede persoon naar billijkheid, waarbij hij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Voorts is van belang dat onderhavig declaratiegeschil in eerste instantie is voorgelegd aan de Rechtbank Amsterdam die zich bij vonnis van 9 augustus 2019 onbevoegd heeft verklaard om van de vordering van de eiseres kennis te nemen met als overweging dat partijen overeenstemming hebben dat zij het gerezen geschil aan de Geschillencommissie zullen voorleggen.
Als plaats van arbitrage is ’s-Gravenhage vastgesteld.
Beoordeling van het geschil
De voorzitter is van oordeel dat de niet-weersproken vordering, die hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, toewijsbaar is, zodat verweerster wordt veroordeeld aan eiseres een bedrag van € 4.420,54, terzake van de hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de onderliggende facturen tot aan het moment van algehele voldoening.
Eiseres heeft een bedrag van € 567,05 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Gelet op de daartoe gestelde incassoverrichtingen acht de voorzitter het redelijk hiervoor een bedrag van € 150,– toe te wijzen.
Wat betreft de arbitragekosten overweegt de voorzitter dat verweerster als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld zal worden tot betaling van de kosten van deze arbitrage, die worden begroot op € 90,75 voor het door de Stichting Geschillencommissies voor Consumentengeschillen (SGC) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiter.
Gelet op de beslissing wordt eiseres geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens verweerster te hebben voldaan. De voorzitter bepaalt voorts dat het bedrag dat eiseres ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerster tot betaling van deze kosten.
Beslissing
De voorzitter:
– wijst de vordering van [advocatenkantoor] toe en veroordeelt [cliënt] aan [advocatenkantoor] te voldoen een bedrag € 4.420,54 terzake van de hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de onderliggende facturen tot aan het moment van algehele voldoening;
– veroordeelt [cliënt] aan [advocatenkantoor] te voldoen een bedrag van € 150,– ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten;
– veroordeelt [cliënt] tot betaling aan [advocatenkantoor] van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 90,75;
– wijst het meer of anders verzochte af.
Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op en door de voorzitter van de Geschillencommissie Advocatuur ondertekend.