Niet voldoen aan de gestelde voorwaarden zorgt voor beëindiging opleiding

De Geschillencommissie




Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen    Categorie: Beëindiging overeenkomst / voorwaarden    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 393645/474982

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil vloeit voort uit enkele scholingsovereenkomsten tussen de ondernemer en consument in het kader van het opleidings- en subsidieprogramma Nederland Leert Door. Op deze overeenkomst waren de door de ondernemer gehanteerde algemene voorwaarden van toepassing. De consument is begonnen met een aantal cursussen, maar heeft deze niet kunnen afmaken, omdat zij, volgens de ondernemer, niet heeft voldaan aan de geldende voorwaarden. De consument stelt zich op het standpunt dat de ondernemer tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst door geen antwoord te geven op haar vragen, geen deugdelijk onderwijs te geven en toegang te onthouden tot onderwijs en examens. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de consument niet heeft voldaan aan de gestelde voorwaarden. Zij heeft namelijk de online modules niet op tijd afgerond en de ondernemer heeft haar meerdere malen gewezen op het risico dat zij niet aan de voorwaarden zou voldoen. De commissie is van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat voldoende is gebleken dat de consument niet aan alle gestelde voorwaarden heeft voldaan.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

De commissie stelt vast dat de klacht tijdig is ingediend. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 september 2024. Partijen hebben ter zitting (videoconferentie) hun standpunt toegelicht.

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 19 juli 2022 met de ondernemer tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het aanbieden van enkele cursussen op het gebied van de Wet financieel toezicht in het kader van het scholingsprogramma Nederland Leert Door met de daaraan gekoppelde subsidieregeling voor de som van €3.000,–.

De consument heeft de klacht eerst voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Ik heb op grond van de subsidieregeling Nederland Leert Door met de ondernemer (die toen nog onder een andere naam handelde) voor diverse cursussen (en examens) een scholingsovereenkomst gesloten. Dit zag op de cursussen Wft basis, Wft hypothecair krediet, Wft schade particulieren en Wft schade zakelijk.

Daarnaast zou ik de cursus Budgetcoach volgen.

Ik ben in juli 2022 aan mijn eerste cursussen begonnen. In eerste instantie verliep alles naar behoren. Het ging om e-learning en er stond een mogelijkheid open vragen te stellen via e-mail. Vaak werd geen inhoudelijk antwoord gegeven en werd ik verwezen naar het internet.

De cursus Wft basis heb ik met een negen weten af te ronden. Hierna ben ik verder gegaan met Wft hypothecair krediet. Ik heb een aantal vragen gesteld. Dit mede omdat de lesstof niet juist was en fouten bevatte. Kennelijk was de docent hier niet van gecharmeerd. Hij heeft gemeend mij op te moeten bellen met de mededeling dat ik de antwoorden op mijn vragen via zoekmachine Google moest vinden. Dat moest de docent immers zelf ook (hetgeen in mijn optiek iets zegt over diens competentie).

Dit heeft mij doen besluiten zelf lesstof aan te schaffen. Ik wilde immers wat leren.

Vóór 1 december 2022 had ik de lesstof van twee van de vier voornoemde cursussen moeten doorlopen. Ik had er drie doorlopen. Hier is echter een discussie over ontstaan, omdat ik het materiaal had gedownload.

Omdat de docent dit kennelijk niet via de online leeromgeving kon zien (en er dus ten onrechte van uitging dat ik niet aan de voorwaarde had voldaan), is besloten mij een aanvullende rekening te sturen. Dit onder het mom van ongeoorloofde uitloop. Los van het feit dat van uitloop geen sprake was, ben ik nimmer van mogelijke extra kosten op de hoogte gesteld. Ook ben ik hier pas ruim na 1 december 2022 op aangesproken.

Na 1 december 2022 is nogmaals aan mij aangegeven dat men niet bereid was mijn vragen te beantwoorden. Nadat ik na het maken van proeftentamens om uitleg vroeg, werd aan mij aangegeven dat mijn deelname aan de cursus zou worden beëindigd. Ik kreeg met langer de mogelijkheid alle cursussen, waarvoor reeds was betaald, af te ronden. De examens zijn mij onthouden. Daarnaast is ten onrechte getracht een factuur bij mij in rekening te brengen. Dit terwijl alle kosten reeds onder de subsidieregeling waren voldaan.

