Commissie: Recreatie
Categorie: Zorgvuldigheid ondernemer
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
73921
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de oplevering door de consument van de vaste standplaats op het terrein van de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft de overeenkomst betreffende de huur van de vaste standplaats opgezegd per 31 december 2012 en in verband daarmee voor die datum de standplaats leeg en volledig ontruimd opgeleverd. Bij de eindafrekening heeft de ondernemer van de waarborgsom een bedrag van in totaal € 254,10 ingehouden, welk bedrag bestaat uit twee posten van elk € 127,50. Eén post heeft betrekking op het door de ondernemer (laten) verwijderen van coniferen die op de rand van de standplaats stonden. De andere post heeft betrekking op de extra kosten die de ondernemer stelt te hebben gemaakt met het opnieuw laden van het snoeiafval dat de door de consument ingeschakelde sloper op een zogenaamde groenkar had geladen.
De consument betoogt dat de ondernemer op de hoogte was van de datum van ontruiming van de standplaats en dat het op haar weg had gelegen te zorgen voor een lege groenkar bij de aanvang van de betrokken dag. De groenkar was bij aanvang werkzaamheden niet leeg. De hier aan de orde zijnde kosten vallen onder het normale parkbeheer dat voor rekening van de ondernemer komt. Met betrekking tot de verwijdering van de coniferen voert de consument aan dat deze coniferen al op de standplaats aanwezig waren toen hij de standplaats in 2004 ging huren en dat die coniferen een natuurlijke grensafscheiding vormden met de naburige percelen.
De consument stelt dat hij vanwege de discussies met de ondernemer juridisch advies heeft moeten inwinnen, dat hij verder nog extra kosten heeft moeten maken en dat de ondernemer hem ter zake een bedrag van in totaal € 154,11 moet voldoen. De consument maakt verder aanspraak op betaling van rente.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Hij heeft de standplaats in 2004 met bemiddeling van de ondernemer overgenomen van een vertrekkende recreant. Toen is niet gesproken over de coniferen die op of nabij de perceelgrens met de naburige standplaats stonden; evenmin is dat nadien het geval geweest. De consument heeft steeds in de veronderstelling verkeerd dat die coniferen van de ondernemer waren en tot de standplaats behoorden. Daar komt nog bij dat sommige van die coniferen volledig op de perceelgrens staan.
Met betrekking tot de groenkar heeft de consument nog aangevoerd dat hij weliswaar met de ondernemer heeft gesproken over het deponeren van de struiken in de kar maar dat hij met de ondernemer geen afspraken heeft gemaakt over de wijze van beladen of over hetgeen wel of niet in de kar mocht. Evenmin heeft de ondernemer hem gezegd wat wel of niet in de kar mocht. Ten tijde van de werkzaamheden van de sloper die de kar heeft geladen was de consument op het park aanwezig. De ondernemer heeft hem die dag niet gezegd dat de kar niet goed geladen werd of was. Pas een dag later, toen de ondernemer kennelijk al de gestelde werkzaamheden tan aanzien van die kar had uitgevoerd, heeft deze hem heeft gemeld dat de kar niet goed geladen was. Toen kon hij niet meer ingrijpen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De door de consument ingeschakelde sloper heeft ondanks een verbod van de parkleiding de in het park aanwezige groenkar gevuld met van de plaats van de consument afkomstige struiken. Die kar staat ter beschikking van de recreanten voor het deponeren van snoeiafval, grasmaaisel en bladeren. Dit is ook vermeld in het document Parkregels waarvan iedere recreant een exemplaar is uitgereikt. De groenkar is niet bedoeld voor het deponeren van hele struiken waarvan hier sprake is. Daarnaast is de kar door de sloper zodanig vol geladen dat de kar niet meer te vervoeren was. De ondernemer was daardoor genoodzaakt struiken van de kar te halen, in kleinere stukken te zagen en daarna weer op de kar te plaatsen. De ondernemer heeft de sloper meegedeeld dat het struikgewas niet op de groenkar mocht en bovendien door hem verkeerd op de kar was gelegd.
Op grond van de hier toepasselijke (branche)voorwaarden voor vaste plaatsen dient de recreant bij beëindiging van de overeenkomst de plaats ontruimd op te leveren aan de ondernemer. Dit houdt in dat de plaats volledig opgeruimd moet zijn. Dit is ook nog eens benadrukt in de Parkregels. Op grond daarvan diende de consument bij vertrek alle begroeiing van de plaats te verwijderen, hetgeen ook met hem is afgesproken vóór de sloper met zijn werk begon. Het is juist dat de betrokken coniferen al aanwezig waren bij het sluiten van de huurovereenkomst in 2004. De consument had destijds geen problemen daarmee.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Toen de kar vol was heeft de betrokken sloper niet aan de ondernemer gevraagd of de kar kon worden geleegd maar heeft hij het afval op de kar gestapeld. Toen de consument de standplaats overnam stonden er inderdaad al coniferen aan de rand van het perceel. De consument heeft de coniferen sedert 2004 niet bijgehouden waardoor ze steeds groter zijn geworden en niet meer konden blijven staan; ze moesten gewoon weg.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De groenkar
Onduidelijk is gebleven of de ondernemer de consument tevoren aanwijzingen heeft gegeven over het beladen van de kar en of partijen daarover afspraken hebben gemaakt. Uit de stellingen van de ondernemer blijkt dat deze de sloper heeft aangesproken op de wijze waarop deze de struiken op de groenkar deponeerde. Het had voor de hand gelegen dat de ondernemer, toen deze naar eigen zeggen constateerde dat de sloper de groenkar onjuist had geladen, de consument daarop had aangesproken zodat deze niet alleen zelf had kunnen vaststellen wat er aan de hand was maar ook had kunnen ingrijpen, bijvoorbeeld door de sloper op te dragen de kar anders te beladen dan wel zelf de werkzaamheden te verrichten die de ondernemer nu stelt te hebben verricht en thans aan de consument in rekening brengt. Onvoldoende weersproken is de consument eerst daags na de werkzaamheden van de sloper via een e-mailbericht door de ondernemer op de hoogte is gesteld dat zij aan het einde van de dag had vastgesteld dat de kar onjuist geladen was. Dit brengt de commissie tot het oordeel dat de ondernemer te laat heeft geklaagd bij de consument en dat reeds daarom aan die klacht voorbij moet worden gegaan.
