Commissie: Voertuigen
Categorie: Derden
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
VOE03-0630
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 27 september 2002 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een gebruikte VW Golf en/of het verrichten van overeengekomen werkzaamheden tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 4.950,–.
De levering vond plaats op of omstreeks 4 oktober 2002.
De consument heeft op diverse data in de periode van 4 oktober 2002 tot 4 april 2003 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik had de auto met een half jaar garantie gekocht; deze garantie liep dus af op 4 april 2003.
Reeds in oktober 2002 ben ik met de auto terug geweest bij de ondernemer omdat er iets onder de auto rammelde. De ondernemer kon niets vinden. Ook ging de auto steeds langzamer rijden, en hij reed ook minder zuinig. In januari 2003 ben ik opnieuw terug geweest, en weer was er niets te vinden. Op 2 april 2003 ben ik nogmaals terug geweest. De uitlaat rammelde en de uitlaatgassen werden onder de auto weggeblazen. Volgens de ondernemer zat de uitlaat slechts los.
Kort daarop ben ik naar een dealer gegaan en deze wist reeds toen ik telefonisch mijn klachten doorgaf te melden dat waarschijnlijk de katalysator defect was.
Als gevolg van een en ander zijn ook de demper en een deel van de uitlaat vervangen moeten worden. De band linksachter was poreus.
Na herstel rijdt de auto weer (maximaal) 190 km/u waar deze voordien slechts 120 km/u kon halen.
Ik vind het niet correct dat nu mijn aanspraken worden afgewezen met een beroep op het feit dat ik de ondernemer niet in de gelegenheid zou hebben gesteld het gebrek te herstellen. Ten eerste heb ik dat tot minstens twee maal toe wel gedaan, en verder vind ik het onjuist dat vanwege dergelijke regeltjes ik mijn aanspraken zou verliezen. Bovendien was onmiddellijk herstel geboden, want de auto mag zonder katalysator de weg niet op.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het verhaal over de gedemonteerde katalysator hoor ik nu voor het eerst.
De consument verlangt vergoeding van de herstelkosten, tot een bedrag van € 830,33.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Wij hebben onze werkzaamheden wel goed uitgevoerd. De door een garage in Amsterdam uitgevoerde werkzaamheden staan niet in verband met werkzaamheden die eerder door ons zijn uitgevoerd. De vereisten voor verhaal van kosten die door derden zijn gemaakt zijn niet nageleefd. Wij zijn niet op de hoogte gesteld dat de consument zich op het standpunt stelde dat een reparatie niet goed was uitgevoerd en mitsdien evenmin in de gelegenheid gesteld om een eventueel gebrek te herstellen. Er is bovendien geen bewijs dat eerdere reparaties niet goed zouden zijn uitgevoerd en/of dat de consument daardoor schade zou hebben geleden.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Bij de laatste door ons uitgevoerde werkzaamheden heeft onze monteur, een zeer ervaren man, de katalysator zelfs gedemonteerd en gecontroleerd. Een test die toen is uitgevoerd, is het laten draaien van de motor zonder katalysator. Als de motor dan duidelijk beter draait, is dat een aanwijzing voor een blokkade in de katalysator. De motor draaide echter niet beter dan met katalysator. De katalysator was volgens onze monteur geheel in orde.
Als wij kennis hadden genomen van het resultaat van de second opinion, dan zouden wij, ondanks het verstrijken van de garantietermijn, best bereid zijn geweest om mee te denken over een redelijke oplossing.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het BOVAG bemiddelingsbureau heeft in reactie op de klacht van de consument opgemerkt, dat niet ongebruikelijk is dat een beroep dat na verloop van de garantie op die garantie wordt gedaan, indien de klacht reeds ten tijde van de garantietermijn was geuit, alsnog wordt gehonoreerd.
De BOVAG-voorwaarden verlangen dat de consument de auto ter reparatie aanbiedt aan de ondernemer. Anders dan de consument suggereert, gaat het hier niet louter om een formele regel, doch om een wezenlijke bepaling waaraan een aantal uitgangspunten ten grondslag ligt.
