Notaris handelt onzorgvuldig bij berekenen erfdelen

De Geschillencommissie




Commissie: Notariaat    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen / Notaris    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 432774/473463

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft het handelen van de notaris bij de erfverdeling van de nalatenschap van de overleden echtgenoot van de cliënte. De Cliënte stelt zich op het standpunt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij het berekenen van de erfdelen, omdat hij geen rekening heeft gehouden met de huwelijkse voorwaarden, geen stukken heeft opgevraagd en berekeningen heeft gemaakt zonder te beschikken over de benodigde informatie.  Zij verlangt hiervoor een schadevergoeding. De notaris stelt zich op het standpunt dat hij wel zorgvuldig heeft gehandeld. De commissie verklaart de klacht gegrond en stelt dat de notaris inderdaad onzorgvuldig heeft gehandeld. Hij heeft geen onderzoek gedaan naar de ten huwelijk gebrachte goederen en ten onrechte verondersteld dat de legaten gelijk stonden aan de waarde van deze goederen.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het handelen van de notaris bij de erfverdeling van de nalatenschap van de overleden echtgenoot van de cliënte.

Standpunt van de cliënte

Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit erop neer dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij de erfverdeling van de nalatenschap van haar overleden echtgenoot. De cliënte voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

  1. Huwelijkse voorwaarden

De notaris weigerde zich bij de berekening van de erfdelen te houden aan de huwelijkse voorwaarden van de cliënte en haar overleden echtgenote (hierna: de huwelijkse voorwaarden), hetgeen grote invloed heeft op de hoogte van de nalatenschap en uiteindelijk de erfverdeling. Zoals beschreven in artikel 8 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden dient de notaris de ten huwelijk aangebrachte goederen in mindering te brengen op het verrekenbeding. De notaris heeft dit niet gedaan, ondanks dat hij hier meerdere keren op gewezen is. De cliënte wordt hierdoor financieel benadeeld omdat haar huwelijkse aanbrengsten fors hoger waren dan die van haar overleden echtgenoot. Dat de erfgenamen en de cliënte hebben besloten de huwelijkse aanbrengsten te vervangen door het legaat uit het testament, zoals de notaris in zijn e-mail van 5 maart 2024 stelt, bestrijdt de cliënte ten stelligste.

  1. Stukken opvragen

De notaris heeft ook niet bij de cliënte stukken opgevraagd om de ten huwelijk aangebrachte goederen (en de rendementen die daaruit voortvloeiden) aan te tonen, terwijl de cliënte hem hier in totaal vier keer aan heeft herinnerd.

  1. Op de hoogte stellen van huwelijkse voorwaarden

Daarbij komt dat de cliënte tot 18 maart 2024 niet op de hoogte is gesteld door de notaris van de impact van de huwelijkse voorwaarden op de erfafwikkeling, terwijl de notaris al vanaf 5 maart 2024 beschikte over de huwelijkse voorwaarden. Dat de notaris al twee weken eerder over de huwelijkse voorwaarden beschikte volgt uit de e-mail van 5 maart 2024 van de notaris. De cliënte had hierdoor financieel in de problemen kunnen komen, omdat de cliënte in de tussentijd in onderhandeling was over de aankoop van een woning op basis van verouderde aannames over haar vermogen. Op de dag dat de verkoop van de woning van de cliënte definitief was en de cliënte overeenstemming had bereikt over de aankoop van een nieuwe woning, werd zij pas op de hoogte gesteld van de gevolgen van de huwelijkse voorwaarden door de notaris.

