Nietige tussentijdse opzegging door de ondernemer.

De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Huurovereenkomst m.b.t. vaste standplaatsen    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REC03-0023

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft het bouwen van een vlonder zonder toestemming van de ondernemer en opzegging door de ondernemer wegens overtreding van de gedragsregels.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument huurt een standplaats bij de ondernemer waarop zij een bungalow geplaatst houdt. In september 2002 heeft de consument een vlechthek en vlonders laten aanbrengen. Zij koos voor vlonders omdat het terrein rond haar bungalow vol kuilen en gaten zit en er een grote boomstronk aanwezig is. Bovendien loopt de grond schuin af naar de sloot en kan met vlonders het hoogteverschil worden weggewerkt. De consument heeft hiervoor geen voorafgaande toestemming gevraagd aan de ondernemer, zoals wordt voorgeschreven in artikel 4 lid 3 van de toepasselijke Recron-voorwaarden vaste plaatsen. Zij heeft deze bepaling helaas over het hoofd gezien. Wel heeft zij het Huishoudelijk Reglement geraadpleegd. Daarin staat echter alleen vermeld dat sierbestrating niet is toegestaan, over vlonders wordt niets gezegd. De consument heeft de ondernemer haar excuses aangeboden en alsnog toestemming gevraagd. Zij heeft de ondernemer er op gewezen dat naar haar mening de vlonders een zeer milieuvriendelijke oplossing vormen. Bovendien is het lopen voor de consument over ongelijk terrein zeer bezwaarlijk, omdat zij gehandicapt is aan haar enkel na een zwaar ongeval. Door het aanbrengen van vlonders wordt het risico van een val sterk verminderd. Het vlechthek heeft zij laten verwijderen. Vervolgens werd er een langdurige correspondentie gevoerd tussen de raadsman van de consument en de ondernemer. Helaas lukte het niet om met de ondernemer tot overeenstemming te komen. De ondernemer ging niet inhoudelijk op de vele argumenten van de consument in en eist dat de vlonders afgebroken worden. De consument meent dat deze eis niet redelijk is. De vlonders zijn vanaf de straatkant niet te zien, zij bevinden zich aan de achterzijde van de bungalows waarachter een weiland ligt. Afbraak betekent een grote kapitaalvernietiging. De consument verzoekt de commissie dit geschil te beoordelen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Zij wijst op artikel 215 van de nieuwe Huurwet. Zij meent dat deze bepaling die van toepassing is op een gehuurde woning naar analogie toegepast zou moeten worden op de gehuurde standplaats. Zij is bereid een deel van de vlonders af te breken in verband met het schouwpad waarvan ze overigens nog nooit had gehoord. Nadat de consument bovengenoemd geschil aan de commissie had voorgelegd, heeft de ondernemer de overeenkomst tussentijds opgezegd omdat de consument een aantal gedragsregels zou hebben overtreden. Het gaat om de volgende regels: 1. De consument zou haar standplaats niet winterklaar hebben gemaakt, zoals is voorgeschreven in artikel 17 k van het reglement. Zij heeft niet haar terrasmeubilair opgeborgen, omdat zij hardhouten terrasmeubels heeft die ’s winters buiten kunnen blijven en dan een mooie aanblik vormen. Ook heeft zij wat potten met winterharde planten in de tuin laten staan. Voor de rest is de plaats wel naar behoren opgeruimd. 2. Er heeft één nacht een gast in haar bungalow verbleven zonder voorafgaande melding. De volgende morgen heeft hij zich echter wel direct gemeld en het bezoekerstarief betaald, zoals blijkt uit de door de consument overgelegde verklaring. 3. Gedurende de tijd dat de consument in Spanje verblijft, staat haar auto geparkeerd naast haar bungalow. De ondernemer zegt nu dat dit niet is toegestaan op grond van artikel 14 c van het reglement dat bepaalt dat het niet geoorloofd is een auto te stallen op het terrein. De consument heeft niet begrepen dat daarmee ook de standplaats wordt bedoeld. 4. De ondernemer sprak haar aan over een buitenlamp die een te fel schijnsel zou geven. Die lamp zat er al toen de consument de bungalow kocht. Zij heeft de lamp verwijderd. 5. De ondernemer bracht haar een bedrag van € 47,50 in rekening omdat zij het hondje van de buren op bezoek had. Zij heeft zelf geen hond. Later is dit bedrag verhoogd tot € 54,30. Ter zitting deelt de consument mee dat indien het bedrag van € 54,30 geen betrekking heeft op de vergoeding voor het verblijf van een hond, maar dit bedrag te weinig werd betaald aan huurkosten, dit vermoedelijk bankkosten zijn die in mindering zijn gebracht. De consument heeft dit bedrag bij de commissie gedeponeerd. De consument verzoekt de commissie de tussentijdse opzegging te toetsen aan redelijkheid en billijkheid.