Commissie: Bouw-en afbouwmaterialen
Categorie: Informatie
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
112351
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 24 juli 2010 tussen partijen gesloten overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van 153 m² Belgisch hardsteen tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 14.871,60 inclusief btw.
De tegels zijn eind 2013 gelegd. De consument stelt in het klachtenformulier dat de klacht ontstaan is op of omstreeks 1 september 2015 en op 2 januari 2016 voor het eerst aan de ondernemer kenbaar gemaakt.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument stelt dat er sprake is van brandplekken, dus losse lagen in verschillende tegels.
In de toelichting op de klacht stelt de consument, samengevat weergegeven, dat de tegels begin september 2013 zijn gelegd. Ten tijde van het leggen van de tegels was de woning wind- en waterdicht en na het leggen heeft de vloer 6 weken kunnen drogen. Van september 2013 tot eind november 2015 zijn de tegels afgedekt geweest met dampdoorlatende verhuisdekens en platen hardboard.
Bij veel van de bewuste natuursteenplaten lijkt het alsof het oppervlakte gerepareerd (opgevuld) is met een pastamiddel dat door het schoonmaken van de platen met lauw water na droging los komt.
Herstel is vanwege de verspreide ligging van de beschadigde tegels alleen mogelijk door het vervangen van alle tegels. De kosten hiervan bedragen € 13.320,– (exclusief levering van het natuursteen).
Naar aanleiding van het deskundigenrapport heeft de consument het volgende opgemerkt. Op basis van het deskundigenrapport kan naar de mening van de consument geen onderbouwde uitspraak worden gedaan. Het onderzoek van de deskundige is te oppervlakkig geweest. De deskundige beschikt niet over de benodigde kennis. De zogenaamde kalk-uitbloeiingen zijn slechts stofresten van bouwactiviteiten. Er heeft geen buitensporig vochttransport plaatsgevonden. Er kan geen sprake zijn geweest van vochttransport vanuit de ondervloer. Bij ‘brand’ in Belgisch hardsteen gaat het niet om klakuitslag (zoals door de deskundige wordt gesteld), maar om koolstofconcentratie.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De overeenkomst is gesloten in 2010. De tegels zijn door de leverancier op 17 december 2012 afgeleverd bij de ondernemer, waarna deze in september 2013 bij de consument zijn afgeleverd. De tegels zijn vervolgens in september 2013 gelegd door een door de ondernemer aanbevolen derde (een vaste relatie van de ondernemer). Er is in totaal 153 m² aan tegels afgeleverd, waarvan 126 m² is verwerkt. De niet verwerkte tegels betreft ongeveer 1,5 pak.
Er zijn ongeveer zes weken na het leggen van de tegels dampdoorlatende dekens en hardboard over een deel van de tegels gelegd dat belopen c.q. waar gewerkt werd. Er is geen vochtmeting geweest. De vloerverwarming is langzaam opgestookt. De vloer is dan ook nergens gescheurd. De vloer was ten tijde van het leggen van de tegels droog. Er was en is geen vocht te bespeuren.
Het oordeel van de deskundige is niet deugdelijk. Vochttransport kan wel degelijk door de tegel plaatsvinden en niet alleen via de voegen. De ‘brand’ is in een dermate hoeveelheid aanwezig, dat deze buiten de tolerantiegrenzen valt. De klachten zijn door het schoonmaken verergerd.
De consument verlangt: de niet verwerkte tegels retour twee kisten en een aantal verwerkte tegels vervangen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Eind 2015, derhalve twee jaar na het aanbrengen van de tegelvloer, zijn er door de consument beschadigingen geconstateerd. Vervolgens is de woning geïnspecteerd door een medewerker van de leverancier, die kalk-uitbloeiingen heeft geconstateerd wat duidt op vocht. Dat er ‘brand’ in de tegels zit, is inherent aan en een eigenschap van het materiaal. Niet vastgesteld is kunnen worden of de juiste lijm is gebruikt. Vervolgens heeft de consument een jaar niets van zich laten horen, waarna hij heeft gevraagd of er een schadevergoeding mogelijk was. De woning is nog steeds niet bewoond. De bouw van de woning neemt al tien jaar in beslag wat van invloed is op de vochthuishouding. De ondernemer vertrouwt op de expertise van de leverancier. Het standpunt van de leverancier dat er sprake is van kalk-uitbloeiingen door het langdurig toedekken van de vloer met dekens en hardboard en dat de ‘brand’ een natuurlijke eigenschap is van de tegels vindt de ondernemer aannemelijk.
