Commissie: Energie Zakelijk
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
110163
De uitspraak:
Behandeling van het geschil
Partijen hebben verzocht dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Energie voor de Zakelijke Markt (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken, waaronder haar tussenadvies van 25 juli 2017 en de nadien van partijen ontvangen stukken. De inhoud van het tussenadvies is hieronder weergegeven.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de opzegging van de verbruiker/aangeslotene en de door het bedrijf in rekening gebrachte opzegvergoedingen.
De verbruiker/aangeslotene heeft op 17 februari 2017 de klacht voorgelegd aan het bedrijf.
De verbruiker/aangeslotene heeft een bedrag van € 4.448,85 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de verbruiker/aangeslotene
Het standpunt van de verbruiker/aangeslotene luidt in hoofdzaak als volgt.
De verbruiker/aangeslotene heeft van het bedrijf een boete ontvangen voor contractbreuk waarbij het bedrijf uitgaat van “inkoopverlies”.
Er is medio maart 2016 contact geweest met het bedrijf waarbij is aangegeven dat men het contract tot het einde van 2016 zouden uitzitten en daarna weg zouden gaan. Nog afgezien van deze afspraken claimt het bedrijf een boete terwijl er geen sprake is van verlies. Men gaat uit van het verschil in marktwaarde en de resterende waarde van het contract. Dit verschil is positief, dus mag er geen boete volgen. De inkoopwaarde is lager dan de verkoopwaarde dus er wordt winst gemaakt. Voor de resterende looptijd kan het bedrijf de hogere verkoopwaarde ontvangen.
De verbruiker/aangeslotene heeft aangeboden om uit te gaan van het bepaalde in artikel 4.1.lid 3 van de Algemene Voorwaarden (AV), alleen maar om tot een vergoeding van de administratieve last voor het bedrijf te komen. De verbruiker/aangeslotene is bereid om € 100,– per aansluiting te betalen.
Ter zitting heeft de verbruiker/aangeslotene verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het contract liep op 31 december 2016 af. Voor de periode daarna heeft de verbruiker/aangeslotene een contract met een andere leverancier gesloten. De verbruiker/aangeslotene heeft in een gesprek van begin maart 2016 aangegeven weg te zullen gaan. De opzegtermijn bedroeg 6 maanden.
Dit gesprek is niet schriftelijk bevestigd en ook is er niet schriftelijk opgezegd. De verbruiker/aangeslotene ging ervan uit dat de mondelinge mededeling van de opzegging voldoende was.
De in rekening gebrachte boete is € 50,82. Dat is hoger dan in de Richtsnoeren, zie artikel 9, is voorgeschreven. Een niet rechtsgeldige boete behoeft niet te worden betaald.
Standpunt van het bedrijf
Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt.
Het bedrijf heeft geen afspraak gemaakt met de verbruiker/aangeslotene dat aan het einde van het jaar 2016 kosteloos kon worden opgezegd. Het contract liep door tot en met 31 december 2016.
Het bedrijf heeft overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van de AV een opzegvergoeding in rekening gebracht. De opzegvergoeding is gebaseerd op de resterende looptijd. De door het bedrijf gehanteerde berekeningswijze is in overeenstemming met de AV van het bedrijf en met de toepasselijke Richtsnoeren van de ACM.
Er wordt niet gesproken over inkoopverlies.
Het bedrijf lijdt schade doordat het contract nog een jaar zou doorlopen, maar voortijdig is beëindigd. Aldus loopt het bedrijf marge mis.
De verbruiker/aangeslotene is geen consument en komt om die reden geen beroep toe op regels met betrekking tot opzegvergoedingen die voor consumenten zijn geschreven. Zie artikel 6 van de Richtsnoeren.
Ook komt de verbruiker/aangeslotene geen beroep toe op de uitspraak van de burgerlijke rechter van 17 juni 2016, (RbRot, 2016: 5220), die is niet op het bedrijf van toepassing en bindt niet. Bovendien hanteert het bedrijf in de AV drie mogelijke berekeningswijzen en is opgenomen dat de berekening die in de hoogste opzegvergoeding resulteert van toepassing is. Er is dus sprake van een door het bedrijf gemaakte keuze die kenbaar is voor de verbruiker/aangeslotene.
