Commissie: Kinderopvang
Categorie: Opzegging overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: niet-ontvankelijkOngegrond
Referentiecode:
186579/188593
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De ondernemer heeft de buitenschoolse opvang (BSO) op de locatie waar de drie dochters van de consument werden opgevangen gesloten. De consument is het niet eens met de eenzijdige opzegging. De commissie is van oordeel dat de ondernemer voldoende heeft toegelicht en aangetoond dat er sprake is van zwaarwegende redenen (bedrijfseconomische noodzaak die de continuïteit van de locatie in gevaar bracht) die de de sluiting van de locatie noodzakelijk maakten.
De commissie begrijpt dat de mededeling van de sluiting, op 25 juli 2022, in de zomervakantie, voor de consument een ongelukkig moment is geweest. De consument verwijt de ondernemer dat niet ruim voor de zomervakantie kenbaar werd gemaakt dat de locatie zou sluiten zodat alternatieve vormen van opvang konden worden gezocht. Dat de mededeling in de vakantieperiode viel, maakt de sluiting of de mededeling van sluiting naar het oordeel van de commissie niet verwijtbaar. De commissie kan zich vinden in de toelichting van de ondernemer over de langdurige maar tevergeefs gebleken inspanningen om de locatie open te houden. Bovendien heeft de ondernemer met een aankondiging van 41 dagen voor de sluiting de redelijke termijn van opzegging van minimaal één maand in acht genomen. Verder verlangt de consument een vergoeding voor de opgebouwde ruiluren. De ondernemer heeft ouders de ruildagenservice geboden om. Op grond van het huisreglement van de ondernemer (dat een aanvulling is op de voorwaarden) vervallen de opgebouwde ruiluren op het moment dat het opvangcontract is beëindigd en zijn deze niet inwisselbaar voor geld. De consument komt dan ook geen vergoeding toe. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de eenzijdige opzegging van het opvangcontract door de ondernemer. De consument stelt dat de ondernemer de opzegging laat heeft gemeld waardoor geen andere opvang kon worden geregeld en hem geen compensatie is geboden voor opgebouwde “ruiluren”.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft voor zijn drie dochters meer dan zes jaar gebruikt gemaakt van de Buitenschoolse opvang (BSO) van de ondernemer. Op 25 juli 2022, middenin de zomervakantie en een maand voor het begin van het nieuwe schooljaar, heeft de ondernemer de consument te kennen gegeven dat de opvang per september 2022 zou worden beëindigd. De consument had hierdoor geen tijd en mogelijkheid om een alternatieve vorm van opvang voor zijn kinderen te regelen.
De consument verwijt de ondernemer dat hij niet eerder aan de bel heeft getrokken. De ondernemer had eerder kunnen voorzien dat de situatie op de opvanglocatie moeilijk zou worden maar heeft tot het laatst gewacht om de ouders hiervan in kennis te stellen op welk moment er geen andere oplossing meer gevonden kon worden.
In de loop der tijd heeft de consument meer dan 600 “ruiluren” opgebouwd die een waarde vertegenwoordigen van ongeveer € 4.500,– . De consument heeft de ondernemer gevraagd die ruiluren te vergoeden maar de ondernemer heeft zich op het standpunt gesteld dat de ruiluren zijn komen te vervallen en niet gecompenseerd zullen worden. De consument is het niet eens met die handelwijze.
Een andere opvangorganisatie heeft gelukkig een doorstart kunnen maken op dezelfde locatie. In de vergunningsprocedure voor die andere opvangorganisatie heeft de ondernemer niet adequaat gereageerd waardoor vertraging is opgetreden. De consument is van mening dat de ondernemer niet heeft gehandeld zoals van een professionele opvangorganisatie verwacht mag worden en vraagt een uitspraak van de commissie en een vergoeding van de opgebouwde ruiluren.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer wijst op de nijpende personeelstekorten die kinderopvangorganisaties in het hele land parten spelen. Ook de ondernemer ziet zich geconfronteerd met die tekorten en de dilemma’s die daarbij komen kijken. Om de kwaliteitseisen te waarborgen kan helaas niet iedere opvangmogelijkheid gecontinueerd en gegarandeerd worden. Deze afweging heeft er uiteindelijk toe geleid dat de ondernemer zich genoodzaakt heeft gezien om de locatie, waarvan de dochters van de consument gebruik maakten, te sluiten. Aan deze afweging is een lang proces vooraf gegaan waarbij de ondernemer door middel van verschillende initiatieven heeft getracht tot een oplossing te komen hetgeen niet is gelukt.
Vanaf november 2021 heeft de ondernemer inspanningen verricht om de locatie draaiende te houden en wervingscampagnes voor personeel gevoerd. Op de vacatures zijn helaas geen reacties gekomen. De ondernemer heeft ook verkend of medewerkers van andere locaties ingezet konden worden op deze locatie dan wel of de kinderen op een andere locatie opgevangen zouden kunnen worden. Een en ander bleek door personeelstekort op de andere locaties geen haalbare kaart. De ouders waren bekend met de problematiek; de ondernemer is hier altijd open over geweest. De ondernemer heeft tot juli 2022 alles op alles gezet om de locatie open te houden. De ouders zijn op 25 juli 2022 op de hoogte gesteld van de sluiting waarna een brief met dezelfde inhoud is gevolgd.
