Ondernemer heeft zorgvuldig gehandeld naar aanleiding van melding consument over onheuse bejegening door medewerker

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 338131/536394

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het kind van de consument heeft op de opvang van de ondernemer gezeten. De consument beklaagt zich over het gedrag van de medewerkers van de ondernemer naar zijn kind. De ondernemer geeft aan dat de consument vanaf het begin van de opvang ontevreden was en dat hij op elke (nieuwe) pedagogisch medewerker wat had aan te merken. De commissie is van oordeel niet is gebleken dat sprake is geweest van schreeuwen of enige andere vorm van onheuse bejegening. Verder heeft de ondernemer naar aanleiding van de klachten van de consument diverse gesprekken gevoerd met de consument en de betrokken medewerker. Hierin heeft de ondernemer zorgvuldig en professioneel gehandeld. Ook heeft de GGD een inspectie uitgevoerd, die het pedagogisch klimaat als veilig en positief heeft gewaardeerd. De commissie heeft dan ook niet vast kunnen stellen dat de ondernemer verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de vraag of de ondernemer zorgvuldig heeft gehandeld na de melding van de consument dat zijn kind onheus werd bejegend door een medewerker.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft meermaals problemen gehad met het gedrag van de medewerkers van de ondernemer naar zijn kind. De laatste keer werd het kind van de consument bedreigd door een medewerker. De ondernemer wilde de consument niet helpen en gaf aan dat de consument beter een andere opvang kon zoeken.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Het kind van de consument zat op de opvang van 1 november 2021 t/m 29 februari 2024, eerst op het kinderdagverblijf en vanaf 25 juli 2023 op de voorschoolse en naschoolse opvang (BSO). Vanaf het begin van de opvang was de consument ontevreden. Op elke (nieuwe) pedagogisch medewerker had de consument wat aan te merken. Regelmatig zijn daarover gesprekken gevoerd.

Eind februari klaagde de consument dat een medewerker zijn kind zou hebben bedreigd en naar haar zou hebben geschreeuwd. De ondernemer heeft de medewerker gesproken en zij kwam met een heel ander verhaal. Daar komt bij dat de medewerkers van de ondernemer beschikken over alle kwaliteitseisen.

Er zijn meerdere gesprekken met de consument gevoerd, ook met de betreffende medewerker. De consument bleef bij het standpunt dat de betreffende medewerker ontslagen zou moeten worden. De ondernemer heeft toen aangegeven dat de consument beter naar een andere kinderopvang kon zoeken. Dit heeft de consument ook gedaan.

Naar aanleiding van een melding door de consument heeft een GGD-inspectie plaatsgevonden. De ondernemer heeft hierop een positief rapport ontvangen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Bij de commissie ligt de vraag voor of de ondernemer verwijtbaar heeft gehandeld na de melding van de consument dat zijn dochter onheus zou zijn bejegend.

Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken dat sprake is geweest van schreeuwen of enige andere vorm van onheuse bejegening. De ondernemer heeft dit weersproken en de consument heeft zijn stelling verder niet met bewijsstukken onderbouwd. Dat het in de beleving van de dochter van de consument anders is geweest, doet er niet aan af dat de commissie hiervoor onvoldoende onderbouwing heeft aangetroffen.

Verder zijn naar aanleiding van de klachten van de consument diverse gesprekken gevoerd met de ondernemer en de betrokken medewerker. Volgens beide partijen hebben ongeveer tien gesprekken plaatsgevonden. Hierin heeft de ondernemer zorgvuldig en professioneel gehandeld. Ook heeft de GGD een inspectie uitgevoerd, die het pedagogisch klimaat als veilig en positief heeft gewaardeerd. De commissie heeft dan ook niet vast kunnen stellen dat de ondernemer verwijtbaar heeft gehandeld.

Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Blom, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van
mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 15 oktober 2024.