De opzegvergoeding is op redelijke gronden in rekening gebracht.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt voorop dat zij op grond van het aan haar overgelegde dossier, alsmede door hetgeen de verbruiker/aangeslotene ter zitting naar voren heeft gebracht, de behoefte heeft aan nadere informatie van partijen alvorens een beslissing te kunnen nemen.
De verbruiker/aangeslotene heeft ter zitting gesteld dat sprake is van een stilzwijgend contract, terwijl in de stukken de indruk wordt gewekt dat weliswaar over opzegging is gesproken, maar dat het contract wel degelijk tot eind 2016 zou doorlopen.
Noch het eerste contract, noch het eventueel verlengde contract zijn aan de commissie overgelegd.
De verbruiker/aangeslotene dient binnen twee weken na verzenddatum van deze uitspraak het eerste contract en zo mogelijk ook het verlengde contract aan secretariaat van de commissie te sturen.
Ook dient de verbruiker/aangeslotene binnen voornoemde termijn een verslag van het gesprek van begin maart 2016 met het bedrijf op te stellen en dit aan de commissie te sturen.
Ook dient de verbruiker/aangeslotene aan te geven waarom dit gesprek niet is bevestigd en waarom geen schriftelijke opzegging is gedaan.
Het bedrijf dient eveneens binnen twee weken na verzenddatum van deze uitspraak aan te geven op welke wijze zij tot de in rekening gebrachte berekening is gekomen. De herkomst van de gehanteerde cijfers dient te worden verduidelijkt. Ook dient door het bedrijf gemotiveerd te worden aangegeven op welke wijze de kosten die het bedrijf heeft zijn weerslag hebben gevonden in de opzegvergoeding, zoals blijkens de toelichting van de ACM op artikel 6 van de Richtsnoeren wordt gesteld.
Ook geeft de commissie partijen in overweging om alsnog te trachten om in onderling overleg tot een minnelijke regeling te komen.
Derhalve wordt beslist als volgt
Beslissing
Binnen twee weken na verzenddatum van deze uitspraak dient de hiervoor van partijen verlangde aanvullende informatie te worden aangeleverd en na ontvangst door de commissie in afschrift aan de andere partij te worden gezonden. Deze wordt in de gelegenheid gesteld daarop binnen twee weken een schriftelijke reactie aan de commissie kenbaar te maken. De commissie zal vervolgens zonder nadere mondelinge behandeling op basis van de stukken bindend adviseren.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Energie voor de Zakelijke Markt op 25 juli 2017.
Nader standpunt van de verbruiker/aangeslotene
Het standpunt van de verbruiker/aangeslotene luidt in hoofdzaak als volgt.
Een vertegenwoordiger van de verbruiker/aangeslotene heeft contact gezocht met het bedrijf om diens energiecontracten goedkoper te maken, gezien de dalende prijzen in de markt en gezien het feit dat de bestaande contracten jaar op jaar stilzwijgend werden verlengd.
In het betreffende telefoongesprek is besproken dat de verbruiker/aangeslotene naar een andere leverancier zou overstappen. Het bedrijf heeft daarop een voorstel gedaan dat door de verbruiker/aangeslotene is afgewezen. Hierna is afgesproken dat de verbruiker/aangeslotene tot 31 december 2016 het stilzwijgend verlengde contract zou afmaken en hierna vrij was om naar een andere leverancier over te stappen.
De fout van de verbruiker/aangeslotene is dat hij geen schriftelijke bevestiging van dit gesprek heeft gevraagd noch zelf schriftelijk heeft opgezegd. Hij vertrouwde op de mondelinge afspraak.
De verbruiker/aangeslotene beschikt slechts over het originele contract van 2012 dat telkens stilzwijgend is verlengd.
Nader standpunt van het bedrijf
Het standpunt van het bedrijf luidt in hoofdzaak als volgt.
Het bedrijf heeft zich voor wat betreft de in rekening gebrachte opzegvergoeding gebaseerd op de regels die de ACM heeft gesteld voor opzegvergoedingen aan klein zakelijke afnemers (artikel 6 van de Richtsnoeren). De kosten van het bedrijf bestaan erin dat zij erop mocht rekenen en energie heeft ingekocht voor een contract dat loopt tot en met 31 december 2017. Doordat voortijdig is opgezegd loopt het bedrijf de marge mis die zij had kunnen maken. Het bedrijf heeft zich vastgelegd voor de prijzen van het standaard jaarverbruik van de klant, terwijl deze geen energie gaat afnemen.
