
Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Informatie
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
119681-2
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit de niet toekenning door de ondernemer aan de consument van vrijstellingen voor de vakken die zij al in de Basisopleiding heeft gevolgd.
De consument heeft op 2 mei 2018 haar klacht schriftelijk bij de ondernemer neergelegd.
Het standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In 2016 heeft zij zich georiënteerd op mogelijkheden om een opleiding Doktersassistente te volgen. Zij was werkzaam als kapster en wilde een carriereswitch maken. De ondernemer heeft haar toen informatie verschaft over de Basisopleiding die door hem werd aangeboden. Deze opleiding was makkelijker te combineren met een werkend bestaan dan de MBO opleiding Doktersassistente. Na succesvolle voltooiing van de Basisopleiding zou de consument aansluitend alsnog kunnen instromen in de opleiding Doktersassistente en dan zou zij vrijstellingen kunnen krijgen voor de door haar reeds afgeronde vakken. De consument vond dit een goede optie en is de Basisopleiding gaan volgen bij de ondernemer. Echter, nadat zij deze had voltooid kreeg zij van de ondernemer te horen dat die haar geen vrijstellingen kon geven omdat inmiddels de kwalificatiestructuur was veranderd. De consument zou de volledige MBO-opleiding alsnog moeten gaan volgen.
De consument wil dat de vrijstellingen haar alsnog worden verleend, nu dit haar door de ondernemer in het verleden is toegezegd en deze aan die toezegging gehouden is. Indien deze vrijstellingen niet kunnen worden verleend zou dit betekenen dat zij anderhalf jaar studievertraging heeft opgelopen, hetgeen haar financieel schade heeft berokkend. De consument begroot deze schade op € 10.146,–. Zij houdt de ondernemer hiervoor verantwoordelijk nu deze haar onjuiste informatie heeft verschaft die haar ertoe heeft bewogen de Basisopleiding te volgen. Bij een juiste voorstelling van zaken zou zij dit niet hebben gedaan.
Ter zitting is in reactie op het beroep van de ondernemer op zijn exoneratievoorwaarden betoogd dat dit een beding betreft dat voorkomt dat op de zogeheten ‘grijze lijst’ staat en dus vermoed moet worden onredelijk bezwarend jegens de consument te zijn. Gezien de mate van verwijtbaarheid aan de zijde van de ondernemer en de omvang van de consequenties die diens verwijtbare handelen voor de consument hebben gehad kan de ondernemer op de exoneratieclausule niet met vrucht een beroep doen.
Ten aanzien van de wijze van waardering van het door haar ondervonden nadeel wijst de consument op recente jurisprudentie (ECLI:NL:RBNHO:2018:5752) waarbij de rechtbank het leerstuk van de proportionele aansprakelijkheid toepast en een schadevergoeding toekent op basis van het verlies van vrije tijd.
Het standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Door een wijziging in de kwalificatiestructuur is het niet mogelijk de gevraagde vrijstellingen te verlenen. De consument zal inderdaad de gehele MBO opleiding Doktersassistente moeten volgen. De ondernemer erkent dat de informatieverstrekking van zijn kant beter had gekund. Studenten die al eerder dan de consument waren ingeschreven zijn wel geïnformeerd over de structuurwijziging, maar de consument was toen nog niet bij hem ingeschreven. De brief is wel op de website geplaatst maar niet makkelijk vindbaar aldaar. De ondernemer heeft de consument dan ook aangeboden dat de kosten voor de Basisopleiding haar kwijt zouden worden gescholden.
De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de commissie niet bevoegd is ten aanzien van het primaire verzoek van de consument, nu dit de inhoud van het onderwijs raakt. Ook als dit niet op zou gaan heeft te gelden dat de consument de termijn heeft laten verstrijken binnen welke zij tegen de weigering de vrijstellingen te verlenen in beroep had kunnen gaan. Feitelijk gesproken kunnen de vrijstellingen niet verleend worden omdat dit gezien de structuurwijziging niet kan.
De gestelde studievertraging klopt niet. De consument is in haar berekening uitgegaan van het voor haar meest gunstige, maar niet reële, scenario. De ondernemer betwist de juistheid van de aannames van de consument en de opgevoerde bedragen.
Ter zitting heeft de ondernemer een toelichting gegeven op de structuurwijziging en de gevolgen daarvan. De brief daarover is weliswaar niet op de site gepubliceerd maar kon de consument vinden in haar persoonlijke leeromgeving.
Bovendien heeft de ondernemer nog naar voren gebracht dat hij zich beroept op de exoneratieclausule in de door hem gehanteerde en door de consument geaccepteerde algemene voorwaarden. Zijn aansprakelijkheid gaat nimmer verder dan het bedrag van de inschrijvingskosten. In reactie op het door de consument ter zitting aangehaalde vonnis meent hij ook dat de consument de grondslag van de gevraagde schadevergoeding niet zomaar kan wijzigen.
De beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie acht zich ten aanzien van het primair verzochte niet bevoegd, nu dit niet ziet op een geleverde dienst of product maar op een inhoudelijke waardering van door de consument geleverde onderwijsprestaties. De commissie mist hiertoe de kennis en expertise en heeft niet de bevoegdheid vrijstellingen te verstrekken. Overigens had de consument deze kwestie kunnen en moeten voorleggen bij de reglementair hiervoor aangewezen vrijstellingscommissie, een en ander binnen twee weken na de haar onwelgevallige beslissing in dezen.
Wat betreft de door de ondernemer verstrekte informatie, die de consument ertoe heeft bewogen voor deze studievariant bij de ondernemer te kiezen, zijn partijen het erover eens dat deze tekortschoot en dat hiermee de consument op het verkeerde been is gezet. Wat er zij van de eigen onderzoeksplicht van de consument, de ondernemer heeft op meerdere momenten telkens weer onjuiste informatie aan haar verschaft. Bovendien bleek de toch al niet prominent door de ondernemer gepubliceerde brief met de ten deze essentiële informatie pas beschikbaar in de persoonlijke leeromgeving van de consument dus nadat de consument zich had ingeschreven c.q. de studieovereenkomst was afgesloten.
Partijen verschillen van mening welke schade dit de consument heeft berokkend alsmede in hoeverre de ondernemer hiervoor aansprakelijk kan worden gehouden. Voorts verschillen zij van mening over de vraag of de ondernemer terzake een beroep kan doen op de door hem gehanteerde exoneratievoorwaarden.
Wat dit laatste punt betreft volgt de commissie de consument. De ondernemer komt onder de vastgestelde omstandigheden geen beroep toe op deze schadevergoedingbeperkende voorwaarde. Hiermee zou zijn rol in het ontstaan van de aanzienlijke schade van de consument miskend worden.
De commissie is van oordeel dat de door de consument gevolgde Basisopleiding haar niets vooruit heeft gebracht. Zij moet immers de opleiding Doktersassistente in zijn geheel alsnog volgen. Ter zitting heeft de ondernemer aangegeven dat voor de basisopleiding wordt uitgegaan van een studiebelasting van 1600 uren. De consument heeft dan ook 1600 uren ‘voor niets’ besteed. Partijen kunnen het niet eens worden over welke geldwaarden hiermee gemoeid zijn. De commissie is van mening dat aan de schadeberekening in de schriftelijke klacht van de consument keuzes en omstandigheden ten grondslag liggen die niet zomaar voor rekening en risico van de ondernemer komen. Daarom zoekt de commissie overeenkomstig het door de consument ter zitting genoemde vonnis aansluiting bij het artikel van mr. dr. L.T. Visscher “Verlies van tijd”, gepubliceerd in AVenS op 16 april 2012. Visscher neemt tot uitgangspunt de mate van aantasting van het geluksniveau van een benadeelde, waarin hij vijf gradaties onderscheidt (van enigszins ongelukkig tot miserabel).
Het hieraan gekoppelde bedrag per uur laat hij vervolgens variëren van € 1,54 tot € 3,69 (tot en met de vierde gradatie: zeer ongelukkig). Ten overvloede zij gesteld dat het de commissie niet duidelijk is waarom aan de consument de mogelijkheid onthouden moet worden dat ter zitting de vordering tot schadevergoeding wordt gewijzigd of althans een subsidiaire vordering wordt ingebracht.
De commissie zal, dit alles in aanmerking nemend, uitgaan van een (afgerond) gemiddelde van deze bedragen van € 2,50 per uur. Dit bedrag vermenigvuldigend met 1600 uren komt de consument voor het verlies van tijd dan ook € 4.000,– toe. Daarnaast is de ondernemer gehouden de consument de inschrijvingskosten voor de nutteloos door haar gevolgde Basisopleiding, € 2.059,31, te vergoeden. Samengeteld dient de ondernemer € 6.059,31 aan de consument te betalen.
De juridische kosten komen in de onderhavige procedure conform het hieromtrent in het reglement bepaalde niet voor toewijzing in aanmerking.
De commissie beslist als volgt.
Beslissing
De commissie verklaart zichzelf onbevoegd waar het het primair verzochte betreft.
De ondernemer dient de consument binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak een bedrag van € 6.059,31 te betalen ter zake van door deze door zijn toedoen geleden schade.
Nu de klacht gegrond wordt verklaart dient de ondernemer voorts het door de consument betaalde klachtgeld ad € 102,50 aan haar te vergoeden.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit
mr C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter,
mr. A.J.E. Weijenborg-Meiss en mr. F.E. Duveen, leden, op 28 november 2018.