Ondernemer had geen kosten voor reparatie in rekening mogen brengen.

De Geschillencommissie




Commissie: Installerende bedrijven    Categorie: Ondeugdelijke levering / (non-)conformiteit    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: INS09-0145

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 1 tot en met 3 maart 2009 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het doen van reparatiewerkzaamheden aan de CV-ketel. Daarvoor is de consument op regiebasis respectievelijk in rekening gebracht € 199,91 (factuur van 11 augustus 2009, no. 058367) en € 418,29 (factuur van 11 augustus 2009, no. 058388). De werkzaamheden zijn verricht in de periode van 1 tot en met 3 maart 2009.   De consument heeft voormelde bedragen – in totaal € 618,20 – niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   De consument heeft op 18 augustus 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Ik heb deze CV-ketel laten repareren in de gerechtvaardigde verwachting dat mij daarvoor geen kosten in rekening worden gebracht. Toch heb ik in augustus tot mijn verrassing deze door mij bestreden nota’s ontvangen. De ondernemer heeft mij hier dus verkeerd voorgelicht. Bovendien ben ik het niet eens met wat mij in rekening wordt gebracht voor voorrijkosten, arbeidsloon, het expansievat en de wisselaar. Er zijn namelijk ook onnodig onderdelen vervangen (expansievat en overstortventiel).   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Ik blijf bij wat door mij is aangevoerd. Deze CV-ketel is door mij ook gekocht bij de ondernemer, en de ondernemer heeft deze CV-ketel ook bij mij geïnstalleerd. De oorzaak van de lekkage is opgelost door de vervanging van de wisselaar. Ik heb eerder al aangevoerd dat ik dat heel vreemd vindt voor een CV-ketel die nog geen 3 jaren oud is.   De consument verlangt te bepalen dat op de openstaande nota’s niets behoeft te worden voldaan.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Terecht is door de ondernemer het standpunt ingenomen dat het gehele openstaande bedrag als depot onder de commissie wordt gestort.   De ondernemer is van mening dat de consument terecht is gefactureerd voor deze reparatiewerkzaamheden. Bij de onderhoudsovereenkomst waren partijen overeengekomen dat de CV-installatie in een goed functionerende staat verkeert. Wanneer tijdens de uitvoering van die onderhoudsovereenkomst anders mocht blijken – zoals in casu – worden de herstelwerkzaamheden alsnog op basis van regie uitgevoerd en in rekening gebracht. Partijen zijn aldus met elkaar overeengekomen. Het betreft hier reparatiewerkzaamheden aan defecten die reeds aanwezig waren voordat de onderhoudsovereenkomst was gesloten. Die kosten vallen daarom niet onder de dekking van die onderhoudsovereenkomst.   Zowel het expansievat als het overstortventiel bleken kapot en deze heeft de monteur moeten vervangen. Het feit dat even later bleek dat de wisselaar van het toestel de oorzaak was van de lekkage, hoeft niet uit te sluiten dat het expansievat en het overstortventiel defect waren en moesten worden vervangen. Een combinatie van deze 3 zaken was kennelijk de oorzaak van het drukverlies.   Ten tijde van de storing was deze installatie op 1 maand na 3 jaren oud, en deze had nog geen onderhoudsbeurt gehad. Dat laatste is er mede de oorzaak van waarom de wisselaar is gaan lekken. Dit risico dient voor rekening van de consument te blijven. Door de ondernemer zijn geen verkeerde mededelingen gedaan aan de consument.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Ik blijf bij wat door de ondernemer is aangevoerd. Vaststaat dat deze CV-ketel is geleverd en geïnstalleerd door [een installatiebedrijf]. Dat blijkt uit de hier ter zitting door de consument getoonde overeenkomst. Dat bedrijf maakt deel uit van [een installatiegroep]. De ondernemer doet voor dit bedrijf het service – en garantiewerk en krijgt daartoe namen van consumenten en garantietermijnen aangedragen. Dat deze consument niet meer ons bestand voorkwam moet zijn veroorzaakt doordat de garantietermijn is verlopen. De consument is aangeraden alsnog deze onderhoudsovereenkomst aan te gaan.   In het geval de commissie van oordeel mocht zijn dat ondanks dat de garantieperiode is afgelopen, de wisselaar voor rekening is van [het installatiebedrijf]. Als [het installatiebedrijf] aangeeft dat die had moeten worden vervangen, dan geeft de ondernemer hier toestemming dat de voorliggende nota’s dienovereenkomstig worden teruggebracht. De ondernemer zal dat dan vervolgens financieel afkaarten met [het installatiebedrijf]. Ik wens dus niet dat deze zaak wordt aangehouden opdat de consument een nieuwe klacht aanhangig kan maken tegen [het installatiebedrijf].   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Deze reparatiewerkzaamheden zijn op regiebasis bij de consument in rekening gebracht. Dit brengt mee dat de commissie de mogelijkheid heeft om te beoordelen of de ondernemer in redelijkheid betaling kan vergen van wat voor die reparatiewerkzaamheden en voor de daarbij geleverde en geïnstalleerde materialen in rekening is gebracht middels de twee voorliggende – door de consument dus onbetaald gelaten – facturen.   