Ondernemer dient consument te wijzen op onvolkomenheden in ondervloer.

  • Home >>
  • Afbouw >>
De Geschillencommissie




Commissie: Afbouw    Categorie: Informatie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 72756

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil vloeit voort uit een op 10 december 2011 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het aanbrengen van kunststof gietvloeren tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 6.460,–. De overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks 27 september 2012.   De consument heeft op 1 oktober 2012 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Ondanks herstelwerkzaamheden door de ondernemer is het probleem van de zich in de gietvloer aftekenende verwarmingsleidingen nog altijd zichtbaar evenals enkele aderen.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Ik blijf bij wat door mij is aangevoerd. Ik toon hier ter zitting aan de ondernemer en aan de leden van de commissie nog een paar foto’s waarop nog steeds het leidingverloop van de vloerverwarming zichtbaar is door de kunststof gietvloer heen. Volgens mij valt alles onder de noemer van adervorming, maar ik ben wel een leek. Volgens mij is de adervorming nog niet gestopt. De herstelwerkzaamheden van de ondernemer hebben een en ander dus niet algeheel verholpen.   Bij het herstelwerk is alleen beschermingsband aangebracht op het nieuwe gedeelte waar verder geen problemen zijn ontstaan. Dat de verwarmingssleuven die zichtbaar zijn in het strijklicht, geen adervorming genoemd mag worden, wist de consument niet. Feit is en blijft dat er nog steeds 6 aders zichtbaar zijn en de verwarmingssleuven in de oude vloer.   De consument verlangt na wijziging van haar eis – naar de commissie begrijpt – ontbinding van het door partijen overeengekomene in die zin dat zij “een deel van de aankoopsom” terug krijgt (zie brief van 14 februari 2013 van (naam vertegenwoordiger consument), geschreven namens de consument).   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Juist is dat door de ondernemer op verzoek van de consument herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd aan deze vloer. De ondernemer heeft de blaasjes en ribbeltjes (die bijna niet meer zichtbaar waren) volledig weggesneden en opgevuld en heeft vervolgens de vloer weer voorzien van en een nieuwe gietvloer. Dit heeft de ondernemer omstreeks € 2.400,– gekost. Als de vloer afkoelt zijn de ribbels veel minder zichtbaar. De consument weet dat deze gebreken kunnen optreden. Hierop kan geen garantie worden gegeven, ook al niet omdat onbekend is en blijft of de vloerverwarming juist wordt gebruikt. De herstelwerkzaamheden zijn geheel onverplicht uit coulance uitgevoerd. De scheuren die zichtbaar aanwezig waren zijn door de ondernemer alsnog eerst voorzien van beschermingsband, alvorens daarop opnieuw een kunststofgietvloer aan te brengen. Ook is de vloer voorzien van een tweede laag zoals de deskundige van de commissie voorschrijft. De melding dat de verwarmingssleuven zichtbaar zijn bij strijklicht is nieuw voor mij. Eerder is alleen gesproken over adervorming op omstreeks 4 plaatsen.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De ondernemer blijft bij wat door haar is aangevoerd. Het herstelwerk is uit coulance en onverplicht uitgevoerd. Op eventuele breuklijnen is beschermingsband aangebracht. Ik toon u een foto waarop die band in de gehele lengte van de kamer zichtbaar is. De sleuven voor de leidingen van de vloerverwarming zijn afgesmeerd met flexibele vulling in de vorm van tegellijm. Daarna is door een derde een schraplaag aangebracht van omstreeks 1 cm dik. De ondernemer heeft alleen die sleuven opgevuld en later de kunststofvloer aangebracht. De scheurvorming is terug te brengen op de aansluiting van de kanaalplaten. Ten tijde van het aanbrengen van de vloer is van die scheurvorming niets gezien. Door het aanbrengen van de sleuven/vloerverwarming moeten de kanaalplaten kennelijk zijn gaan werken. De ondernemer kan zich vinden in het rapport van de deskundige. De ondernemer heeft – zeker nadat onverplicht herstelwerk is uitgevoerd – alles goed gedaan, ook het opvullen van de sleuven voor de leidingen. De klacht moet m.i. dan ook ongegrond worden verklaard.   