De klacht behoort te worden afgewezen.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer geeft aan het deskundigenrapport niet te hebben ontvangen. Na een met instemming van beide partijen ingepaste leespauze geeft de ondernemer aan dat de klacht ter zitting kan worden behandeld. De ondernemer stelt zich te kunnen vinden in het deskundigenrapport. De ondernemer erkent als juist wat de consument heeft gesteld met betrekking tot de data waarop de afspraken zijn gemaakt en de tegels bij de ondernemer c.q. de consument zijn geleverd, alsmede dat de tegels zijn gelegd door een derde die door de ondernemer is aanbevolen bij de consument. Tenslotte erkent de ondernemer de gestelde hoeveelheden afgeleverde en verwerkte tegels.
De klachten zoals door de consument geschetst kunnen wel degelijk veroorzaakt worden door vocht. Er is geen gebrek aan de natuursteen. De tegels zijn niet juist behandeld door deze geruime tijd af te dekken met dekens en hardboard. De ‘brand’ is bij het leggen van de tegels niet geconstateerd, maar is verergerd door het gedurende lange tijd afdekken van de tegels. Bovendien geeft de ondernemer aan dat hij een andere lijm adviseert dan bij het leggen van de onderhavige tegels is gebruikt. De consument is niet geadviseerd over de wijze van afdekken van de tegels.
Deskundigenrapport
De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld.
Uitgangspunt is dat bij aflevering en start verwerking geen onvolkomenheden zijn geconstateerd.
Door een ervaren tegelzetter zijn de tegels bij aanvang plaatsing ongetwijfeld gecontroleerd.
Ook na de eerste reiniging na het aanbrengen van het voegwerk is niets geconstateerd.
Consument stelt de vloer eind 2015 te hebben gereinigd en toen voor het eerst schade is geconstateerd;
eerste klachtmelding 2 jan 2016.
De vloer is door consument ter bescherming afgedekt met dekens en hardboard.
Op 19 februari 2016 heeft [naam bureau] een onderzoek gedaan naar de klacht “brand” in tegels.
In februari 2016 was de vloer ruim 2 jaar afgedekt met dekens en hardboard.
Bij het verwijderen van de platen en dekens zijn door [naam bureau] kalk-uitbloeiingen waargenomen.
Kalkuitslag is altijd een gevolg van vochttransport: door vocht kan bijvoorbeeld kalk oplossen.
Bij vloerverwarming zal het vocht met daarin opgeloste stoffen naar het oppervlak transporteren en zal het water verdampen. Als die verdamping langzaam geschiedt, dan kunnen zich zouten en kristallen daarvan afzetten onder het oppervlak en door de kristaldruk zal het oppervlak dan gaan afschilferen. Dat er nu reeds afschilfering optreedt, is te wijten aan het belemmeren van de verdamping aan het oppervlak. Het belemmeren van verdamping ofwel het afsluiten van het oppervlak bevordert en versnelt het ontstaan van “brand”.
Het ontstaan van “brand” is inherent aan de structuur van het materiaal en heeft geen gevolg voor de duurzaamheid van de steen. Het ontstaan van deze schade wordt naar mijn oordeel veroorzaakt door het afdekken van de steen. Ik heb geen (verborgen) gebreken aan de steen zelf geconstateerd.
Consument toonde een niet verwerkte tegel (zie foto 4) met eveneens pop-outs ter onderbouwing van zijn argument dat het afdekken van de vloer niet heeft bijgedragen aan de schade.
