Commissie: Notariaat
Categorie: bejegening / Zorgplicht
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
236092/248080
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In de kern komt de klacht erop neer dat de notaris niet tijdig de juiste en volledige aangifte erfbelasting heeft ingediend bij de Belastingdienst waardoor de erfgenamen en legatarissen van de overleden tante van de cliënt schade hebben geleden. De notaris heeft altijd zonder problemen de aangifte op papier ingediend. Op de website van de Belastingdienst staat ook dat de aangifte nog steeds op papier ingediend mag worden. Daarnaast komt de keuze van de cliënt om geen bezwaar te maken bij de Belastingdienst tegen de in rekening gebrachte belastingrente voor eigen rekening en risico. Uit de overgelegde stukken en de toelichting van partijen volgt naar het oordeel van de commissie dat de notaris steken heeft laten vallen bij het afhandelen van de aangifte erfbelasting voor de cliënt. Vaststaat dat de notaris de aangifte de eerste keer niet op de juiste wijze heeft ingediend en dat de notaris de aangifte daarna te laat heeft ingediend, namelijk na overschrijding van de acht maanden termijn. Dit neemt echter niet weg dat de cliënt in het kader van zijn taak als executeur alerter had kunnen en moeten zijn op de aanslag van de Belastingdienst en vragen had moeten stellen aan de notaris indien voor hem niet duidelijk was waarom er belastingrente in rekening werd gebracht. De klacht is gegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Notariaat (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De mondelinge behandeling heeft op 24 mei 2024 plaatsgevonden.
De cliënt heeft ter zitting in persoon zijn standpunt toegelicht en was vergezeld door zijn neef, [naam]. [Naam], notaris, en [naam], financieel adviseur, zijn namens de notaris digitaal via Zoom ter zitting verschenen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de notaris tekort is geschoten in de vereiste zorgplicht bij het opstellen en indienen van de aangifte erfbelasting voor de cliënt.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het erop neer dat de notaris niet tijdig de juiste en volledige aangifte erfbelasting heeft ingediend bij de Belastingdienst waardoor de erfgenamen en legatarissen van de overleden tante van de cliënt schade hebben geleden. De cliënt voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.
De tante van de cliënt, mevrouw [naam] (hierna: de tante), is op 28 maart 2021 overleden. De cliënt is bij testament benoemd tot executeur-testamentair van de nalatenschap van zijn tante. Op 12 juli 2021 heeft de cliënt aan de notaris de opdracht gegeven om de aangifte erfbelasting van zijn tante op te stellen en in te dienen bij de Belastingdienst. De cliënt heeft de notaris hiervoor ingeschakeld, omdat de notaris deskundig is op het gebied van erf- en succesrecht en de cliënt de kennis en ervaring op dit gebied niet heeft.
Bij het indienen van een juiste en volledige aangifte binnen acht maanden na het overlijden hoeven de erfgenamen en legatarissen geen belastingrente te betalen. De notaris heeft de aangifte binnen deze termijn ingeleverd, te weten op 17 november 2021, maar deze aangifte is door de Belastingdienst op 12 januari 2022 afgekeurd.
De aangifte was namelijk niet elektronisch ingediend en de Burgerservicenummers van zeven erfgenamen ontbraken. Op 1 maart 2022 heeft de notaris een beroep gedaan op de ‘ontsnappingsclausule, door de Belastingdienst te verzoeken om alsnog een voorlopige aanslag op te leggen en een verlenging van de aangiftetermijn te geven. De notaris wilde hiermee voorkomen dat de erfgenamen en legatarissen van de tante belastingrente zouden moeten betalen. De Belastingdienst heeft dit verzoek op 20 april 2022 afgewezen, omdat de eerste versie van de aangifte al was ingediend en de acht maanden termijn reeds ruim was verstreken. Dit verzoek zou wel zijn gehonoreerd als de notaris dit verzoek had gedaan op het tijdstip van indiening van de aangifte, op 17 november 2021.
De notaris heeft er dus niet voor gezorgd dat de Belastingdienst de juiste en volledige aangifte erfbelasting binnen de acht maanden termijn in goede orde heeft ontvangen en heeft ook verzuimd tijdig gebruik te maken van de ontsnappingsclausule. Ter onderbouwing van het standpunt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld, heeft de cliënt verder nog de volgende omstandigheden naar voren gebracht:
– De planning van de notaris hield onvoldoende rekening met de mogelijkheid dat er eventueel een probleem zou zijn met de aangifte. De werkzaamheden met betrekking tot de aangifte hebben onterecht in de maanden september, oktober en (deels) november 2021 stilgelegen.
