Commissie: Notariaat
Categorie: Kwaliteit dienstverlening
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
114377
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de hoogte van de declaratie van de notaris.
De cliënt heeft op de declaratie van de notaris een bedrag van € 3.894,82 onbetaald gelaten. Overeenkomstig het reglement van de commissie heeft hij dit bedrag in depot gestort.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar het klachtenformulier met bijgevoegde stukken dat cliënt op 1 december 2017 bij de commissie heeft ingediend.
De klacht komt op het volgende neer.
Er is op 12 juli 2017 een intake gesprek geweest inzake de wens van alle betrokken partijen om een vaststellingsovereenkomst op te stellen ten aanzien van de nalatenschap van de moeder van cliënt. Uit haar testament bleek dat er naast haar twee kinderen nog drie kinderen van de kant van de familie van haar 25 jaar geleden overleden echtgenoot stonden vermeld.
Voorafgaand aan het gesprek met de notaris is overleg geweest met alle betrokken partijen en was de uitkomst dat moeder dit absoluut niet zo bedoeld had en zijn er afspraken gemaakt. Uiteindelijk is in samenspraak met alle partijen gekozen één en ander in een vaststellingsovereenkomst vast te leggen. In verband met de verkoop van de woning van moeder had dit hoge prioriteit. Er moest naast de vaststellingsovereenkomst ook een verklaring van erfrecht komen.
De notaris gaf aan dat zijn tarief € 250,– per uur bedraagt. Uit gesprekken met de advocaat, die cliënt bij het voortraject heeft bijgestaan, mocht cliënt ervan uitgaan dat met de verdere afwikkeling niet veel tijd zou zijn gemoeid.
De echtgenote van cliënt is eveneens advocaat en gaf ook aan dat de zaak vrij simpel lag in die zin dat cliënt er al met de familie uit was en hij met een pasklaar plan bij de notaris aankwam. Het plan is uiteindelijk in de vaststellingsovereenkomst ongewijzigd opgenomen. Toch heeft de notaris er tien weken over gedaan de vaststellingsovereenkomst gereed te krijgen.
Gedurende deze hele periode raakte ook de verstandhouding met de andere in het testament opgenomen familieleden in onmin. Er was van hun kant ineens veel onduidelijkheid, ze kregen geen antwoord op hun vragen en de cliënt moest de notaris vaak manen tot actie.
Uit de bijgevoegde correspondentie blijkt dat cliënt na bijna twee maanden de notaris nogmaals het hele verhaal en zijn voorstel hebben moeten uitleggen wat impliceert dat hij ten tijde van het eerste gesprek op 12 juli 2017 dus geen goede notie heeft genomen van hetgeen toen is besproken.
De uiteindelijke rekening van de notaris voor zijn diensten acht de cliënt buiten elke proportie. De cliënt heeft inmiddels 50% van de facturen betaald om aan te geven dat hij niet onwelwillend tegen betaling staat maar wel tegen de hoogte van het door hem bepaalde bedrag ten opzichte van de geleverde
diensten.
Ter aanvulling heeft cliënt aangegeven dat hij gezien de emoties van de dag bij het intakegesprek niet heeft gevraagd naar de tarieven, Algemene Voorwaarden en verwachte kosten.
De cliënt stelt dat het bedrag dat hij heeft overgemaakt ruimschoots voldoende is voor werkzaamheden die de notaris heeft geleverd. Verder stelt hij dat de notaris moet worden terechtgewezen voor de wijze waarop hij zich als notaris heeft opgesteld en de wijze waarop hij met cliënt is omgegaan.
De cliënt verzoekt de nota van de notaris te matigen met een bedrag van € 3.000,–.
Standpunt van de notaris
Voor het verweer verwijst de commissie naar de brief van de notaris van 17 januari 2018. In de kern komt het verweer op het volgende neer.
Tijdens de eerste bespreking met de cliënt is onder meer ter sprake gekomen de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van de cliënt in samenhang met de inhoud van haar testament. Er moest een verklaring van erfrecht worden opgemaakt, een vaststellingsovereenkomst over de verdeling van de nalatenschap en een fiscale inschatting. Bij deze bespreking heeft de notaris aangegeven de cliënt van dienst te kunnen zijn na zijn vakantie.
Omdat het opstellen van een verklaring van erfrecht prioriteit had in verband met de verkoop van de woning, heeft de notaris deze voor zijn vakantie opgesteld. Het opstellen van deze verklaring neemt tijd in beslag in verband met de recherchewerkzaamheden die hieraan zijn verbonden. Een stamboomonderzoek bij de gemeenten duurt in de regel minimaal twee weken. De notaris heeft dit ook schriftelijk aan de cliënt meegedeeld op 18 juli 2017.
De verklaring van erfrecht is op 3 augustus 2017 getekend en afgegeven aan de cliënt.
Na terugkomst van zijn vakantie op 30 augustus 2017 heeft de echtgenote van cliënt de notaris op bijna dagelijkse basis gemaild over de voortgang van de werkzaamheden, nieuwe vragen gesteld over de afhandeling, de reactie van de fiscus etc. De notaris heeft uren moeten besteden aan de beantwoording hiervan. Elk antwoord dat de notaris stuurde leidde weer tot een lange e-mail van de echtgenote van cliënt.
Het heeft een aantal weken geduurd voordat een vaststellingsovereenkomst kon worden opgemaakt in verband met het opstellen van volmachten in verband met een verklaring van beneficiaire aanvaarding en de ontvangst van deze verklaring.
De notaris stelt dat een vaststellingsovereenkomst niet met een druk op de knop kan worden uitgedraaid, maar dat daaraan onderzoek vooraf dient te gaan. Het is het resultaat van een aantal door de verschillende betrokkenen te nemen beslissingen en het zo goed mogelijk en zorgvuldig weergeven van dat wat partijen al dan niet in de loop van de tijd met elkaar hebben willen overeenkomen.