  1. De berekeningen

Verder volgt uit de urenspecificatie van de notaris dat hij drie maal voortijdig een berekening heeft uitgevoerd. De eerste berekening was voordat de notaris de informatie verzocht van de e-mail van 5 maart 2024 op basis waarvan hij de berekening wilde uitvoeren. De tweede berekening was voordat de notaris de huwelijkse aanbrengsten van de overleden echtgenoot had ontvangen. Door de cliënte was in de mail van 19 maart 2024 duidelijk gecommuniceerd aan de notaris dat hij op die informatie moest wachten. En de derde berekening was naar aanleiding van de door de cliënte opgespoorde gegevens met betrekking tot de verkoop van de agentschappen en een fiscaal rapport. De notaris heeft de cliënte hierdoor onnodig op hoge kosten gejaagd. Daarnaast heeft de cliënte haar twijfels bij de tijdsbesteding van de tweede en derde berekeningen, nu de notaris had aangegeven dat de berekeningen in Excel worden gemaakt en de wijziging van input snel nieuwe resultaten geeft.

Nadat de cliënte herhaaldelijk (tevergeefs) haar zorgen en bezwaren uitvoerig heeft toegelicht aan de notaris, heeft zij aan de notaris gevraagd om de berekening on hold te zetten om juridisch advies in te winnen. De notaris heeft toen de opdracht teruggegeven aan de cliënte en een factuur voor zijn verrichte werkzaamheden gestuurd van € 4.410,45 (inclusief BTW).

De cliënte verzoekt de commissie om:

1) de factuur van de notaris nietig te verklaren; en

2) te bepalen dat de notaris aan de cliënte € 1.310,26 aan juridische kosten van de juridisch adviseur dient te vergoeden.

Standpunt van de notaris

Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit erop neer dat de notaris zorgvuldig heeft gehandeld. Hij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.

De opdracht

De opdracht van de cliënte betrof het vaststellen van erfdelen op basis van een ingewikkeld testament en ingewikkelde familieverhoudingen, waarbij de erven het op voorhand niet met elkaar eens waren. De notaris benadrukt daarbij dat zijn conclusie slechts een mening is en geen rechterlijke uitspraak waar mensen zich aan moeten houden. De conclusie dient als opmaat voor een vaststellingsovereenkomst waarin ieders aandeel is vastgelegd. Deze vaststellingsovereenkomst zal door iedere betrokkene ondertekend moeten worden om geldigheid te verkrijgen. Zover is het echter nooit gekomen. Nadat de cliënte het vermoeden kreeg dat de uitleg van de huwelijkse voorwaarden niet geheel volgens haar wens zou verlopen heeft ze de opdracht willen beëindigen. De notaris heeft hierdoor ook geen definitief advies kunnen uitbrengen.

  1. Huwelijkse voorwaarden

Met betrekking tot de huwelijkse voorwaarden heeft de notaris het volgende naar voren gebracht.

De notaris heeft de huwelijkse voorwaarden opgevraagd bij de rechtbank. Deze waren niet in het Centraal Testamenten Register vermeld, waardoor de notaris er op voorhand vanuit mocht gaan dat de voorwaarden geen finaal verrekenbeding bevatten. Nadat de voorwaarden zijn opgevraagd is gebleken dat er toch een finaal verrekenbeding bij overlijden is opgenomen. De huwelijkse voorwaarden bepalen dat er geen sprake is van gemeenschap van goederen. Door het finaal verrekenbeding bij overlijden worden het privévermogen van beide echtgenoten en het gezamenlijke vermogen, rekenkundig gemeenschappelijk gemaakt. De uitzondering hierop zijn de aanbrengsten vermeld op de lijst van aanbrengsten. Door het finaal verrekenbeding moet dus worden afgerekend als ware getrouwd in gemeenschap van goederen, met uitzondering van de aangebrachte goederen. Deze aanbrengsten zijn niet meer aanwezig, maar partijen hebben zich vanaf het begin op het standpunt gesteld dat de waarde van die aanbrengsten, die beschouwd worden als privévermogen van de overleden echtgenoot, € 30.000 bedraagt. Kennelijk is daarom het legaat in het testament opgenomen.