– Het door de notaris gehanteerde systeem voor het indienen van aangiftes erfbelasting was niet ‘up to date’ en niet in orde vóór het verstrijken van de acht maanden termijn.
– De notaris heeft de cliënt voorafgaand aan het indienen van de aangifte niet gevraagd om de Burgerservicenummers van de erfgenamen uit het buitenland te verstrekken. Deze gegevens heeft de notaris pas ruim na het verstrijken van de acht maanden termijn bij de cliënt opgevraagd.
– De notaris heeft na de afkeuring van de aangifte door de Belastingdienst niet direct actie ondernomen.
– De notaris heeft de cliënt vooraf niet op de hoogte gesteld over het risico voor het betalen van belastingrente.
– De notaris heeft de cliënt niet geadviseerd om bezwaar aan te tekenen bij de Belastingdienst tegen de in rekening gebrachte belastingrente.
De Belastingdienst heeft door toedoen van de notaris 4% rente over de totale erfenis gerekend voor de periode van 28 november 2021 tot en met 27 september 2022. De cliënt en de andere erfgenamen en legatarissen van de tante hebben hierdoor schade geleden bestaande uit € 9.821,– aan belastingrente. De cliënt benadrukt dat als de notaris de aangifte tijdig en volgens de regels had ingediend, dat er geen belastingrente in rekening was gebracht.
De cliënt verzoekt de commissie om te bepalen dat de notaris aan hem € 9.821,– aan schadevergoeding dient te betalen.
Standpunt van de notaris
Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar de overgelegde stukken.
In de eerste plaats voert de notaris aan dat de cliënt niet heeft aangetoond dat hij als executeur namens alle erfgenamen en legatarissen optreedt in deze klacht. De cliënt dient hiervan bewijs aan te leveren.
Voorts stelt de notaris zich op het standpunt dat zij heeft voldaan aan de vereiste zorgplicht jegens de cliënt. Zij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.
De notaris heeft de aangifte erfbelasting op 17 november 2021, binnen de termijn, bij de Belastingdienst ingediend. Dat de Belastingdienst de aangifte in de ingediende (papieren) vorm niet accepteerde en dat de Burgerservicenummers van erfgenamen uit het buitenland ontbraken is niet aan de notaris te verwijten. De cliënt is als executeur verantwoordelijk voor het tijdig aanleveren van de juiste gegevens voor de aangifte. Op de website van de Belastingdienst is eenvoudig terug te vinden dat voor erfgenamen in het buitenland een Burgerservicenummer vereist is. De cliënt heeft de Burgerservicenummers van zeven erfgenamen echter niet aangeleverd bij de notaris. De aangifte had hierdoor dus nooit binnen de acht maanden termijn kunnen plaatsvinden.
Dat de aangifte door de Belastingdienst enkel in elektrische vorm kon worden ingediend was voor de notaris niet te voorzien. De notaris heeft altijd zonder problemen de aangifte op papier ingediend. Op de website van de Belastingdienst staat ook dat de aangifte nog steeds op papier ingediend mag worden. Daarnaast komt de keuze van de cliënt om geen bezwaar te maken bij de Belastingdienst tegen de in rekening gebrachte belastingrente voor eigen rekening en risico. Daarbij benadrukt de notaris dat op de aanslag van de Belastingdienst staat aangegeven dat er belastingrente in rekening is gebracht en dat er bezwaar tegen de aanslag kan worden gemaakt vóór 17 maart 2023. De cliënt heeft pas op 27 maart 2023 aan de notaris zijn onvrede over de verschuldigde belastingrente geuit, waardoor de notaris op dat moment ook geen bezwaar meer kon maken bij de Belastingdienst.
Daarbij komt dat de notaris al, onverplicht, een zeer forse tegemoetkoming heeft gedaan in het in rekening gebrachte honorarium. De notaris heeft namelijk op 27 mei 2021 een bedrag van € 200,– gecrediteerd en op 3 mei 2023 een bedrag van € 1.849,96 gecrediteerd. In totaal is een bedrag van € 5.315,– aan honorarium niet in rekening gebracht.
