Commissie: Verhuizen
Categorie: Schadevergoeding
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
102180
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Opslag in een container van inboedelgoederen in 2001 voorafgaande aan de beoogde verscheping naar Canada wegens emigratie van de consument. Na het plotselinge overlijden van haar echtgenoot emigreert de consument niet en blijven de goederen in de container opgeslagen bij de ondernemer. Bij teruggave in 2015 constateert de consument vermissing van een deel van de inhoud van de container. Consument verlangt schadevergoeding die het door de ondernemer vergoede bedrag van
€ 7.095,– te boven gaat.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer is de overeenkomst niet nagekomen. Hij heeft ongeveer een kwart van de inboedel niet teruggegeven. Hij heeft niet de zorg van een goed bewaarder in acht genomen door de container niet te verzegelen. De ondernemer heeft zonder toestemming van de consument goederen uit de container gebruikt en zoek gemaakt. De ondernemer dient ook een (10-de) deel van de door de consument betaalde kosten van transport en opslag ad € 31.023,41 terug te betalen. Een schadevergoeding van in totaal € 13.047,– lijkt haar redelijk. Dit bedrag is de som van de volgende bedragen:
Verlies losse items (o.a. pompwagen) € 665,–
Verlies inhoud van 14 dozen (2x € 4.640,–) € 9.280,–
Immateriële (emotionele) schade € 3.102,–
Totaal € 13.047,–
Tevens verlangt de consument excuses voor de wijze waarop met haar eigendommen is omgegaan en waarop met haar is gecommuniceerd. Zij kreeg het gevoel dat werd gepoogd haar af te schepen.
Standpunt van de ondernemer
Deze erkent de door de consument geleden schade waarvoor zij aansprakelijk is tot een bedrag van € 7.095,–, welk bedrag zij aan de consument heeft vergoed. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Schade vastgesteld door de expert € 5.595,–
Pallet- c.q. pompwagen € 500,–
Coulance-betaling wegens immateriële schade € 1.000,–
Totaal € 7.095,–
De ondernemer betoogt aan de consument reeds meermalen excuses te hebben aangeboden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Hoewel uitsluitend de omvang van de door de ondernemer aan de consument verschuldigde schadevergoeding in geschil is, zal de commissie ter illustratie van dit exceptionele geval kort de historische toedracht van de opslag van de goederen van de consument vermelden. De commissie put daarvoor mede uit de inhoud van het expertiserapport van [naam van het expertisebureau) d.d. 20 oktober 2015 met informatie van zowel de ondernemer als de consument.
Op 13 april 2001 hebben medewerkers van de ondernemer de inboedel van de consument ingepakt in dozen en, omdat deze eerst circa twee weken in opslag zouden staan bij de ondernemer, in een 20 ft. container geladen. De container is naar de opslagloods van de ondernemer in Ede vervoerd. Het was de bedoeling dat de goederen vanuit deze container voor verscheping naar Canada zouden worden omgepakt in een 40 ft. container. Op grond van de stellingen van de ondernemer en diens mededelingen ter zitting moet het ervoor worden gehouden dat de container in verband met de beoogde emigratie niet was verzegeld of van een hangslot voorzien en dat de container als gevolg van het niet-doorgaan van de verhuizing naar Canada niet is omgepakt. De container is dus onafgesloten in de loods van de ondernemer blijven staan. Het is niet gebleken dat partijen betreffende de voortgezette opslag een nadere overeenkomst hebben gesloten. De consument heeft gedurende 14 jaar, gerekend vanaf 13 april 2001, de facturen van de ondernemer voor de opslag voldaan.
Nadat de consument te kennen had gegeven de opslag te willen beëindigen heeft de ondernemer de container op 1 april 2015 op het adres van de consument afgeleverd. De consument heeft tegenover de daarbij aanwezige medewerker van verzekerde opgemerkt dat de inhoud van de container rommelig oogde en dat de zich daarin bevindende goederen onvolledig waren. Omdat de in 2001 opgemaakte inventarislijsten bij de aflevering niet voorhanden waren zijn er bij die gelegenheid geen manco’s genoteerd. Een week na lossing van de container heeft de consument aan de ondernemer doorgegeven welke dozen en losse goederen ontbraken.