Deskundigenrapport   De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld.   Alleen de consument was aanwezig bij mijn onderzoek ter plaatse. De ondernemer heeft in de persoon van (naam vertegenwoordiger ondernemer) op 11 januari per e-mail laten weten niet bij het bezoek ter plaatse aanwezig te zullen zijn.   Aangebracht is een Polyurethaangietvloer ‘Topline’ in kleur RAL 7014 met transparante topcoating.   Mededelingen van de consument Onze woning is aangebouwd. In de aanbouw is een nieuwe cementgebonden dekvloer aangebracht waarin vloerverwarming op basis van warmwaterleidingen is opgenomen. In de bestaande vloer zijn leidingen voor de verwarmingsslangen gefreesd. Er is ongeveer 15 tot 20 mm diep gefreesd en in de gleuven zijn leidingen van 14 mm aangebracht. De vloerverwarming werkt in de woning als hoofdverwarming. Aannemer heeft de sleuven met leidingen vooraf gezien en heeft de sleuven gevuld met een tegellijm. Daarna is een transparante laag bouwhars, fabricaat Quartzline, over de vloer aangebracht, en aansluitend een elastische tussenlaag, de polyurethaan gietvloer en een transparante topcoating. Alvorens de vloerafwerking werd aangebracht had de vloerverwarming een opstookprotocol zoals dat door (bedrijfsnaam vloerenlegger) te Amsterdam wordt uitgegeven doorlopen. Nadat de vloerafwerking was aangebracht hebben wij de woning betrokken en is de vloerverwarming in gebruik genomen. Hierbij bleek dat de verwarmingsleidingen in de vloerafwerking op de oorspronkelijke dekvloeren aftekende en ook waren een paar blaasjes in de vloerafwerking aanwezig. De kunststof vloerafwerking is daarna in overleg voorzien van een extra laag gietvloer en topcoating. Het probleem van aftekenende verwarmingsleidingen is echter nog altijd zichtbaar.   Mededelingen van de aannemer Er zijn dus geen mededelingen gedaan.   Waarnemingen en bevindingen van de deskundige De gietvloer in deze woning wordt beschenen door strijklicht en daarbij zijn de verwarmingsslangen zeer licht zichtbaar in het vloeroppervlak ter plaatse van de oorspronkelijke woning. Dit type aftekening valt niet onder de term ‘adervorming’, waarmee de door thermische krimp en vervolgens uitzetting van de dekvloer en daardoor vorming van een ruggetje boven een in de dekvloer ontstaan/aanwezig scheurtje door extractie en indrukking wordt bedoeld. Bij aanvang van de inspectie was de vloerverwarming in een neutrale fase, waarbij de installatie een watertemperatuur liet zien van 22°C en een maximaal ingestelde watertemperatuur van 30°C. Op verzoek van deskundige is de verwarming geforceerd ingeschakeld door de thermostaat gedurende de inspectie extreem hoog in te stellen en is vastgesteld dat de verwarmingsleidingen niet of nauwelijks meer zichtbaar werden. Bij controlemeting met een meethaak werd geen meetbaar hoogteverschil op de plaats van de aftekening vastgesteld, hetgeen aangeeft dat dit minder dan 0,1mm moet zijn en dus puur wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van strijklicht.   Wel moet worden gesteld dat een dekking van circa 5 mm op de verwarmingsleidingen in strijd is met geldende voorschriften, welke stellen dat ten minste 25 mm moet worden gerealiseerd. Het is bekend dat freesbedrijven niet erg diep (willen) frezen, omdat dan bijvoorbeeld andere leidingen in de dekvloer geraakt kunnen worden. Door de acceptatie van een zeer geringe dekking zal bij opwarming van de dekvloer en met name de vulmassa van de sleuven en de gietvloer zelf uitzetten en kan door verschillen in uitzettingscoëfficiënten van de diverse materialen het leidingverloop van de verwarmingsslangen al snel zichtbaar worden. Zoals gesteld is dit beeld in dit geval echter wel zeer gering.   