Ondernemer is niet gehouden een prognose te geven met betrekking tot de aanpak van het probleem van de leidingen. Consument heeft niet vooraf te kennen gegeven dat koop hiervan afhankelijk was.

  • Home >>
  • Installerende bedrijven >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Installerende bedrijven    Categorie: Informatie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: INS03-0183

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op of omstreeks 8 april 2003 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren en installeren van een HR cv-ketel tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 3.024,–. De levering en de overeengekomen werkzaamheden vonden plaats omstreeks medio april 2003. De consument heeft op 20 april 2003 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. De consument heeft een bedrag van € 1.024,- niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer heeft de consument verkeerd geïnformeerd, waardoor hij ertoe is gebracht in te stemmen met de offerte betreffende de levering van de gekochte ketel. De ondernemer had hem echter dienen in te lichten ten aanzien van de omstandigheid dat bij aanschaf van deze ketel, die meer corrosiegevoelig is dan de oude ketel, een scheiding van circuits noodzakelijk zou zijn, wat een bedrag van € 4.757,– aan meerkosten met zich mee zou brengen. Had de consument dat geweten, dan had hij volstaan met de vervanging van het binnenwerk van de oude ketel. Nu zit de consument met een ketel die nog meer of sneller problemen zal gaan opleveren dan de oude ketel.   Een fatsoenlijke instructie met betrekking tot de bediening van de ketel is niet gegeven. De verwarming functioneert nog steeds niet, noch in de vloer, noch de radiatoren. Voor de consument heeft een deugdelijke oplevering nog niet plaatsgevonden. De ondernemer wil echter niets doen, zo lang de rekening niet is voldaan.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Inmiddels werkt de verwarming wel en heb ik ook instructie gehad over het gebruik ervan.   Ik heb wel “tig” keer medewerkers van de ondernemer over de vloer gehad en ik heb ze voortdurend verteld wat de problemen met de verwarming waren. Ongeveer 2 of 3 jaar geleden merkte [de ondernemer] op dat het probleem wel eens in diffuse leidingen van de vloerverwarming kon schuilen. Ik had toen al zoveel suggesties gehoord over de oorzaak van mijn klachten dat ik dacht: “Daar heb je weer zo’n verhaal…”. Ik wist niet wat ik daar mee moest doen.   Ik betwist dat ik al jarenlang wist dat er scheidingswisselaars geplaatst moesten worden. Het kan wel zijn dat [de ondernemer] eens terloops heeft laten vallen dat het plaatsen van warmtewisselaars een oplossing zou bieden, maar serieus is daar nooit over gesproken. Toen ’s middags de nieuwe ketel werd geplaatst, kreeg ik de offerte voor het plaatsen van de warmtewisselaars. Daar schrok ik enorm van. Had ik dat tevoren geweten, dan had ik de vervanging van de complete ketel uitgesteld, temeer omdat die nog corrosiegevoeliger is dan de vorige was en ik nog maar vijf jaar in het pand hoef te wonen. Met een nieuw binnenwerk in de oude ketel had ik dat dus al voor een heel eind gered.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De c.v.-installatie (met inbegrip van de vloerverwarmingsleidingen) is niet door de ondernemer geleverd of geïnstalleerd. De installatie is aangelegd met inferieure materialen, hetgeen in de loop der jaren tot veel klachten aanleiding heeft gegeven. De vloerverwarmingsleidingen zijn niet diffuus dicht, waardoor het volgens [de fabrikant] noodzakelijk is om een scheidingswisselaar te plaatsen.   Door het ondeugdelijk leidingwerk zijn steeds meer onderdelen in de ketel defect geraakt. Herhaaldelijk is de consument geadviseerd om een scheiding aan te leggen tussen de ketel en de rest van de installatie. Voordat een offerte werd uitgebracht voor scheidingsunits is echter nooit over bedragen gesproken.   In opdracht van de consument is ten slotte een nieuwe ketel geplaatst. Dat was nodig, want wanneer alleen het binnenwerk van de oude ketel zou zijn vervangen, waren de andere onderdelen van de ketel defect geraakt. Dat de nieuwe ketel het nu niet zou doen, was de ondernemer niet bekend.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Het is juist dat de consument al langere tijd met klachten bij ons is aangekomen. Ik meen dat er al twee of drie maal een warmtewisselaar is vervangen. [De oude ketel] was één van de eerste [van een ander merk] en dit waren notoir slechte ketels, waarbij de warmtewisselaar het veelvuldig begaf. De problemen met de ketel hebben we dus ook in eerste instantie in die richting gezocht. Daar kwam bij dat wij op het oog niets konden ontdekken aan de vloerverwarmingsleidingen. Het zag eruit als WTH. Ook dat zette ons op het verkeerde been.   Uiteindelijk hebben we als oorzaak voor de vele klachten vastgesteld dat de vloerverwarmingsleidingen diffuus moesten zijn. Dat probleem is enkel en alleen op te lossen door warmtewisselaars te plaatsen en aldus het vloerverwarmingswater gescheiden te kunnen houden van het CV-systeem. Dit is al een jaar vóór de vervanging van de ketel aan de orde gesteld, maar toen hoefde ik van de consument geen offerte te maken. In april 2003 heeft de consument opdracht gegeven de ketel te vervangen. Daarbij is door mij opgemerkt dat daarmee het probleem van de scheiding van de watercircuits niet was opgelost. Dat probleem moet opgelost worden, omdat het anders een kwestie is van wachten op de volgende problemen. Elke leverancier die ik benaderd heb, heeft geadviseerd om de watercircuits te scheiden. Daar valt gewoonweg niet aan te ontkomen; in elk geval niet wanneer de vloerverwarming behouden dient te blijven. Pas na bestelling van de geplaatste ketel heeft de consument een offerte gevraagd voor het plaatsen van de scheidingswisselaars.   