In de Richtsnoeren Redelijke Opzegvergoedingen Vergunninghouders is opgenomen als optie 2: “de opzegvergoeding bedraagt het verschil tussen de waarde van de overeenkomst op basis van de marktprijs op het moment van beëindiging en de resterende waarde van de overeenkomst, plus een administratieve vergoeding van maximaal € 50,–.
Bij de berekening van de opzegvergoeding is uitgegaan van een voortijdige opzegging van 365 dagen. Bij de berekening is gebruik gemaakt van het standaardjaarverbruik op de beide telwerken. Als verkoopprijs zijn de tarieven die golden op het moment van opzegging. De inkoopprijs is de marktprijs op de dag van het maken van de boeteberekening. Deze tarieven worden gebaseerd op de tarieven als gepubliceerd op de website The ICE, de website waarop marktprijzen voor o.a. de elektriciteitsmarkt worden gepubliceerd. De boete wordt berekend door het standaard jaarverbruik te vermenigvuldigen met het saldo van de marktprijs en de inkoopprijs. De administratiekosten bedragen € 3,50 ex BTW per maand. Per jaar € 42,– ex BTW.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie volgt het standpunt van de verbruiker/aangeslotene.
De commissie stelt voorop dat de verbruiker/aangeslotene naar het oordeel onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat door haar tijdig en op de juiste wijze is opgezegd dan wel sprake is geweest van een opzegging welke door het bedrijf is geaccepteerd.
Er is derhalve sprake van een voortijdige opzegging die tot gevolg heeft dat ingevolge het bepaalde in artikel 95 m lid 8 van de E-wet het bedrijf een redelijke opzegvergoeding in rekening mag brengen.
Ter beoordeling van de redelijkheid van een dergelijke opzegvergoeding heeft de ACM in de hiervoor genoemde Richtsnoeren, met name in artikel 6, een aantal regels/criteria gesteld.
Het bedrijf verwijst in de toepasselijke Algemene Voorwaarden naar de betreffende richtsnoeren.
Die AV voorzien bovendien in een keuzerecht van het bedrijf voor de berekening van de opzegvergoeding, die tot de hoogste opzegvergoeding leidt.
Artikel 8 lid 1 van de Richtsnoeren luidt:
“De ACM oordeelt dat sprake is van een redelijke voorwaarde indien het beding, op grond waarvan de vergunninghouder het recht verkrijgt een opzegvergoeding in rekening te brengen, wordt opgenomen in de overeenkomst, waarbij duidelijk wordt aangegeven wat de hoogte van de opzegvergoeding is.”
In artikel 9 van de Richtsnoeren staat:
“De ACM acht het redelijk dat vanaf de inwerkingtreding van deze richtsnoeren geen opzegvergoedingen in rekening mogen worden gebracht die in strijd zijn met deze richtsnoeren.”
Met de rechtbank Rotterdam (ecli: RBROT:2016:5220) is de commissie van oordeel dat de keuze voor de berekening van de verschuldigde opzegging bij het overeenkomen van de voorwaarden moet worden gemaakt. Het lijkt niet de bedoeling van de Richtsnoeren te zijn dat achteraf een voor het bedrijf zo gunstig mogelijke keuze kan worden gemaakt. De berekening moet vooraf voor beide partijen helder zijn. Het bepaalde in artikel 8 van de Richtsnoeren brengt immers mee dat een voorwaarde redelijk is als uit de gesloten overeenkomst duidelijk is wat de hoogte van de opzegvergoeding is. Daarvan is hier geen sprake. De hoogte van de vergoeding kan door de verbruiker/aangeslotene niet vooraf worden berekend nu er drie opties zijn en elke optie tot een andere uitkomst leidt.
Het voorgaande brengt mee dat het bedrijf op grond van zijn AV geen opzegvergoeding in rekening mag brengen, nu zoals hiervoor is overwogen niet in overeenstemming met de Richtsnoeren is gehandeld.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt beslist als volgt
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de verbruiker/aangeslotene gegrond.
Het depotbedrag van € 4.448,85 wordt aan de verbruiker/aangeslotene teruggestort.
Bovendien dient het bedrijf overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 181,50 aan de verbruiker/aangeslotene te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Energie voor de zakelijke markt op 25 september 2017.