Het voorgaande betekent dat de ondernemer ten onrechte ter zake de groenkar het bedrag van € 127,05 heeft ingehouden. Dit bedrag dient alsnog aan de consument te worden uitgekeerd.
De coniferen bij de perceelgrens
De commissie stelt voorop dat onvoldoende is komen vast te staan dat de consument, zoals de ondernemer stelt en de consument betwist, in of omstreeks de periode tussen de opzegging van de standplaats en het vertrek van het park met de ondernemer is overeengekomen of aan deze heeft toegezegd de betrokken coniferen te zullen verwijderen. Dat de consument eerder een offerte had gevraagd voor de verwijdering doet daaraan niet af aangezien uit het betreffende verzoek niet kan worden afgeleid dat hij zich jegens de ondernemer had verbonden daadwerkelijk tot verwijdering over te gaan.
Op grond van artikel 13 lid 1 van de (branche)voorwaarden dient in geval van beëindiging van de overeenkomst de recreant de plaats "leeg en volledig ontruimd" op te leveren. In de door de ondernemer gehanteerde parkregels is in hoofdstuk G onder het kopje "Standplaatsinrichting" opgenomen dat een recreant bij vertrek de standplaats "geheel schoon en opgeruimd" moet opleveren. Partijen verschillen van mening of de betrokken coniferen zijn begrepen in de in voormelde bepalingen opgenomen verplichting van de consument tot ontruiming van het perceel. In dat verband acht de commissie het volgende van belang.
Tussen partijen staat vast dat de consument in 2004 de standplaats en de daarop aanwezige caravan heeft overgenomen van een vertrekkende recreant en dat die overname heeft plaatsgehad met bemiddeling van de ondernemer. In de Parkregels van de ondernemer is onder voormeld hoofdstuk G, kopje "Standplaatsinrichting", opgenomen dat bij overname duidelijke schriftelijke afspraken met de nieuwe recreant moeten zijn gemaakt omtrent de overname van onder meer "beplanting e.d.". De commissie stelt vast dat dergelijke schriftelijke afspraken niet voorhanden zijn en dat niet is gebleken dat ter zake mondelinge afspraken zijn gemaakt. In het licht van het zojuist vermelde voorschrift van de ondernemer tot het schriftelijk vastleggen van afspraken omtrent beplanting en van de omstandigheid dat deze bij de overdracht door de vertrekkende recreant aan de consument heeft bemiddeld, mocht de consument uit de omstandigheid dat bij de overname geen afspraken zijn gemaakt omtrent de hier bedoelde coniferen, in redelijkheid ervan uitgaan dat deze coniferen niet deel uitmaakten van de inrichting van de betrokken standplaats en dat deze behoorden tot de inrichting van het park. De omstandigheid dat in voormeld artikel 13 en in de Parkregels sprake is van, samengevat, volledig ontruimde oplevering, doet daaraan niet af. Dit brengt mee dat de consument bij het opleveren van de standplaats de betrokken coniferen niet hoefde te verwijderen.
Het voorgaande betekent dat de ondernemer ten onrechte ter zake van het verwijderen van die coniferen het bedrag van € 127,05 heeft ingehouden. Dit bedrag dient alsnog aan de consument te worden uitgekeerd.
De ondernemer heeft bij factuur van 12 januari 2013 de eindafrekening aan de consument gezonden. Daarin is opgenomen dat het daar vermelde saldo voor 15 januari 2013 zal worden overgemaakt naar de rekening van de consument. Aangezien het bedrag van in totaal € 254,10 (2 x € 127,05) ten onrechte niet in het over te maken bedrag begrepen was, dient de ondernemer de consument de wettelijke rente te vergoeden over dit bedrag nu de consument eerder op betaling daarvan aanspraak heeft gemaakt. Die rente zal worden toegewezen met ingang van 15 januari 2013, op welke de datum de consument het saldo van de afrekening op zijn rekening zou ontvangen.
De door de consument gevorderde bijkomende kosten ter zake van juridisch advies, het versturen van aangetekende brieven, de kosten van correspondentie en telefoneren, kunnen niet ten laste van de ondernemer worden gebracht nu de kosten van de communicatie als gebruikelijke kosten voor rekening van de consument horen te blijven en voor het inwinnen van juridisch advies in redelijkheid onvoldoende grond bestond. Dat betekent dat de klacht van de consument in zoverre moet worden afgewezen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 254,10. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
De ondernemer betaalt bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2013 tot de dag van betaling.
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,84 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 17 april 2013.