Meer ernstig zichtbaar zijn in de vloer een (circa) vijftal zeer rechtlijnig verlopende scheurlijnen zichtbaar, welke haaks staan op de woningscheidende wanden over nagenoeg de volle breedte van de woning. Deze scheuren zijn kennelijk ontstaan op naden in de constructievloer. De rugvorming die hier ontstaat valt wel onder de term adervorming. Deze rugvorming ontstaat doordat in een afkoelingsfase de kunststof vloerafwerking iets wordt opgerekt boven een aanwezig scheurtje. Een dergelijk scheurtje kan aannemer niet zijn opgevallen omdat deze mogelijk samenvielen met verwarmingsleidingen of simpelweg nog niet aanwezig waren doordat de dekvloer voorheen nog niet was voorzien van verwarmingsleidingen en daardoor eventueel nog ongescheurd geweest kan zijn of was voorzien van een star smal scheurtje. Na het oprekken van de vloerafwerking boven de opentrekkende scheur zal bij opwarming van de dekvloer het opgerekte materiaal in elkaar worden gedrukt en moet het toegenomen volume materiaal een plek vinden, hetgeen resulteert in een klein ruggetje, een zgn. ader. Een dergelijke ader kan soms worden opgelost door de ader vlak te schuren en een overlaging aan te brengen.   Met een meethaak is vastgesteld dat de hoogte van deze aders in dit geval minder dan 0,2mm hoog was, ofschoon zij in het strijklicht duidelijk zichtbaar zijn. Door een aanvullende overlaging bestaat een gerede kans, doch geen zekerheid, dat de zichtbaarheid van deze aders verdwijnt. Ook zou daardoor het aftekenen van verwarmingsleidingen verder afnemen tot mogelijk zelfs onzichtbaar worden.   De omvang van de geconstateerde gebreken is opvallend te noemen. Het verloop van de verwarmingsleidingen is onopvallend en het verloop van de aders door constructieve scheuren is opvallend zichtbaar, zeker bij het invallende strijklicht vanuit de slaapkamers aan de straatzijde.   Technisch herstel is mogelijk en wel als volgt: Afschuren van de aders, aanschuren van het vloeroppervlak en aanbrengen van een overlaging (primer, dunne gietvloer, topcoating). Dit levert een niveauverhoging van circa 2mm op.   De herstelkosten hiervan zijn: (Bij benadering de kosten van materiaal en/of arbeid (inclusief btw) specificeren) A. Schuren vloeroppervlak     1 mandag € 300,00 B. Aanbrengen hechtprimer     0,5 mandag € 150,00 C. Aanbrengen gietvloer     2 mandagen € 600,00 D. Aanbrengen topcoating     1 mandag € 300,00 E. Materialen en machines     105m² á € 18,50 € 1.942,50 BTW 21% over € 3292,50 € 691,43 Totaal inclusief BTW € 3.983,93   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Allereerst dient ambtshalve de vraag te worden beantwoord of de commissie bevoegd is dit geschil te behandelen, nu in de stukken nergens een verwijzing is aangetroffen naar de hier relevante NOA Algemene Consumentenvoorwaarden.   Vast staat dat de ondernemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst met de consument wel lid was van de NOA. Het lidmaatschap van de NOA verplicht de leden (alleen) de Algemene Consumentenvoorwaarden voor het Afbouwbedrijf aan consumenten aan te bieden. Deze verplichting moet worden beschouwd als een derdenbeding dat de NOA ten behoeve van de consument heeft gemaakt. Dat beding is door de consument aanvaard door het indienen van de klacht bij de commissie op 28 oktober 2012 en door het beroep dat de consument daarmee op de Algemene Consumentenvoorwaarden voor het Afbouwbedrijf doet.   Deze voorwaarden zijn aldus van toepassing geworden op de overeenkomst tussen de ondernemer en de consument. Ingevolge artikel 16.4 van deze voorwaarden is de ondernemer aan de keuze van de consument gebonden, indien deze het geschil aan de Geschillencommissie Afbouw wil voorleggen.   Op grond van het voorgaande acht de commissie zich bevoegd in het geschil bij wege van bindend advies te beslissen. Ook staat aldus vast dat de genoemde Algemene Consumentenvoorwaarden deel uit maken van het door partijen overeengekomene, en dus niet de eigen voorwaarden waarvan de ondernemer zich in casu heeft bediend.   