Vervanging van het binnenwerk, zoals de consument aanvoert, zou ook geen oplossing hebben geboden, omdat ook in dat geval de mogelijkheid van nieuwe storingen op korte termijn bepaald niet valt uit te sluiten.   Minder corrosiegevoelige ketels dan de ketel die nu is geplaatst, zijn er niet. Dat hangt samen met de stand der techniek waarmee de ketels tegenwoordig worden ontwikkeld en gebouwd.   Ik betwijfel overigens of de deskundige de kosten van herstel juist heeft begroot. In mijn offerte aan de consument, die beduidend lager is, heb ik dezelfde WTH-units opgenomen als de deskundige in zijn begroting heeft gedaan. Wij kunnen het voor beduidend minder geld doen dan de deskundige begroot.   Deskundigenrapport   De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld.   De vloerverwarmingsleidingen zijn uitgevoerd in z.p.e., waarvan al jaren bekend is dat het niet dampdiffuus dicht is. Ook indien er in de slangen overdruk bestaat en ook al lopen ze door de afwerkvloer, dan nog neemt het dode water in het systeem zuurstof aan. Dit leidt tot corrosie in het systeem en tot problemen met het transport door deze slangen. De ondernemer heeft nagelaten om, op het moment dat hij de installatie in onderhoud nam, de installatie in kaart te brengen om aldus de toestand van de installatie te beoordelen en een inschatting te maken van wat hem mogelijk te wachten zou staan. Pas toen een monteur de derde warmtewisselaar kwam vervangen, is onderkend wat het probleem was. Op dat moment is gesproken over het scheiden van de vloerverwarmingsunits van het overige CV-water. Een prijsopgaaf daarvoor heeft de consument echter niet (tijdig) ontvangen. Het gevolg daarvan is geweest dat eerst de offerte voor een nieuwe ketel is uitgebracht, waarna de offerte voor de scheiding van watercircuits is ontvangen.   De installatie, zoals die er op dit moment bij staat, is verre van in orde en zal binnen afzienbare tijd nieuwe reparaties vergen. Een scheiding van het CV-water en het vloerverwarmingswater is noodzakelijk. De kosten van het compleet aanbrengen daarvan begroot de deskundige op € 9.228,15 inclusief BTW, maar exclusief herstel van lekkages en zwakke plekken in het circuit.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Op grond van de bevindingen van de deskundige moet worden aangenomen dat de problemen, die de consument met zijn verwarmingsinstallatie ondervindt, worden veroorzaakt doordat de vloerverwarmingsleidingen diffuus zijn. Als gevolg daarvan dringt zuurstof door in het verwarmingswater, waardoor aanslag en corrosie in het verwarmingssysteem optreedt. De enige deugdelijke remedie voor dit probleem (behalve het afkoppelen van de vloerverwarming en op andere wijze verwarmen van de met die verwarming uitgeruste ruimten) is het scheiden van het watercircuit van de vloerverwarming van het CV-water door middel van warmtewisselaars.   De commissie merkt daarbij op dat die oplossing ook nog niet tot een storingsvrije vloerverwarming hoeft te leiden, omdat daardoor de kern van het probleem (diffuse leidingen) niet wordt aangepakt. De kans blijft bestaan dat dit zal leiden tot storingen in de pompen die bij de scheidingswisselaars geplaatst gaan worden (vanwege algen of corrosie) of een verhoogde weerstand in het vloerleidingensysteem door aangroei van algen.   Tussen partijen is onomstreden dat de ondernemer met de aanleg van de gewraakte installatie geen enkele bemoeienis heeft gehad. Ten aanzien van de toestand van die installatie valt hem dan ook geen verwijt te maken.   Evenmin is dat naar het oordeel van de commissie het geval ten aanzien van de advisering. De commissie is van oordeel dat het wellicht raadzamer zou zijn geweest om direct bij het maken van de offerte voor de vervanging van de ketel ook een prognose te geven met betrekking tot de aanpak van het probleem met de leidingen, maar dat de ondernemer daartoe gehouden zou zijn geweest is de commissie niet gebleken. Immers, niet is gebleken dat de consument de ondernemer vooraf te kennen heeft gegeven de bestelling van de ketel af te willen laten hangen van de kosten van een totaaloplossing voor de problemen met de installatie, terwijl toch is gebleken dat de consument op dat moment al minstens een jaar op de hoogte was van het feit dat de installatie naar alle waarschijnlijkheid een (of meer) ander(e) gebrek(en) vertoonde dan enkel een oude, versleten ketel.   Het voorgaande voert de commissie, hoezeer zij ook meeleeft met de problemen die de consument ondervindt, tot de slotsom dat de ondernemer niet heeft gehandeld op een wijze die maakt dat de koopovereenkomst met betrekking tot de ketel niet in stand zou kunnen blijven, noch dat in de handelwijze van de ondernemer enige grond kan worden gevonden om hem jegens de consument schadeplichtig te houden.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het bedrag van € 1.024,– dient te worden uitbetaald aan de ondernemer.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 4 maart 2004.