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument huurt sinds december 2001 een standplaats bij de ondernemer. In september 2002 heeft zij zonder toestemming van de ondernemer en dus in strijd met artikel 4 lid 3 van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen een vlonder, bordes en vlechtscherm geplaatst. Het vlechtscherm is inmiddels verwijderd, maar de vlonder en bordes nog niet. De ondernemer is niet bereid alsnog toestemming te geven voor de vlonder en bordes, omdat deze niet passen in zijn beleid. De bungalow ligt in een natuurgedeelte. De natuurlijke uitstraling moet zoveel mogelijk behouden blijven. Bovendien ligt achter het chalet een zogenaamd schouwpad van circa 5 meter. De vlonder ligt daar overheen. Op dit schouwpad moet in de winter bij het schouwen van de watergangen specie neergelegd kunnen worden. De handicap van de consument vindt de ondernemer geen reden om toch toestemming te geven, omdat de consument wist in welke staat het terrein rond de bungalow zich bevond, toen zij de bungalow kocht. Op 26 maart 2003 heeft de ondernemer de overeenkomst tussentijds beëindigd omdat de consument bij voortduring de regels van het huishoudelijk reglement overtreedt. De ondernemer meent dat er een verschil is tussen parkeren en stallen. Van stallen is sprake, indien een auto op de standplaats staat terwijl de consument zelf niet in de bungalow verblijft. Onder terrein moet de gehele camping, dus inclusief standplaatsen worden verstaan.   Het bedrag van € 54,30 heeft niet betrekking op de vergoeding voor het verblijf van een hond. De consument betaalde dit bedrag te weinig toen zij de huursom voldeed. De ondernemer vindt het niet vreemd dat hij dacht dat het hondje dat op bezoek was bij de consument aan haar toebehoorde, omdat op de huurovereenkomst wordt vermeld dat er sprake is van een hond. De ondernemer is niet bereid de opzegging terug te nemen.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Met betrekking tot de vlonders Partijen zijn het er over eens dat de consument vooraf toestemming had behoren te vragen voor het aanbrengen van de vlonders op grond van artikel 3 lid 4 van de Recron-voorwaarden vaste plaatsen 1998. Nu dat niet is gebeurd, is de vraag of de ondernemer een redelijk belang heeft bij zijn eis tot verwijdering van deze vlonders, afgezet tegen het kennelijke belang dat de consument heeft bij de aanwezigheid van de vlonders en de hoge kosten verbonden aan de afbraak. Voorop staat dat het ter beoordeling van de ondernemer is welk aanzien hij zijn terrein wil geven. In beginsel hebben de recreanten zich te houden aan het beleid van de ondernemer. De commissie heeft de foto’s van de vlonders bestudeerd en meent dat de vlonders opvallend aanwezig zijn. De commissie kan daarom begrijpen dat de ondernemer die de natuurlijke waarden van zijn terrein tracht te bevorderen, van mening is dat deze vlonders niet passend zijn en afbreuk doen aan de natuurlijke uitstraling van het terrein, ook al zijn de vlonders op zichzelf milieuvriendelijk. De commissie is dan ook van oordeel dat de ondernemer niet zonder redelijk belang de verwijdering van de vlonders eist en dat de consument dus aan deze eis moet voldoen. De commissie meent dat artikel 215 van de Huurwet niet naar analogie toegepast dient te worden, omdat de achtergrond van de bepaling met betrekking tot het aanbrengen van wijzigingen in woonhuizen een geheel andere is dan de reden voor het stellen van eisen aan de uitrusting van standplaatsen op een kampeerterrein.   Met betrekking tot de tussentijdse opzegging Op grond van artikel 14 lid 1 van de Recron-voorwaarden heeft de ondernemer het recht de overeenkomst tussentijds te beëindigen indien de recreant (of een logé) de gedragsregels ondanks voorafgaande schriftelijke waarschuwing niet behoorlijk naleeft en wel in zodanige mate dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van de ondernemer niet kan worden gevergd dat de overeenkomst wordt voortgezet. De commissie constateert dat sprake is geweest van overtreding van de regels en dat er herhaalde malen schriftelijke waarschuwingen door de ondernemer zijn gegeven. Het niet voldoen aan de eis de vlonders af te breken kan echter geen reden vormen voor opzegging, omdat de consument dit geschil op het moment van de opzegging reeds aan de commissie had voorgelegd. De ondernemer dient dus de uitspraak hierover af te wachten. De commissie meent dat de ernst van de overige overtredingen niet zodanig is dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid opzegging van de overeenkomst gerechtvaardigd is. De commissie is derhalve van oordeel dat de opzegging nietig is. Bij opnieuw herhaalde overtreding van de regels, ook al gaat het om “kleine” overtredingen, kan echter het moment aanbreken dat niet langer van de ondernemer gevergd kan worden dat de overeenkomst wordt voortgezet. Ook het stallingverbod van de auto dient te worden nageleefd nu de ondernemer heeft duidelijk gemaakt hoe het reglement op dit punt uitgelegd moet worden.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De tussentijdse opzegging van de overeenkomst door de ondernemer is nietig.   De consument is gehouden binnen 6 weken na de verzenddatum van dit bindend advies de vlonders af te breken.   De commissie wijst het meer of anders verlangde af.   Het depotbedrag zal door de commissie aan de ondernemer worden overgemaakt.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 3 juli 2003.