Kanttekening die de notaris daarbij maakt is dat het legaat naar zijn mening leidt tot een gedeeltelijke dubbele verkrijging voor de kinderen van de overleden echtgenoot. De indruk is dat bij het opstellen van het testament niet gekeken is naar de geldende huwelijkse voorwaarden. Die indruk wordt versterkt door de mededeling van de cliënte dat zij “enigszins verbijsterd” is door de inhoud van de huwelijkse voorwaarden omdat zij al die jaren gedacht heeft dat er geen gemeenschappelijk vermogen zou zijn (behalve de gezamenlijk aangekochte woning). De cliënte gaf aan dat zij de inhoud en consequenties van de finale verrekenbedingen in de huwelijkse voorwaarden niet kende en dat dit indertijd niet is toegelicht. Tenslotte gaf zij aan dat de huwelijkse voorwaarden op dat punt niet haar wens weergeeft. Dit standpunt is begrijpelijk, maar kan niet tot de conclusie leiden dat de notaris met zijn werkzaamheden schade heeft veroorzaakt.

  1. Stukken opvragen

De inhoud van de huwelijkse voorwaarden was zeer verrassend voor de notaris. Dat de notaris vervolgens vraagt om een opgave van privévermogen is logisch. Partijen hebben altijd aangegeven dat de overleden echtgenoot, naast de gelegateerde bankrekening en de waarde van de aanbrengsten geen privévermogen had, zodat de notaris op dat moment daarover niet verder hoefde te vragen. Het privévermogen van de cliënte was niet bekend. Achteraf bleek dat dit aanzienlijk was.

  1. Op de hoogte stellen van huwelijkse voorwaarden

De periode tussen het opvragen van de huwelijkse voorwaarden en het inhoudelijk informeren over de inhoud daarvan is volgens de notaris niet als heel lang te beschouwen, zeker niet gezien voornoemde verrassende ontwikkelingen.

Geen schade

De notaris heeft terecht het factuurbedrag bij de cliënte in rekening gebracht voor zijn verrichte werkzaamheden. De cliënte bestrijdt immers niet de geldigheid van de opdracht, de hoogte van de gehanteerde uurtarieven en het aantal in rekening gebrachte uren. De notaris wijst daarnaast de aansprakelijkheid voor welke schade dan ook af. Aangezien de notaris geen advies heeft uitgebracht is er ook geen schade, nog daargelaten dat een advies op zichzelf geen schade veroorzaakt. Er zou hooguit schade kunnen ontstaan door onjuist advies over het opstellen van het testament en de huwelijkse voorwaarden, maar de notaris heeft niet over deze zaken geadviseerd.

De notaris verzoekt de commissie daarom om de klacht af te wijzen.

Beoordeling van het geschil

Nagekomen stukken van de cliënte

De commissie zal de stukken die de cliënte één dag voor de zitting heeft overgelegd bij de beoordeling van de klacht buiten beschouwing laten, nu deze te laat zijn ingediend voor kennisneming door de notaris en de commissie. De commissie heeft dit ook ter zitting aan de cliënte laten weten.

Inleiding beoordeling klacht

De echtgenoot van de cliënte is overleden op 28 september 2023. In het testament van de overleden echtgenoot zijn onder bezwaar van legaten benoemd tot erfgenaam: de zoon van de cliënte en de twee kinderen van de overleden echtgenoot uit zijn vorige huwelijk. De cliënte heeft in haar hoedanigheid van executeur de notaris aangesteld als boedelnotaris voor de berekening van de erfdelen. In geschil is of de notaris zorgvuldig heeft gehandeld. De commissie zal deze vraag beoordelen aan de hand van het volgende juridisch kader.

Juridisch kader

De maatstaf die in de rechtspraak wordt aangehouden is of de beroepsbeoefenaar heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. Voor een notaris betekent dit (onder meer) dat zij de belangen van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid moet behartigen (ex artikel 17 lid 1 Wna).

