Commissie: Recreatie
Categorie: Communicatie / Informatie
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
224588/234491
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Op het recreatiepark van de ondernemer mag een stacaravan alleen met behoud van standplaats worden verkocht als de taxatiewaarde hoger dan een bepaald bedrag is. De hoogte van de vereiste taxatiewaarde is door de ondernemer aanmerkelijk verhoogd. Op basis daarvan heeft de ondernemer bepaald dat de stacaravan van de consument niet met behoud van standplaats verkocht mocht worden. De consument is het daar niet mee eens, omdat de ondernemer hem daar niet voldoende over heeft geïnformeerd. De commissie is van oordeel dat de ondernemer deze forse verhoging had moeten communiceren. Door dat niet te doen mocht de consument erop vertrouwen dat de stacaravan met behoud van standplaats mocht worden verkocht. Nu dat door de ondernemer onmogelijk is gemaakt, moet de ondernemer de taxatiewaarde aan de consument vergoeden. De klacht is gegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Recreatie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2023 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De ondernemer heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht. De consument heeft – met bericht van verhindering – geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om haar standpunt ter (digitale) zitting toe te lichten.
Ter zitting werd de ondernemer vertegenwoordigd door de heer [naam].
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de verkoop van de stacaravan van de consument met behoud van standplaats tegen de achtergrond van gewijzigde verkoopvoorwaarden.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De taxatiewaarde voor het mogen verkopen van de stacaravan met behoud van standplaats is van € 4.500,– in september 2021 naar € 10.000,– in mei 2023 gegaan en dit is niet met ons gecommuniceerd.
Wij willen onze stacaravan verkopen met behoud van standplaats en vinden dat de ondernemer tekort is geschoten in de informatievoorziening door ingrijpende wijzigingen in de verkoopvoorwaarden niet met ons te communiceren. Als wij dat hadden geweten, hadden we niet geïnvesteerd in de stacaravan en de tuin. In plaats daarvan zouden we nu de plek leeg moeten opleveren.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft inderdaad in zijn verkoopwaarden de minimale taxatiewaarde in 2022 en 2023 verhoogd:
2020: € 4.500,–
Zomer 2022: € 7.500,–
Voorjaar 2023: € 10.000,–
De minimale taxatiewaarde wordt gebruikt om te bepalen of een caravan verkocht mag worden met behoud van standplaats. Het is natuurlijk altijd toegestaan om een caravan te verkopen zonder behoud van standplaats. Het is immers niet het eigendom van de ondernemer. De taxaties worden verricht door erkende taxateurs in roerende middelen.
Waarom verhoging van de minimale taxatiewaarde?
In en na 2021 is tijdens de Coronaperiode de vraag naar recreatieverblijven op vakantieparken enorm gestegen. Dit zorgde voor (vele malen) hogere marktwaardes van de caravans. Deze is zelfs verdrie- of verviervoudigd. Een stacaravan die vóór de Coronaperiode € 4.500,– opbracht, levert nu ondanks de hogere leeftijd (veel meer dan) € 10.000,– op. De ondernemer heeft gemeend en is nog steeds van mening dat dit invloed moet hebben op de minimale taxatiewaarde. Daarom is in 2022 en 2023 deze minimale taxatiewaarde herzien met – ten opzichte van de enorme verhoging van de marktwaarde – een minimale verhoging. Dit zien wij als een niet ingrijpende wijziging in de verkoopvoorwaarden.
Communicatie met de consument
In september 2021 heeft de consument de “voorwaarden verkoop kampeermiddel” opgevraagd bij de ondernemer. Deze zijn met een korte uitleg op 29 september 2021 verstuurd. Tot aan mei 2023 heeft de consument geen verder contact meer opgenomen met de ondernemer omtrent verdere verkoop. Op 21 mei 2023 neemt de consument (bijna twee jaar later) wederom contact op met de ondernemer met de mededeling dat hij wil verkopen. Op 22 mei 2023 reageert de ondernemer op haar e-mail met de belangstellende vraag wat de reden is van de verkoop. De consument reageert daar weer op en sluit haar e-mail af met “hopen op een soepele afhandeling”.
Op 23 mei 2023 mailt de ondernemer de dan geldende verkoopvoorwaarden en de aanvraag taxatieformulier. In de aanhef van de e-mail vermeldt hij expliciet dat het minimale taxatiebedrag € 10.000,– is en dat alleen bij een taxatie boven dit bedrag de caravan verkocht mag worden met behoud van standplaats. Op 23 mei 2023 mailt de consument, mét de kennis van het minimale taxatiebedrag van € 10.000,–, het door haar ondertekende aanvraag taxatieformulier terug naar de ondernemer. In de periode van 2 tot 17 juni 2023 vindt de communicatie plaats over de afspraak taxatie en het opsturen van het taxatierapport door de taxateur. Op 19 juni 2023 stuurt de ondernemer het taxatierapport waaruit blijkt dat de caravan op € 6.000,– is getaxeerd en daarmee niet voldoet aan de voorwaarden om te mogen verkopen met behoud van standplaats. Op 2 juli 2023 ontvangt de ondernemer een e-mail van de consument, waarin zij te kennen geeft dat zij het niet eens is met de gang van zaken.
Conclusie
De ondernemer is van mening dat hij juist gehandeld heeft. De dan geldende informatie met betrekking tot de verkoop van het kampeermiddel is tijdig en op het juiste moment verstrekt aan de consument en ook bij de taxatieopdracht is expliciet gewezen op het feit dat de minimale taxatiewaarde € 10.000,– was. De consument heeft na het ontvangen van deze informatie geen vragen gesteld aan de ondernemer met betrekking tot de stijging van deze minimale taxatiewaarde, noch bezwaren geuit, maar is overgegaan tot het invullen en ondertekenen van de aanvraag taxatie.