De reden voor beëindiging is kennelijk gelegen in het feit dat ik teveel vragen stelde en aandacht vroeg. In mijn optiek is dat geen geldige grond voor beëindiging. Daarbij benadruk ik dat ik door fouten in het cursusmateriaal meer vragen moest stellen en dat is aan de ondernemer te wijten. Daarnaast werd door de ondernemer géén verplichte vooropleiding geëist, zodat er rekening mee moet worden gehouden dat er deelnemers zijn die meer vragen hebben en niet kunnen volstaan met zelfstudie vanwege het ontbreken van achtergrondkennis. Wil/kan de ondernemer dit niet bieden, dan moet zij niet iedereen tot haar opleidingen toelaten en bepaalde vooropleidingseisen instellen. Dat heeft zij (in ieder geval in dit geval) niet gedaan.

Tussen de ondernemer en mij is sprake (geweest) van een scholingsovereenkomst. Dit is een civielrechtelijke overeenkomst. Het bestaan van deze overeenkomst levert voor de ondernemer verplichtingen op. Zo verbindt de ondernemer zich onder meer:

– toegang tot het onderwijs te bieden;

– toegang te bieden tot de examens;

– deugdelijk onderwijs te geven;

– adequate ondersteuning en begeleiding te bieden, en;

– adequaat in te grijpen indien de afnemer tegen problemen aanloopt die aan de zijde van de ondernemer liggen.

Ik stel me op het standpunt dat de ondernemer toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die voortkomen uit voornoemde scholingsovereenkomst. Zoals al uiteen is gezet, ziet die toerekenbare tekortkoming op de hiervoor genoemde aspecten.

Voorts heeft de ondernemer, zonder enige rechtsgrond, besloten de deelname van mij aan de opleiding voortijdig te beëindigen. Dat acht ik onrechtmatig, althans dient te worden opgevat als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de (scholings)overeenkomst.

Ik heb door dit verzuim schade geleden. Nu er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de ondernemer dient mijn schade op grond van artikel 6:74 BW aan mij te worden vergoed.

Ten gevolge van de hiervoor geschetste situatie heb ik tevergeefs aan voornoemde cursussen deelgenomen. Daarvoor heb ik het budget waarop ik op grond van de subsidieregeling recht had ingezet.

Dit is vergeefs geweest, nu ik niet in staat ben gesteld de cursussen af te ronden. Evenmin kan ik het reeds ingezette bedrag voor een andere cursus inzetten. Had ik geweten dat de ondernemer met zou (kunnen) nakomen, dan had ik het mij toekomende budget elders ingezet.

Ik heb de volgende bedragen uitgegeven:

vier cursussen Wft ad €1.500,–;

cursus Budgetcoach ad €1.500,–;

totaal €3.000,–.

Daarnaast heb ik, bij gebrek aan deugdelijk materiaal, zelf een studieboek aangeschaft. Ookdeze kosten zie ik als schadepost. De rekening hiervoor was €87,50.

De totale schade komt hiermee uit op een bedrag van €3.087,50.

Op grond van het hiervoor gestelde verzoek ik mijn klacht gegrond te verklaren en de ondernemer op te dragen met mij in gesprek te treden over een oplossing. Daarnaast wil ik dat de commissie de ondernemer adviseert mij tegemoet te komen in de door mij gemaakte kosten voor rechtsbijstand.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft gebruikgemaakt van de subsidieregeling NL Leert Door om een viertal opleidingen bij ons te volgen. In overeenstemming met de voorwaarden van deze regeling, heeft zij bij het bestellen van de opleidingen geen betalingen aan ons verricht. De opleidingskosten zouden direct door de overheid aan ons worden vergoed, mits zij aan de gestelde voorwaarden zou voldoen en de opleidingen naar behoren zou doorlopen. Dit is wat ons betreft het belangrijkste feit.

De bewering van de consument dat zij €3.000,– aan ons heeft betaald, is onjuist. Zij heeft op 12 februari 2023 een bedrag van €456,– naar ons overgemaakt, welke wij op 15 februari 2023 hebben teruggestort uit coulance voor de gehele situatie die speelde. Dit kwam voort uit de oorspronkelijke factuur die wij mevrouw hebben gestuurd op 23 januari 2023, gezien de voorwaarden van de scholingsovereenkomst waarbij er kosten voor de bestelde opleidingen zullen worden doorbelast aan de deelnemer indien zij niet aan de gestelde voorwaarden voldoet.

Wij hebben uiteindelijk de beslissing genomen om helemaal geen kosten aan de consument door te belasten, hoewel zij niet aan de subsidievoorwaarden voldeed. We hebben de consument dan ook uitgenodigd om een betaalbewijs aan te leveren waaruit blijkt dat ze wel een betaling heeft gedaan voor deze opleidingen, die niet door ons is teruggestort.