Volgens de notaris dient de klacht van de cliënt daarom ongegrond te worden verklaard en het verzoek tot schadevergoeding te worden afgewezen.
Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid
De notaris heeft ter zitting aangegeven dat zij de bevoegdheid van de cliënt om de erfgenamen en legatarissen te vertegenwoordigen in de klacht niet langer betwist gelet op de toelichting van de cliënt ter zitting dat hij als executeur-testamentair namens de erfgenamen en legatarissen optreedt. De commissie zal de klacht dan ook inhoudelijk behandelen.
Zorgplicht
In geschil tussen partijen is of de notaris tekort is geschoten in de vereiste zorgplicht bij het opstellen en indienen van de aangifte erfbelasting. De maatstaf die in de rechtspraak hiervoor wordt aangehouden is of de notaris heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend notaris mag worden verwacht.
Uit de overgelegde stukken en de toelichting van partijen volgt naar het oordeel van de commissie dat de notaris steken heeft laten vallen bij het afhandelen van de aangifte erfbelasting voor de cliënt. Vaststaat dat de notaris de aangifte de eerste keer niet op de juiste wijze heeft ingediend en dat de notaris de aangifte daarna te laat heeft ingediend, namelijk na overschrijding van de acht maanden termijn. Hoewel de notaris gemotiveerd heeft weersproken dat haar een verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de weigering van de aangifte door de Belastingdienst, is de commissie van oordeel dat de notaris (in ieder geval) onvoldoende heeft gedaan toen eenmaal bekend werd dat de aangifte geweigerd werd. Het lag op de weg van de notaris om de cliënt op de gevolgen van de weigering van de aangifte te wijzen, nu de acht maanden termijn reeds was verstreken. De notaris heeft dit ten onrechte niet gedaan. Daarnaast staat vast dat de notaris in de brief van 20 februari 2023 de cliënt niet wijst op de in rekening gebrachte belastingrente en de mogelijkheid om hiertegen in bezwaar te gaan. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat de notaris niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend notaris mag worden verwacht.
Dit neemt echter niet weg dat de cliënt in het kader van zijn taak als executeur alerter had kunnen en moeten zijn op de aanslag van de Belastingdienst en vragen had moeten stellen aan de notaris, indien voor hem niet duidelijk was waarom er belastingrente in rekening werd gebracht. Als executeur heb je de verantwoordelijk om de aanslag goed te controleren. Op de aanslag van de Belastingdienst stond ook duidelijk vermeld dat er een mogelijkheid was om bezwaar aan te tekenen. De commissie is dan ook van oordeel dat de in rekening gebrachte belastingrente ex artikel 6:101 BW mede aan de cliënt kan worden toegerekend. De commissie ziet gelet hierop aanleiding om de schade voor 50% toe te rekenen aan de cliënt.
Het door de notaris te vergoeden bedrag aan schadevergoeding zal dan ook worden vastgesteld op
€ 4.910,50 (€ 9.821,– : 2). De commissie zal bepalen dat de notaris dit bedrag aan de cliënt dient te betalen binnen een termijn van veertien dagen na de verzenddatum van het bindend advies.
Klachtengeld en behandelingskosten
De commissie is van oordeel dat het door de cliënt betaalde klachtengeld voor rekening van de notaris dient te komen, nu de klacht van de cliënt gegrond wordt verklaard. De notaris dient daarom het door de cliënt betaalde klachtengeld van € 102,50 aan de cliënt te vergoeden.
De commissie bepaalt op grond van artikel 22 lid 2 van het reglement van de commissie dat de notaris behandelingskosten dient te betalen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënt gegrond;
– bepaalt dat de notaris aan de cliënt, in zijn hoedanigheid als executeur, een bedrag van € 4.910,50 dient te betalen. Betaling van dit bedrag dient plaats te vinden binnen een termijn van 14 dagen na de verzenddatum van dit bindend advies;
– bepaalt dat de notaris aan de cliënt het door hem betaalde klachtengeld van € 102,50 vergoedt;
– bepaalt dat de notaris aan de SGC behandelingskosten dient te betalen;
– wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, de heer mr. M. de Waal, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. P. Koolen, secretaris, op 24 mei 2024.