Het standpunt van de ondernemer blijft dat het kampeermiddel niet verkocht mag worden met behoud van standplaats.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De consument heeft de ondernemer op 21 mei 2023 laten weten dat zij haar stacaravan wilde verkopen met behoud van standplaats. Gelet op de verkoopvoorwaarden die zij begin mei 2023 op de website van de ondernemer zag staan en waarbij als peiljaar 2021 werd genoemd, ging zij ervan uit dat de minimale taxatiewaarde € 4.500,– diende te zijn voor het mogen verkopen van de stacaravan met behoud van standplaats. Na melding dat zij haar stacaravan wilde verkopen met behoud van standplaats, kreeg zij echter van de ondernemer bij e-mail van 23 mei 2023 te horen dat in 2023 de minimale taxatiewaarde € 10.000,– bedraagt voor het mogen verkopen van een stacaravan met behoud van standplaats.
Op 9 juni 2023 is de stacaravan gekeurd, waarna een taxatierapport is opgemaakt, gedateerd 12 juni 2023. In dit rapport is de taxatiewaarde van de stacaravan vastgesteld op een bedrag van € 6.000,–. Op grond hiervan heeft de ondernemer de consument meegedeeld dat zij haar stacaravan niet met behoud van standplaats mag verkopen.
Ingevolge artikel 9, lid twee, van de RECRON-voorwaarden hanteert de ondernemer verkoopvoorwaarden die zijn huurders in acht dienen te nemen. De ondernemer heeft bevestigd dat hij zijn verkoopvoorwaarden heeft gewijzigd, in die zin dat de minimale taxatiewaarde voor het mogen verkopen met behoud van standplaats is verhoogd van € 4.500,– (2020) naar € 7.500,– (zomer 2022) en ten slotte naar € 10.000,– (voorjaar 2023). Ter zitting heeft hij desgevraagd erkend dat hij die wijzigingen niet heeft gecommuniceerd met zijn huurders, onder wie de consument, om reden dat hij van mening is dat het in casu niet gaat om een aanmerkelijke verhoging, dit in het licht van de verkoopprijzen van stacaravans die de laatste jaren sterk gestegen zijn.
De commissie deelt deze zienswijze niet. Op de eerste plaats kan bezwaarlijk worden volgehouden dat een verhoging van € 4.500,– naar € 10.000,– in de periode van 2020 tot begin 2023 geen aanmerkelijke verhoging is van de minimale taxatiewaarde. Los daarvan had het zonder meer op de weg van de ondernemer gelegen om voornoemde wijzigingen te communiceren met zijn huurders, onder wie de consument. Door dit niet te doen, wist de consument begin mei 2023 niet beter dan dat de minimale taxatiewaarde nog steeds € 4.500,– bedroeg. De consument mocht er dan ook vanuit gaan dat het – gelet op de geschatte waarde van de stacaravan – in de lijn der verwachting lag dat zij haar stacaravan met behoud van standplaats mocht verkopen.
De ondernemer heeft aangevoerd dat hij de consument op 23 mei 2023 (voor het eerst) op de hoogte heeft gesteld van de minimale taxatiewaarde van € 10.000,– en dat de consument met die kennis het door haar ondertekende aanvraag taxatieformulier naar hem heeft teruggestuurd. Daarmee heeft de ondernemer willen betogen dat de consument zich heeft neergelegd bij die verhoogde, minimale taxatiewaarde.
Weliswaar heeft de consument na haar melding tot verkoop, in de wetenschap dat de minimale taxatiewaarde € 10.000,– bedroeg, het taxatieproces op gang gebracht door een taxatieaanvraag te doen. Echter, als zij tijdig zou zijn geïnformeerd over de verhoogde, minimale taxatiewaarde, had zij hoogstwaarschijnlijk geen investeringen meer gedaan in haar stacaravan en de tuin en had zij voorafgaande aan een aangekondigde verhoging van die taxatiewaarde kunnen besluiten om haar stacaravan te verkopen met behoud van standplaats. Met andere woorden, door de consument niet te informeren over die verhoogde, minimale taxatiewaarde, heeft de ondernemer dat laatste voor de consument onmogelijk gemaakt. Gelet hierop en gelet op het feit dat de stacaravan van de consument op 12 juni 2023 is getaxeerd op een waarde van € 6.000,–, gaat de commissie ervan uit dat de consument haar stacaravan destijds met behoud van standplaats had kunnen verkopen voor dat bedrag.
Ter zitting gevraagd naar de actuele stand van zaken, heeft de ondernemer laten weten dat de consument destijds een verlenging van het contract heeft gekregen (zonder meerkosten) tot 1 april 2023, teneinde haar de mogelijkheid te bieden de stacaravan zonder behoud van standplaats te verkopen. Volgens de ondernemer is de consument daar niet in geslaagd. Hem was onbekend of de stacaravan inmiddels is gesloopt.
Nu de ondernemer de consument de mogelijkheid heeft onthouden om – onder de werking van de verkoopvoorwaarden waarin een minimale taxatiewaarde van € 4.500,– is opgenomen – haar stacaravan met behoud van standplaats te verkopen, is de commissie van oordeel dat de ondernemer haar de taxatiewaarde van € 6.000,– verschuldigd is.
Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht gegrond verklaren en bepalen dat de ondernemer de consument een bedrag van € 6.000,– dient te betalen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond.
De commissie bepaalt dat de ondernemer de consument een bedrag van € 6.000,– verschuldigd is. Betaling van dit bedrag dient plaats te vinden binnen een termijn van 30 dagen na de verzenddatum van dit bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 8 december 2023.