Huwelijkse voorwaarden – klachtonderdeel 1

De cliënte stelt dat de notaris bij de berekening van de erfdelen onterecht geen rekening heeft gehouden met artikel 8 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden.

De commissie stelt vast dat in artikel 8 van de huwelijkse voorwaarden het volgende is bepaald:

“Eindverrekening bij overlijden

Artikel 8

  1. Ingeval van ontbinding van het huwelijk door overlijden zullen de echtgenoten de waarde van hun vermogens verrekenen alsof tussen hen de wettelijke algehele gemeenschap van goederen had bestaan. De verrekening vindt plaats op de in artikel 9 aan te geven wijze.
  2. Bij de vaststelling van de waarde van ieders vermogen blijven buiten aanmerking:

– de ten huwelijk aangebrachte goederen;

– de door erfrecht of gift verkregen goederen;

– de vermogensbestanddelen voor zover die door zaaksvervanging in de plaats van de ten huwelijk aangebrachte of door erfrecht of gift verkregen goederen zijn gekomen, in evenredigheid van het bedrag van de investering.”

Verder stelt de commissie vast dat de notaris aan de cliënte en de erfgenamen in een e-mail van 5 maart 2024 heeft geschreven:

“Zoals ik heb begrepen is de inbreng in onderling overleg vastgesteld en ook als legaat opgenomen in ieders testament. De waarde van deze inbreng komt in de plaats van de lijst van aanbrengsten die aangehecht is aan de huwelijkse voorwaarden. Ik heb begrepen dat over de hoogte van ieders inbreng geen discussie is. Ik ga uit van de volgende bedragen:

– Cliënte: € 70.000,–

– Overleden echtgenoot: € 30.000,–

– Gezamenlijke inbreng: € 24.442,16 (ieder de helft).”

De commissie begrijpt uit het verweer van de notaris en voornoemde e-mail dat de notaris ervan uit is gegaan dat de bedragen uit de legaten in de plaats komen van de lijst van aanbrengsten die aangehecht is aan de huwelijkse voorwaarden. De commissie is van oordeel dat de notaris onvoldoende gemotiveerd heeft waaruit blijkt dat de legaten verband houden met de ten huwelijk aangebrachte goederen. De commissie heeft ook niet de gelegenheid gehad om de notaris te vragen dit nader toe te lichten, nu hij niet ter zitting is verschenen. Het had op de weg van de notaris gelegen om dit aan de hand van stukken aan te tonen. Hij heeft dat niet gedaan en volhard in zijn verweer dat “kennelijk daarom het legaat in het testament is opgenomen”. Daarmee heeft de notaris zijn verweer ten aanzien van alle klachtonderdelen onvoldoende onderbouwd en wordt dit door de commissie niet overgenomen.

Naar het oordeel van de commissie heeft de notaris dan ook onzorgvuldig gehandeld bij de uitvoering van de opdracht om de erfdelen te berekenen. Immers, voordat men aan verdeling van de nalatenschap toekomt dient eerst te worden vastgesteld wat de hoogte van de nalatenschap is. De hoogte van de nalatenschap wordt bepaald door de waarde van de vermogens van de cliënte en haar overleden echtgenoot conform de huwelijkse voorwaarden te verdelen. Ingevolge artikel 8 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden blijven hierbij de ten huwelijk aangebrachte goederen buiten aanmerking. De notaris heeft deze berekening van de hoogte van de nalatenschap niet zorgvuldig gedaan, nu hij geen onderzoek heeft gedaan naar de ten huwelijk aangebrachte goederen en (zonder verklaring daartoe) ervan uit is gegaan dat de bedragen uit de legaten gelijk staan aan de ten huwelijk aangebrachte goederen. De notaris heeft dan ook niet gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. De commissie zal daarom bepalen dat klachtonderdeel 1 slaagt.