Ten eerste strekt de primaire verplichting van de ondernemer tot levering van een deugdelijke automobiel. Reeds daarom ligt het voor de hand om, indien niet geheel of niet geheel deugdelijk is nagekomen, alsnog de gelegenheid te geven voor herstel.
Ten tweede kan, indien de ondernemer zelf de auto herstelt, worden nagegaan of het gestelde mankement inderdaad bestaat. Indien een derde bedrijf het gebrek herstelt, kan allicht discussie ontstaan over de vraag of het gebrek aanwezig was (ook in dit geval wordt de aanwezigheid van het gebrek door de ondernemer betwist).
Ten derde is het niet onredelijk dat de ondernemer in de gelegenheid wordt gesteld zijn schade – daarin bestaande dat hij kosteloos onderdelen en arbeid moet leveren – te beperken, door die kosten in zijn eigen bedrijf te maken in plaats van dat hij de kosten van een ander bedrijf inclusief de daarbij behorende winstopslag voor zijn rekening moet nemen.
Vanzelfsprekend betekent dit niet dat de ondernemer tot in het oneindige in de gelegenheid zou moeten worden gesteld te proberen de auto te repareren.
In het onderhavige geval had evenwel voor de hand gelegen dat na de second opinion bij de dealer, doch voordat die dealer het herstel ter hand nam, de consument zich met het resultaat van die second opinion tot de ondernemer had gemeld en hem toen, gewapend met die nieuwe informatie, nog een laatste kans had gegeven.
Het argument dat er sprake was van de noodzaak van “onmiddellijk herstel” gaat niet op. De consument had de ondernemer kunnen sommeren de auto met een autoambulance op te halen. Alles speelde zich af binnen een gebied met een straal van enkele tientallen kilometers.
Hier staat het volgende tegenover.
De betwisting door de ondernemer, dat de door de dealer uitgevoerde werkzaamheden geen verband houden met de eerdere door de ondernemer uitgevoerde werkzaamheden (c.q. de nalatigheid om eerder bepaalde werkzaamheden uit te voeren) is niet nader met feiten onderbouwd.
Onbetwist is, dat de consument zich met een bepaalde klacht – een rammelend geluid en sterk teruglopende prestaties – meermalen tijdens de garantieperiode tot de ondernemer heeft gewend.
Onbetwist is, dat de verschijnselen herleid zouden kunnen worden tot een defecte katalysator.
Onbetwist is, dat de klacht welke de consument rapporteerde, door de ondernemer niet was hersteld.
Onbetwist is, dat de dealer onder meer de uitlaat en katalysator heeft vervangen.
Onbetwist is, dat na de reparatie de auto aanmerkelijk beter functioneerde dan voorheen.
Het eerst ter zitting gerelateerde omtrent de demontage van de katalysator laat de commissie buiten beschouwing, nu daarvan niet eerder is gerept.
Dit alles maakt meer dan aannemelijk dat zich reeds tijdens de garantieperiode een mankement aan het uitlaatsysteem (inclusief katalysator) had voorgedaan, ook al vond herstel door de dealer ruim een maand na het einde van de garantietermijn plaats.
In weerwil van de uitgangspunten welke ten grondslag liggen aan de regel dat de consument zich primair tot de ondernemer moet wenden voor herstel, moet in casu geconstateerd worden dat de ondernemer feitelijk is gebaat door de werkzaamheden die de dealer heeft uitgevoerd. Had immers de consument zich rechtstreeks tot de ondernemer gewend, dat had hij zelf die kosten moeten maken.
Deze zouden evenwel naar alle waarschijnlijkheid lager zijn geweest, omdat hij de kosten in zijn eigen bedrijf had kunnen maken.
Gelet op dit een en ander dient de ondernemer, bij wijze van schadevergoeding, een bijdrage van € 500,– in de reparatiekosten te vergoeden.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 500,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 30 augustus 2004.