In onze reactie van 12 juli 2023, en in ons schikkingsvoorstel van 5 juli 2024, hebben wij dit nogmaals benadrukt, en gevraagd of we met gesloten beurzen uit elkaar kunnen gaan. Aangezien we op onze reactie van 12 juli 2023 geen antwoord hebben ontvangen, gingen wij er eigenlijk vanuit dat zij toen al akkoord waren met het schikkingsvoorstel.

De consument stelt dat er geen antwoord werd gegeven op de vragen die zij stelde en dat zij naar het internet werd verwezen. Het ging echter niet om ‘een aantal vragen’. Wij hebben meer dan 150 e-mails en uren aan telefoontjes met vaak meerdere vragen van haar ontvangen in een tijdsbestek van vier maanden. In oktober 2022 is haar netjes verzocht om iets kritischer te zijn op het niveau van de vragen, aangezien er regelmatig vragen gesteld werden die letterlijk in de lesstof terug te vinden waren. Toen dit niets uithaalde is er in december 2022 met mevrouw gecommuniceerd dat we helaas genoodzaakt waren om te stoppen met het beantwoorden van al haar vragen.

Meermalen is de consument erop gewezen dat zij het risico liep om niet aan de voorwaarden te voldoen, wat ten gevolge zou hebben dat de kosten voor de opleidingen aan haar doorbelast zouden worden. Zo diende de cursist binnen bepaalde tijd een bepaald aantal uren aan (digitale) scholing te volgen, maar aan die voorwaarde heeft de consument niet voldaan. In de Algemene voorwaarden is hieromtrent bepaald dat de consument binnen één maand na besteldatum de e-learning in de online leeromgeving voor minimaal 40% moet hebben doorlopen en dat voor 17 maart minimaal 80% van de e-learning moet zijn doorlopen om deze succesvol te kunnen afronden. Aan die voorwaarden heeft de consument echter niet op voor ons kenbare wijze voldaan. Met betrekking tot de overmatige vragen die zij stelde is zij er ook op gewezen dat zij de examentraining moest volgen om aan de voorwaarden van de subsidie te voldoen, waar zij ook haar vragen kon stellen aan de docent. Ondanks onze herhaalde waarschuwingen en begeleiding heeft zij niet aan deze voorwaarden voldaan.

Hoewel wij gerechtigd waren om de kosten voor de opleidingen aan haar door te belasten, hebben wij ervoor gekozen dit niet te doen. We hebben al veel tijd en energie in deze zaak gestoken en menen in deze situatie hebben gehandeld naar ons beste kunnen en de consument niets verschuldigd zijn.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Tussen partijen is niet in geschil dat er sprake is van enkele scholingsovereenkomsten in het kader van het opleidings- en subsidieprogramma Nederland Leert Door. Ook is niet in geschil dat de door de ondernemer te dien aanzien gehanteerde algemene voorwaarden op die overeenkomsten van toepassing waren.

Uit hetgeen partijen in het dossier hebben opgenomen en hetgeen ter zitting is besproken leidt de commissie af dat de consument niet aan de gehanteerde (subsidie)voorwaarden heeft voldaan nu haar studievoortgang onvoldoende was en ieder geval onvoldoende kenbaar was voor de ondernemer. Daarbij geldt dat de ondernemer in het kader van dit speciale opleidings- en subsidieprogramma aan de subsidiegever – het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – inzichtelijk diende te maken dat de cursisten aan de gestelde voorwaarden hadden voldaan en anders geen subsidie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zou ontvangen.

Anders dan de consument meent komt haar niet een scholingsbudget toe dat zij vrijelijk kon besteden. Er was hier sprake van een aan voorwaarden gebonden subsidie die inhield dat als de cursist aan de door het ministerie gestelde voorwaarden voldeed de ondernemer als opleider de daarmee gemoeide kosten van het ministerie zou ontvangen en dat als de cursist niet aan de gestelde voorwaarden voldeed de kosten bij deze in rekening zouden worden gebracht. Het is voldoende gebleken dat de consument niet aan alle gestelde voorwaarden heeft voldaan.

Duidelijk is dat de ondernemer er -in afwijking van de algemene voorwaarden ten gunste van de consument- voor gekozen heeft die kosten niet bij de consument in rekening te brengen maar uit te gaan van verrekening met gesloten beurzen.

Tot slot wijst de commissie erop dat de betreffende modules waarvoor de consument zich had ingeschreven geen specifieke vooropleidingseisen stelden. Dat betekent dat de ondernemer als opleider het risico loopt te maken te krijgen met een cursist die de stof niet kan overzien en meer vragen stelt dan gebruikelijk is.

De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit de heer prof. mr. A.W. Jongbloed, voorzitter, de heer C. Broers , mevrouw J.M.A. van Haren , leden, op 2 september 2024.