Opvragen stukken, op de hoogte stellen van huwelijkse voorwaarden en de berekeningen – klachtonderdelen 2, 3 en 4

Verder constateert de commissie dat de overige klachtonderdelen in wezen samenhangen met klachtonderdeel 1, welke hiervoor is behandeld. De notaris heeft geen stukken opgevraagd die de ten huwelijk aangebrachte goederen aantonen, al berekeningen gedaan zonder deze stukken en de huwelijkse voorwaarden later gestuurd, omdat hij (onterecht) ervan uit ging dat er geen discussie was over de hoogte van de te huwelijk ingebrachte goederen en de impact van artikel 8 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden op de nalatenschap. Deze klachtenonderdelen slagen dan ook.

Factuur notaris

De cliënte verzoekt de commissie om de factuur van de notaris ter hoogte van € 4.410,45 nietig te verklaren. Gelet op het oordeel van de commissie dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld door (proef)berekeningen te maken op basis van een onvolledig onderzoek, namelijk zonder stukken die de waarde van de ten huwelijk aangebrachte goederen aantonen, ziet de commissie aanleiding om te bepalen dat de notaris 2,5 uren (€ 680,63) aan berekeningen onterecht in rekening heeft gebracht. Dat er enige proefberekeningen zijn geweest acht de commissie logisch, maar dat de notaris niet heeft gewacht op gegevens terwijl hier duidelijk op gewezen is en dat de berekeningen steeds meer tijd in beslag namen terwijl enkel de gegevens moesten worden aangepast dient voor rekening van de notaris te komen. De cliënte dient in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van haar overleden echtgenoot dan ook slechts € 3.729,82 (€ 4.410,45 – € 680,63) te betalen van de factuur van de notaris.

Juridische kosten

Als onbetwist is komen vast te staan dat de cliënte € 1.310,26 aan kosten heeft gemaakt om van haar juridisch adviseur advies te krijgen over het handelen van de notaris. De commissie ziet gelet op haar oordeel dat de notaris bij de berekening van de erfdelen niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht, aanleiding om te bepalen dat de notaris € 500,– van deze kosten dient te vergoeden.

Depot

De cliënte heeft € 4.410,45 in depot gestort bij de commissie. De conclusie uit het voorgaande is dat:

– de cliënte in haar hoedanigheid van executeur van de nalatenschap van haar overleden echtgenoot € 3.729,83 verschuldigd is aan de notaris voor de door hem verrichte werkzaamheden;

– de notaris € 500,– van de juridische kosten van de cliënte dient te vergoeden.

Dit betekent dat van het depot € 3.229,82 (€ 3.729,83 – € 500,–) wordt uitbetaald aan de notaris. De rest van het depot, zijnde € 1.180,63 (€ 680,63 + € 500,–), wordt uitbetaald aan de cliënte, waarvan € 680,63 in haar hoedanigheid van executeur en € 500,– aan haar privé.

Klachtengeld en behandelingskosten

De commissie is van oordeel dat het door de cliënte betaalde klachtengeld voor rekening van de notaris dient te komen, nu de klacht van de cliënte gegrond wordt verklaard. De notaris dient daarom het door de cliënte betaalde klachtengeld van € 52,50 aan de cliënte te vergoeden.

De commissie bepaalt op grond van artikel 22 lid 2 van het reglement van de commissie dat de notaris behandelingskosten dient te betalen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klacht gegrond,

– bepaalt dat € 3.229,82 van het depot wordt uitbetaald aan de notaris,

– bepaalt dat € 1.180,63 van het depot wordt uitbetaald aan de cliënte, waarvan € 680,63 in haar hoedanigheid van executeur en € 500,– aan haar privé,

– bepaalt dat de notaris aan de cliënte het door haar betaalde klachtengeld van € 52,50 vergoedt;

– bepaalt dat de notaris aan de SGC behandelingskosten dient te betalen;

– wijst het meer of anders verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, de heer mr. M. de Waal, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 27 september 2024.