Tussen partijen staat vast dat eerst na vervanging van de wisselaar de lekkageklachten van de consument adequaat zijn verholpen. Twee dagen eerder was door de ondernemer gepoogd om dezelfde lekkageklacht van de consument te verhelpen door vervanging van het expansievat en het overstortventiel. Die reparatie heeft (dus) aantoonbaar niet tot resultaat gehad dat de lekkageklachten van de consument definitief en adequaat zijn verholpen.   Wat dan resteert is de vraag of de vervanging van het expansievat en van het overstortventiel (toch) met reden heeft plaatsgevonden. De commissie is van oordeel van niet. Dit omdat door de consument desgevraagd ter zitting is verklaard dat zij omstreeks een maand voor het ontstaan van deze lekkageklacht de CV-installatie heeft bijgevuld omdat de druk te laag was geworden. Uit het samenstel van deze omstandigheden trekt de commissie de conclusie dat het moeten vervangen van het overstortventiel niet kan zijn veroorzaakt door een kapot (membraan in het) expansievat omdat dat overstortventiel dan snel na het bijvullen en op druk brengen van de installatie aantoonbaar haar beveiligende werk had gedaan, en dat is dus niet gebeurd.   De conclusie die de commissie hieruit trekt is dat de ondernemer in redelijkheid geen betaling kan vergen voor de vervanging van het expansievat en het overstortventiel.   De vervolgvraag is dan of de ondernemer wel betaling kan vergen voor de vervanging van de wisselaar.   Ter zitting is tussen partijen komen vast te staan: dat deze CV-ketel op het moment van de reparatie op 1 maand na 3 jaren ”jong” was; dat deze CV-ketel door de consument is gekocht bij en is geïnstalleerd door [een installatiebedrijf], een van de vele rechtspersonen waarvan [de installatiegroep] zich bedient; deze ondernemer verricht ten behoeve van [het installatiebedrijf] de zogenaamde service- en garantiewerkzaamheden. Daartoe krijgt zij de garantietermijnen en de namen van de nieuwe consumenten aangereikt.   Voor wat betreft de bij dit type CV-ketel behorende warmtewisselaar is de commissie er ambtshalve van op de hoogte dat over dit onderdeel in de bij deze CV-ketel behorende handleiding van de fabrikant/leverancier het volgende staat vermeld: “(…) aan de warmtewisselaar geen jaarlijks preventief onderhoud nodig is.”. Het betreft hier een belangrijk onderdeel van deze CV-ketel, dat kennelijk bedoeld is om storings- en lekkagevrij voor langere tijd te functioneren. Juist van dit duurzame onderdeel bij deze ketel mag naar het oordeel van de commissie in redelijkheid worden verwacht dat dat storingsvrij in elk geval vijf jaren meegaat. Als het eerder – zoals hier – kapot gaat c.q. lekkageklachten oplevert, is dan ook sprake van non-conformiteit. De consument kan daarvoor de verkopende ondernemer aanspreken, ook na ommekomst van de overeengekomen garantietermijn. De thans in het geding betrokken ondernemer kan hiervoor in beginsel niet worden aangesproken.   Dit laatste is ter zitting met partijen besproken, met de daarbij behorende mogelijkheid dat deze zaak wordt aangehouden in afwachting van een nieuwe tegen [het installatiebedrijf] in te dienen klacht. De uitkomst van dit overleg was dat zijdens de ondernemer is verklaard dat door haar wordt goedgevonden dat reeds in deze zaak bij het beoordelen van deze nota’s deze kwestie over de wisselaar wordt betrokken. Zo na de beslissing van de commissie vereist, zal de ondernemer hierover in contact treden met [het installatiebedrijf]. De ondernemer wenst dit regresrisico te lopen.   Indachtig deze gang van zaken, moet thans dan ook de conclusie zijn dat de consument voor de vervanging/reparatie van deze wisselaar geen kosten in rekening hadden mogen worden gebracht, en thans dus ook niet via de ondernemer.   De slotsom moet zijn dat de klacht in al haar onderdelen slaagt, en dat in na te melden zin moet worden beslist.   Nu door de consument terecht is geklaagd, is de ondernemer op basis van het reglement van de commissie gehouden om het klachtengeld te voldoen aan de consument en tevens om de behandelingskosten te betalen aan het secretariaat van de commissie.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Stelt vast dat de consument voor deze reparaties geen kosten voor arbeid en materiaal in rekening mogen worden gebracht en dat daarom moeten worden gecrediteerd de twee facturen van respectievelijk € 199,91 (factuur van 11 augustus 2009, no. 058367) en van € 418,29 (factuur van 11 augustus 2009, no. 058388).   De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 100,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 160,– .   Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 618,20 dus terugbetaald aan de consument.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 20 oktober 2010.