In het kader van het onderzoek door de expert heeft de ondernemer verklaard dat zij een aantal jaren geleden in de loods een pompwagen hebben zien staan, die niet van de ondernemer was. Deze was door personeel van de ondernemer gebruikt en is later met ander materieel afgevoerd. Aangenomen moet verder worden dat de container gemakkelijk te openen moet zijn geweest.
De commissie concludeert dat de container met goederen van de consument bij de ondernemer toegankelijk was en dat de pompwagen uit de container is weggenomen om de ondernemer ten dienste te staan bij werkzaamheden. Andere tot de inboedel van de consument behorende goederen kunnen dus ook zijn weggenomen.
Het voorgaande moet eveneens tot de conclusie leiden dat de ondernemer de belangen van de consument heeft veronachtzaamd en aansprakelijk is voor de dientengevolge door de consument geleden schade. De ondernemer heeft die aansprakelijkheid erkend.
Omvang van de schade.
De commissie gaat overeenkomstig het expertiserapport uit van vermissing van alle door de consument als ontbrekend opgegeven items. De commissie zal eveneens uitgaan van de aanname van de consument dat de waarde van de bekende inhoud van de 6 dozen enerzijds en die van de onbekende inhoud van de 8 dozen anderzijds even groot is. Dit laatste uitgangspunt is immers ook overgenomen in het expertiserapport.
De expert heeft zich kennelijk ook geconformeerd aan de begroting door de consument van de individuele schadebedragen per vermist item, met uitzondering van een dressuurzadel, wedstrijdbeker en paardendeken. De expert heeft echter niet inzichtelijk gemaakt in welke mate hij deze posten naar beneden heeft bijgesteld, noch hoe hij dientengevolge en met inachtneming van eerdergenoemde uitgangspunten tot een begroting van de totale materiële schade van € 5.595,– is gekomen, terwijl hij verreweg de meeste door de consument geclaimde bedragen als redelijk heeft beoordeeld.
Om die redenen moet de door de consument gestelde materiële schade, die de commissie redelijk voorkomt, voor juist worden gehouden.
De gemachtigde van de consument heeft ter zitting toegelicht dat de consument als emotionele genoegdoening terugbetaling van een deel van de betaalde opslagkosten verlangt. Immateriële (emotionele) schade, behoudens voor zover door de ondernemer uit coulance erkend, komt in een geval als het onderhavige echter niet voor vergoeding in aanmerking, ook al heeft de commissie er oog voor hoe pijnlijk het verlies van juist deze goederen voor de consument is.
Al met al komt de commissie tot de volgende begroting van de door de consument geleden schade:
Losse items 1-4: € 665,–
Items uit 6 dozen € 4.640,–
Inhoud 8 ontbrekende dozen € 4.640,–
€ 9.945,–
Immateriële schade (erkend) € 1.000,–
Totaal € 10.945,–
Vergoed door de ondernemer, af: € 7.095,–
Resteert te vergoeden door ondernemer € 3.850,–
In zoverre is de klacht gegrond.
Bij deze uitkomst komt het door de consument betaalde klachtengeld voor rekening van de ondernemer.
Gezien de overgelegde correspondentie heeft de ondernemer spijt betuigd voor de vermissing van de goederen en het te laat reageren op het reclameren door de consument. In zoverre is de klacht ongegrond.
Beslissing.
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 3.850,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
Ingevolge het reglement van de commissie dient de ondernemer het door de consument betaalde klachtengeld ad € 102,50 aan deze te vergoeden.
Ingevolge het reglement van de commissie dient de ondernemer als bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil € 200,– aan de commissie te betalen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verhuizen op 9 augustus 2016.