Ondernemer is niet in verzuim en niet gehouden vertragingsschade te vergoeden

De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Ingebrekestelling / Nakoming / Vertraging / Verzuim    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Ongegrond   Uitkomst: Bindend advies   Referentiecode: 253592/367633

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De uitspraak gaat over een overeenkomst tussen ondernemer en consument betreffende de aankoop van een auto. Kort na de aflevering van de auto raakte onderdeel defect. De ondernemer heeft de klacht verholpen, maar de consument heeft lang gebruik moeten maken van een benzinemotor. Zij heeft dus schade geleden in de vorm van (extra) benzinekosten. De consument heeft de ondernemer in gebreke gesteld en een termijn gegeven van 14 dagen. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de auto gekocht is bij een andere ondernemer, dit bedrijf is door ondernemer overgenomen. Door de lange levertijd van een nieuwe elektromotor duurde de reparatie langer dan verwacht. De consument heeft in die tijd een auto gekregen, eerst een bezineversie, later een elektrische auto. De commissie beslist als volgt. De ondernemer is in gebreke gesteld en de termijn van 14 dagen is hij niet nagekomen. In beginsel is de ondernemer in verzuim, maar artikel 6:81 Burgerlijk Wetboek maakt een uitzondering voor vertraging die niet toe te rekenen is. In deze zaak is het de ondernemer niet toe te rekenen. Hij moest immers lang wachten op levering van de elektromotor. Op grond van artikel 6:85 BW is de ondernemer alleen gehouden schade voor vertraging in de nakoming te vergoeden wanneer hij in verzuim is. De ondernemer is niet in verzuim. Daarnaast heeft de consument vervangend vervoer gekregen en heeft daardoor geen relevante schade geleden. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Voertuigen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. Het geschil is mede met behulp van een videoverbinding ter zitting behandeld op 11 oktober 2024 te Utrecht. De consument kon horen wat werd besproken, maar had geen functionerende microfoon. Zij kon via de chatfunctie commentaar geven en was akkoord met woordvoering door haar gemachtigde. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De consument werd ter zitting bijgestaan door de heer L. Bolhuis. De ondernemer werd ter zitting vertegenwoordigd door mevrouw M. Oostendorp en de heer E. Valkenburg.

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 20 augustus 2022 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een nieuwe auto, merk Opel, type Mokka-e Elegance, inclusief opties en kosten rijklaar maken, voor de daarvoor te betalen prijs van € 40.550,35 inclusief btw. De levering vond plaats op 10 maart 2023. De consument heeft al op 2 maart 2023 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer heeft een auto geleverd die niet aan de overeenkomst beantwoordt. Kort na aflevering is een onderdeel defect geraakt waardoor de auto niet meer kon rijden. De ondernemer heeft uiteindelijk de klacht verholpen, maar de consument heeft lange tijd gebruik moeten maken van een auto met benzinemotor, waardoor zij schade heeft geleden in de vorm van (extra) brandstofkosten. De consument heeft bij e-mail van haar rechtshulpverlener van 21 september 2023 de ondernemer in gebreke gesteld, waarbij een termijn van veertien dagen is gegeven om de auto alsnog te herstellen. Bij e-mailbericht van 18 december 2023 van haar rechtshulpverlener heeft de consument aanspraak gemaakt op een schadeloosstelling. De consument berekent haar schade op een bedrag van € 3.795,86, als gespecificeerd in een op 1 maart 2024 aan het dossier toegevoegd (ongedateerd) document en apart daarbij gevoegde toelichting.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Het grootste probleem was de duur van de reparatie en de weinig proactieve opstelling van de ondernemer. Deze reageerde telkens pas wanneer mijn rechtshulpverlener hem had benaderd. Ik ben niet van enige overname op de hoogte gesteld. Ik heb de auto telkens teruggebracht naar het bedrijf waar ik deze had gekocht. Wel is de verkoopmedewerker van die zaak gewisseld. Toen ik de auto ophaalde, zag ik een nieuw gezicht. De consument verlangt vergoeding van de door haar gestelde schade.

Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De auto is gekocht bij een andere ondernemer, wiens bedrijf is overgenomen door de ondernemer. Om de klachten van de consument te verhelpen, moest een nieuwe elektromotor worden geplaatst. Voor de levering daarvan was de ondernemer afhankelijk van de fabrikant. Op de levering zat een levertijd van zeven tot negen maanden. De ondernemer heeft daar geen enkele invloed op kunnen uitoefenen en heeft dat ook aan de consument laten weten. In de tussenliggende periode heeft de ondernemer een vervangende auto ter beschikking gesteld, eerst een benzineversie, later een elektrisch aangedreven auto.