Dat laatste betekent naar het oordeel van de commissie tevens dat de ondernemer tevergeefs een beroep doet op de in die eigen voorwaarden begrepen uitsluiting “van garantie” voor – kort gezegd – fouten in de ondergrond waarop is gewerkt.   De consument vordert partiële ontbinding van het door partijen overeengekomene, en wel in die zin dat een deel van het door haar betaalde moet worden terugbetaald.   Toewijzing van een dergelijke vordering is naar het oordeel van de commissie in casu alleen dan mogelijk als komt vast te staan dat ook na de uitvoering van de herstelwerkzaamheden sprake is van een situatie waarbij gezegd moet worden dat de ondernemer toerekenbaar tekort is geschoten in een juiste nakoming van de met de consument gemaakte afspraken.   De commissie verenigt zich met de bevindingen en conclusies van de deskundige en maakt die tot de hare. Dit ook nu partijen beide hebben verklaard zich daarin te kunnen vinden.   De commissie is op basis hiervan van oordeel dat de ondernemer wel degelijk toerekenbaar is tekort-geschoten in de nakoming van de met de consument gemaakte afspraak om een deugdelijke gietvloer aan te leggen in het oude en het nieuwe deel van de woning.   De ondernemer had naar het oordeel van de commissie namelijk het aanbrengen van de gietvloer moeten weigeren in deze situatie waarbij sprake is van een zeer geringe dekking boven de ingefreesde vloerverwarminsgleidingen. Aan de eis om die dekking tenminste 20 – 28 mm te doen zijn wordt niet voldaan. De ondernemer is verplicht op basis van de consumenten voorwaarden om de consument te wijzen op onvolkomenheden in de ondergrond, waarop moet worden gewerkt. Vast staat dat dat niet is gebeurd want de ondernemer heeft ervoor gekozen de gietvloer op de bestaande – door een derde gereed gemaakte – ondergrond te leggen, zonder ophoging van de dekvloer te eisen. Als die dekvloerverhoging met een adequate dikte was toegepast was niet alleen het resultaat bereikt dat de vloerverwarmingsleidingen niet meer zichtbaar zijn, maar was hoogstwaarschijnlijk ook de werking van de kanaalplaatvloer tengevolge van het infrezen in belangrijke mate voorkomen geweest, en dus de adervorming die daarmee samenhangt.   De voorliggende situatie – ook na herstel – is dusdanig ernstig dat de commissie op basis daarvan inderdaad zal beslissen tot een gedeeltelijke ontbinding van het door partijen overeengekomene. De ondernemer wordt daarbij ontheven van de verplichting om nog verdere nakomings- en herstelwerkzaamheden uit te voeren.   De terugbetalingsverplichting van de ondernemer zal worden bepaald op het door de deskundige berekende bedrag voor herstelkosten met dien verstande dat het per 1 maart van dit jaar van toepassing zijnde tarief van 6% BTW zal worden bijgeteld en niet 21 %. Dit levert het bedrag op van € 3.292,50 + 6% BTW = € 3.490,05.   Nu terecht door de consument is geklaagd is de ondernemer gehouden om het klachtengeld aan de consument te vergoeden alsmede om de behandelingskosten te voldoen aan het secretariaat van de commissie.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Ontbindt het door partijen overeengekomene partieel, en wel aldus: – dat de ondernemer wordt ontheven van de verplichting om nog  herstel-/nakomingswerkzaamheden uit te voeren aan deze kunststofvloer; – dat de betalingsverplichting van de consument wordt teruggebracht met voormeld bedrag  van € 3.490,05, zodat de ondernemer is gehouden om dat bedrag als zijnde in zoverre onverschuldigd betaald, terug te betalen aan de consument.   De ondernemer betaalt dus aan de consument voor meld bedrag van € 3.490,05. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 76,26 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan het secretariaat van de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 230,–.   Wijst af wat meer of anders is verzocht.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw, op 1 maart 2013.