Echter ben ik ervan overtuigd dat de vloer na opslag bij leverancier in sept. 2015 moet zijn geplaatst zonder gebreken nu die gebreken pas 3 maanden na verwerking in december 2015 zijn geconstateerd en in januari 2016 gemeld. Onbekend is op welke wijze de tegels na september 2015 zijn opgeslagen geweest, wel of niet beschermd tegen vocht en al dan niet afgedekt op een wijze dat droging goed mogelijk is.
De steen kan worden behandeld met een witte boenwas waarbij de was met behulp van een boenmachine in het aangetaste oppervlak kan worden geboend. De vloer zal daarna voldoen aan de daaraan te stellen eisen. Zoals hiervoor beschreven is de steen plaatselijk wat afgeschilferd. Er is tot op heden geen of onvoldoende onderhoud gepleegd. Deze pop-outs tasten de duurzaamheid van de tegel niet aan en herstel dient plaats te vinden door onderhoud zoals hiervoor beschreven.
De steen kan worden behandeld met een witte boenwas waarbij de was met behulp van een boenmachine in het oppervlak kan worden geboend. Dit is natuurlijk geen granietvloer met een gepolijst en blijvend spiegelglad oppervlak maar zal in gebruik onherroepelijk enige geringe erosie vertonen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de daarvan deel uitmakende voorwaarden.
De door de commissie benoemde deskundige heeft in zijn deskundigenrapport onder meer het volgende overwogen: “Dat er nu reeds afschilfering optreedt, is te wijten aan het belemmeren van de verdamping aan het oppervlak. Het belemmeren van verdamping ofwel het afsluiten van het oppervlak bevordert en versnelt het ontstaan van “brand”. Het ontstaan van “brand” is inherent aan de structuur van het materiaal en heeft geen gevolg voor de duurzaamheid van de steen. Het ontstaan van deze schade wordt naar mijn oordeel veroorzaakt door het afdekken van de steen. Ik heb geen (verborgen) gebreken aan de steen zelf geconstateerd. (…) Echter ben ik ervan overtuigd dat de vloer na opslag bij leverancier in sept. 2015 moet zijn geplaatst zonder gebreken nu die gebreken pas 3 maanden na verwerking in december 2015 zijn geconstateerd en in januari 2016 gemeld.”
De conclusies en aanbevelingen van de door de commissie benoemde deskundige zoals neergelegd in het deskundigenrapport komen de commissie zowel feitelijk als vaktechnisch juist voor. De consument heeft ook geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht, die aanleiding geven aan het vaktechnisch oordeel van de deskundige of aan zijn conclusies te twijfelen. Zo heeft de consument niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de deskundige is uitgegaan van een onjuist en/of onvolledig feitencomplex, dan wel dat de deskundige onjuiste maatstaven heeft aangelegd. Het enkel betwisten van de juistheid van het vaktechnisch oordeel of de conclusies van de deskundige is niet voldoende om de conclusies en aanbevelingen van de door de commissie benoemde deskundige te weerleggen. Op grond van het vorenstaande zal de commissie conclusies en aanbevelingen van de deskundige overnemen en deze tot de hare maken.
Uit het deskundigenrapport blijkt, samengevat weergegeven, dat er geen gebreken aan de tegels zijn geconstateerd en dat de oorzaak van de schade aan de steen veroorzaakt is door het belemmeren van verdamping door het afdekken van de tegels door de consument zelf. Dit komt voor rekening van de consument.
De commissie is bovendien van oordeel dat de ondernemer ook niet zijn informatie- c.q. waarschuwingsplicht heeft geschonden. De tegels zijn gedurende een zeer lange periode (twee jaar) afgedekt geweest met (weliswaar dampdoorlatende) doeken en hardboard. Uit de overgelegde foto’s blijkt dat, anders dan de consument stelt, ook groot deel van de tegels afgedekt is geweest. De ondernemer heeft met deze wijze van behandelen van de tegels door de consument geen rekening hoeven houden en hier de consument dan ook niet voor moeten waarschuwen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is.
Wat partijen anders nog hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Bouw- en afbouwmaterialen op 20 december 2017.