De bewering van de cliënt dat er door de notaris chaos is veroorzaakt binnen de familie acht de notaris niet gefundeerd op enig feit. De notaris is in deze niet als mediator opgetreden.
De notaris verzoekt de commissie de vordering van de cliënt af te wijzen.
De notaris heeft ter oplossing van het van het geschil aangeboden zijn declaratie te matigen tot een bedrag van € 6.100,–. Ter zitting heeft de notaris meegedeeld dat hij dit aanbod gestand doet.
Beoordeling van het geschil
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de notaris hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.
De kern van het geschil betreft de kosten die aan de cliënt in rekening zijn gebracht voor het opstellen van een verklaring van erfrecht en een vaststellingsovereenkomst.
De commissie stelt vast dat de cliënt in het vragenformulier heeft aangegeven dat tijdens het intakegesprek het uurtarief van de notaris, een bedrag van € 250,–, besproken is. Hierover bestaat dan ook geen discussie. Voorts stelt de commissie vast dat aan de notaris een opdracht is verstrekt tot het opstellen van een verklaring van erfrecht en een vaststellingsovereenkomst. De notaris is niet als mediator opgetreden.
De cliënt heeft gesteld dat hij de notaris om spoedige afwikkeling van de kwestie heeft gevraagd, maar dat het onnodig lang heeft geduurd voordat de vaststellingsovereenkomst was opgesteld, terwijl die al door de cliënt in concept aan de notaris zou zijn overhandigd. De notaris heeft dit betwist.
Voor zover de klacht ziet op het tijdsbestek waarbinnen de vaststellingsovereenkomst en verklaring van erfrecht zijn opgesteld overweegt de commissie het volgende.
De notaris heeft aangegeven dat hij tijdens het eerste gesprek aan de cliënt heeft meegedeeld dat hij met vakantie zou gaan en de vaststellingsovereenkomst niet voor zijn vakantie zou kunnen worden opgesteld gelet op de omvang van de recherchewerkzaamheden die vooraf dienden te worden uitgevoerd. Wel heeft de notaris de verklaring van erfrecht voor zijn vakantie opgesteld.
De commissie is van oordeel dat de notaris binnen een redelijke tijd, gelet op de omvang van de verrichte werkzaamheden waarbij hij afhankelijk is geweest van informatie, volmachten en verklaringen van derden, zijn werkzaamheden heeft afgerond. In zoverre is de klacht van de cliënt ongegrond.
De cliënt is van mening dat de declaratie van de notaris buiten elke proportie is, gelet op het feit dat de cliënt voor de vaststellingsovereenkomst al een pasklaar document opgesteld door de advocaat aan de notaris heeft overhandigd en dit document ook in zijn geheel in de vaststellingsovereenkomst is opgenomen.
De commissie overweegt dat de cliënt dit weliswaar heeft gesteld maar niet met producties of anderszins heeft onderbouwd, zodat alleen al om deze reden dit klachtonderdeel wordt afgewezen.
De commissie oordeelt dat de declaratie qua hoogte en omvang, gelet op de inhoud van de werkzaamheden, niet bovenmatig of buitenproportioneel kan worden geacht. Evenmin is gebleken dat de notaris bij het opstellen van zijn declaratie is afgeweken van het uurtarief zoals door hem was medegedeeld. Het is de commissie niet gebleken dat de notaris aan het opstellen van de vaststellingsovereenkomst en de verklaring van erfrecht onnodig veel tijd heeft besteed. Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat de notaris inzake de inhoud van een vaststellingsovereenkomst een eigen verantwoordelijkheid heeft en niet blindelings mag afgaan op informatie die de cliënt aan hem vooraf had verschaft. De notaris heeft in deze de nodige werkzaamheden moeten verrichten, zoals onder meer een erfgenamenonderzoek, vraag naar de beschikkingsbevoegdheid, fiscaliteiten (erfrechtelijk en wat betreft schenkingsrechten), die hij de cliënt in rekening mag brengen. Voorts heeft de commissie vastgesteld dat van de zijde van cliënt en zijn echtgenote veelvuldig met de notaris is gecorrespondeerd. De uren die de notaris hieraan heeft besteed mag hij in rekening brengen.
De commissie is van oordeel dat de notaris niet buitenproportioneel heeft gedeclareerd en ook overigens heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.
Gelet op het vorenstaande verklaart de commissie de klachten ongegrond en wijst de vordering af. Het door partijen meer of anders gestelde behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking omdat dit niet tot een ander oordeel zal leiden.
Ter zitting heeft de notaris meegedeeld dat hij zijn aanbod de nota te matigen tot € 6.100,– gestand doet. De cliënt heeft een bedrag van € 3.000,– aan de notaris voldaan. Dit betekent dat de cliënt nog een bedrag van bedrag van € 3.100,– dient te voldoen.
Ter afwikkeling van het geschil bepaalt de commissie, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, dat het bedrag van € 3.894,82, dat de cliënt bij de commissie in depot heeft gestort, als volgt wordt verrekend: de commissie zal een bedrag van € 3.100,– uit het depot aan de notaris uitkeren. Het resterende bedrag van € 794,82 zal aan de cliënt worden terugbetaald.
Gezien het vorenstaande dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht ongegrond;
– bepaalt dat het depotbedrag van € 3.894,82 aldus dient te worden verrekend: dat een bedrag
van € 3.100,– wordt uitbetaald aan de notaris en dat een bedrag van € 794,82 wordt
terugbetaald aan de cliënt;
– wijst het anders of meer gevorderde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat op 28 maart 2018.