De ondernemer realiseert zich dat dat moment zeer ongelukkig is geweest en had dit zelf ook graag anders gezien maar alternatieven waren er niet. De ondernemer heeft conform de branchevoorwaarden gehandeld. Op grond van artikel 10 van die voorwaarden is de ondernemer bevoegd de overeenkomst op te zeggen op grond van zwaarwegende redenen. De ondernemer heeft de redelijke termijn die artikel 10 lid 4 sub b van de branchevoorwaarden voorschrijft gehanteerd voor de kennisgeving aan de ouders.
Net als de andere ouders is ook de consument van de sluiting in kennis gesteld. De consument heeft verzocht om een compensatie voor opgebouwde “ruiluren” omdat die vanwege de sluiting van de locatie niet meer aangewend konden worden. Wanneer een kind niet aanwezig kan zijn op een vaste opvangdag biedt de ondernemer de extra service dat ouders die uren op een andere dag kunnen aanwenden. Afhankelijk van de bezetting op de locatie wordt dan bezien of een ruilaanvraag kan worden ingewilligd. Ruiluren kunnen echter niet worden ingewisseld wanneer het contract is afgelopen of worden ingewisseld voor geld. De ondernemer verwijst hiervoor naar artikel 3 van zijn huisreglement en naar de ‘betalingsvoorwaarden en facturatie’ in de leveringsvoorwaarden.
De consument heeft te kennen gegeven dat de ondernemer de doorstart van een andere organisatie op deze locatie zou hebben gedwarsboomd of vertraagd. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat die ongefundeerde stelling geen betrekking heeft op zijn dienstverlening en bovendien niet eerder als klacht is kenbaar gemaakt om welke reden de consument in dit klachtonderdeel niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten overvloede betwist de ondernemer dat hij de doorstart heeft gedwarsboomd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De ondernemer heeft de buitenschoolse opvang (BSO) op de locatie waar de drie dochters van de consument werden opgevangen, per 5 september 2022 gesloten. De consument is het niet eens met de eenzijdige opzegging van de opvangovereenkomst.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer genoegzaam heeft toegelicht en aangetoond dat zwaarwegende redenen, gelegen in de bedrijfseconomische noodzaak die de continuïteit van de locatie in gevaar bracht, de sluiting van de locatie noodzakelijk maakten (artikel 10 lid 3 sub e van de Algemene Voorwaarden van de Brancheorganisatie Kinderopvang, hierna: de voorwaarden). Die bedrijfseconomische noodzaak kan niet los gezien worden van het nijpende personeelstekort dat een landelijke probleem is in de kinderopvangbranche.
De commissie begrijpt dat de mededeling van de sluiting, op 25 juli 2022, derhalve in de zomervakantie, voor de consument een ongelukkig moment is geweest. De consument verwijt de ondernemer dat niet ruim voor de zomervakantie kenbaar werd gemaakt dat de locatie zou sluiten zodat alternatieve vormen van opvang konden worden gezocht. Dat de mededeling in de vakantieperiode viel, maakt de sluiting of de mededeling daartoe echter niet verwijtbaar. De commissie kan zich vinden in de toelichting van de ondernemer over de langdurige maar tevergeefs gebleken inspanningen om de locatie open te houden. Daarbij is met een aankondiging van 41 dagen voor de sluiting van de locatie door de ondernemer de redelijke termijn van opzegging van minimaal één maand in acht genomen (artikel 10 lid 4 sub c. van de voorwaarden). De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.
De consument verlangt een vergoeding voor de opgebouwde ruiluren. De ondernemer heeft ouders de service geboden om, wanneer een kind niet aanwezig kan zijn op een vaste opvangdag, die uren op een andere dag aan te wenden. Op grond van het huisreglement van de ondernemer (dat een aanvulling is op de voorwaarden) vervallen de opgebouwde ruiluren op het moment dat het opvangcontract is beëindigd en zijn deze niet inwisselbaar voor geld. De consument komt dan ook geen vergoeding toe. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.
De consument verwijt de ondernemer voorts dat hij de doorstart van een andere organisatie op deze locatie zou hebben gedwarsboomd of vertraagd. De ondernemer betwist de ontvankelijkheid van klager ten aanzien van dit klachtonderdeel. De commissie stelt vast dat de consument dit klachtonderdeel niet eerst bij de ondernemer heeft ingediend, waarmee het ontvankelijkheidsverweer reeds doel treft. Op grond van artikel 6 lid 1 sub a van het reglement verklaart de commissie de consument niet ontvankelijk in dit klachtonderdeel.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie;
– verklaart de consument niet ontvankelijk voor zover de klacht ziet op de vergunningsprocedure voor een andere opvangorganisatie;
– verklaart de klacht van de consument voor het overige ongegrond en wijst het door hem verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Blom en de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 10 februari 2023.