In november 2023, dus al na vijf maanden, is het te vervangen onderdeel binnengekomen en is de auto onder garantie gerepareerd. De ondernemer betwist de gestelde schadeposten en voert – zakelijk weergegeven – aan zich naar vermogen te hebben ingespannen om het gerezen probleem zo snel mogelijk op te lossen en de gevolgen daarvan voor de consument tot een minimum te beperken.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik verwijs naar het verweer, zoals dat op papier staat. Dat mevrouw geïrriteerd is geraakt, hebben we gezien en is ook begrijpelijk. Als je een nieuwe auto koopt en dan meteen al met problemen wordt geconfronteerd, is dat niet prettig. Maar wij hebben de kwestie correct opgepakt. Ik ben het met de consument eens dat de communicatie beter had kunnen verlopen. De auto is gekocht van [naam], vóór de overname door de ondernemer. De aflevering heeft plaatsgevonden door de ondernemer.

Beoordeling van het geschil
De commissie stelt vast dat niet wordt weersproken dat de auto bij aflevering een probleem heeft gehad dat door de ondernemer hersteld moest worden. De consument heeft de ondernemer bij e-mail van 21 september 2023 in gebreke gesteld en een termijn gegeven van 14 dagen om de auto alsnog te herstellen. Normaliter is dat een redelijke termijn. Binnen die termijn is dat niet gelukt, zodat de ondernemer in beginsel in verzuim kan zijn geraakt. Artikel 81 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (6:81, lid 1 BW) maakt echter een uitzondering voor die gevallen waarin de vertraging in de nakoming niet kan worden toegerekend aan degene die moet nakomen. Met andere woorden: wanneer de ondernemer er niets aan kan doen dat hij niet binnen een gegeven termijn herstelt, raakt hij niet in verzuim. Zo’n geval doet zich hier voor.

De ondernemer heeft de consument op voorhand gewaarschuwd dat herstel (levering en inbouw van een elektromotor) lang kon duren, waarbij een termijn van zeven maanden is genoemd. Deze termijn werd bepaald door de levertijd van het te monteren onderdeel, een omstandigheid die de ondernemer niet in de hand had. Op grond van artikel 6:85 BW is de ondernemer alleen verplicht om schade als gevolg van vertraging inde nakoming te vergoeden wanneer hij in verzuim is. Zoals hiervoor al overwogen, is de ondernemer niet in verzuim geraakt en is hij dus ook niet schadeplichtig geworden. Alleen al om die reden komt de verlangde schadevergoeding niet voor toewijzing in aanmerking.

Uiteindelijk heeft het herstel na vijf maanden plaatsgevonden. Gedurende die termijn heeft de ondernemer kosteloos voorzien in vervangend vervoer, aanvankelijk een auto met benzinemotor, later een elektrisch aangedreven auto. Daarmee heeft de ondernemer voorkomen dat de consument een relevante schade zou lijden als gevolg van het gebrek aan de auto. Voor zover de consument een vergoeding verlangt voor de vaste lasten ten bate van en de afschrijving voor de gekochte auto, bestaat daarvoor geen grond, omdat de consument deze lasten en afschrijving niet heeft hoeven betalen voor de door de ondernemer ter beschikking gestelde auto(‘s). Voor wat betreft de overige posten stuit de vordering in elk geval af op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het (ontbreken van) verzuim aan de zijde van de ondernemer. Bij het ontbreken van verzuim bestaat ook geen grond voor een ontbinding van de koopovereenkomst betreffende de auto.

De commissie komt dan ook tot het oordeel dat de klacht niet gegrond is. Desalniettemin stelt de commissie vast dat de ondernemer de consument heeft voorgesteld om een volgende onderhoudsbeurt kosteloos uit te voeren. Als compensatie voor ondervonden ongemak komt dat de commissie als zeer billijk voor en de commissie gaat er dan ook vanuit dat de ondernemer nog steeds bereid is om dat aanbod na te komen. Juridisch gronden om hem dat dwingend op te leggen, bestaan echter niet. Beslist wordt dan ook als hierna vermeld.

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, bestaande uit mr. R.J.M. Cremers, voorzitter, de heer A. Belt en mr. P.B. Vos, leden, op 11 oktober 2024.