Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: Algemene voorwaarden
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
INS06-0059
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 24 februari 2006 tussen partijen mondeling totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het verrichten van werkzaamheden in regie waarvoor de ondernemer in rekening heeft gebracht een bedrag van € 7.662,47. Het werk is opgeleverd op 20 maart 2006. De consument heeft een bedrag van € 2.879,34 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd. De consument heeft de klacht op of omstreeks 5 april 2006 voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Op of omstreeks 24 februari 2006 is een mondelinge overeenkomst tot stand gekomen teneinde een badkamerverbouwing te realiseren. Telefonisch en enige dagen later ter plaatse, werd besproken: een uurtarief van € 50,– per persoon en, als er meerdere personen werkzaam zouden zijn, een uurtarief van € 75,– (alles inclusief BTW). De materiaalkosten worden apart in rekening gebracht. Ingeschat werd dat de werkzaamheden zes à zeven dagen zouden duren. De werkzaamheden hebben geduurd van 8 maart 2006 tot en met 20 maart 2006. De consument ontving een factuur d.d. 7 april 2006 van € 7.917,57. Op 9 april 2006 maakte de consument per mail zijn onvrede bekend over het factuurbedrag en verzocht herstelwerkzaamheden uit te voeren. Op 10 april 2006 stuurde de ondernemer een schrijven plus een gewijzigde factuur van € 7 662,47. Aangekondigd werd dat er nog een factuur zou volgen betreffende begeleidingskosten en algemene kosten. De consument wendde zich vervolgens tot zijn rechtsbijstandverzekeraar. De gemachtigde van de consument gaf de ondernemer op 18 april 2006 schriftelijk te kennen dat een bedrag van € 4.783,13 verschuldigd is, vergezeld van een specificatie. Gemachtigde ontving op 19 april 2006 het bericht van de ondernemer dat deze de laatste factuur gestand zou doen en bij niet-betaling ook de begeleidingskosten in rekening zou brengen en de kwestie aan uw commissie voor zou leggen. De consument is samengevat van mening dat (1) het gehanteerde uurtarief niet overeenkomt met het afgesproken uurtarief; (2) er teveel uren in rekening zijn gebracht; (3) er ten onrechte uren in rekening zijn gebracht; en (4) de verrichte werkzaamheden ook niet in verhouding staan tot het in rekening gebrachte bedrag. De consument heeft een bedrag van € 4.783,13 overgemaakt naar de rekening van de ondernemer. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Telefonisch is wel degelijk het tarief van € 75,– genoemd. Ik begrijp, dat wanneer een timmerman en tegelzetter tegelijk werken er geen € 75,– kan worden berekend en dat het om een team moet gaan. Ik kan in de factuur geen korting voor de uren dat door de onderaannemers fouten werden hersteld terugvinden. Over voorrijkosten is vooraf niet gesproken maar die zijn wel berekend. De te verwachten kosten heb ik teruggerekend uitgaande van het uurtarief en de verwachte duur van het werk. Het gaat mij niet om het in dienst zijn van de medewerkers maar om de kosten die voor de onderaannemers worden gerekend. Die waren niet afgesproken. Ik vind in de calculatie van de deskundige geen basis voor een schikking en wens een uitspraak van de commissie. Ik wijs nog nadrukkelijk op de ondeskundigheid bij de ondernemer en wil liever niet dat hij nog werkzaamheden verricht. Voor het onderzoek naar de verstopping zorg ik liever zelf. De consument verlangt nakoming van de mondelinge afspraken; beoordeling door een deskundige van de eindafrekening in relatie tot het werk en vaststelling van de eindafrekening op basis van de werkelijk gemaakte uren. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument nam contact met ons op om zijn badkamer te laten installeren. Ik gaf aan dat wij zelden of nooit een badkamer installeren waarbij wij zelf niet het sanitair en materiaal leveren. Alleen als wij het materiaal leveren kunnen wij van te voren een exacte prijsopgave doen. De ervaring met badkamers is over het algemeen dat er behoorlijk wat tijd in coördinatie gaat zitten en er over het algemeen er wel wat tijd verloren gaat aan onvoorziene zaken. Normaal wordt je winst en risico en ook je algemene kosten gedekt door de kortingen die behaald worden op het sanitair. Daarom werken wij in dit soort gevallen alleen in regie. Via de telefoon heb ik aangegeven wat ons uurloon is. In het telefoongesprek vroeg de consument of wij alle disciplines in huis hadden. Hierop antwoordde ik hem dat wij altijd met onze vaste aannemer en elektricien werken en wij deze een op een met een algemene toeslag van 10 % doorbereken. Nu, op een van de laatste dagen van de werkzaamheden, beweert de consument dat ik via de telefoon zou hebben gezegd dat wij voor één monteur € 50,– per uur bereken (dat klopt) en de tweede monteur, metselaar timmerman, tegelzetter of elektricien voor € 25,– werkt en de derde man werkt gratis. Volgens mij ziet elk wel denkend mens hier de onzin van in. De opmerking dat wij hebben gezegd dat hij moet denken aan een richtprijs tussen de € 4.000,– en € 4.500,– bestrijd ik, omdat wij ten eerste de hele badkamer en het sanitair niet hadden gezien en ten tweede wij nog nooit een badkamer inclusief tegelwerk en dergelijke voor zo’n prijs hebben gemaakt. De opmerking dat ik geweigerd heb om dit schriftelijk vast te leggen is ook niet correct, ik heb geweigerd om een offerte te maken voor de totale werkzaamheden om de bovengenoemde redenen. Ook de urenberekening van de consument klopt niet: hij vergeet diverse uren en gaat er gemakshalve van uit dat er nooit reisuren zijn gemaakt en dat überhaupt verloren uren niet voor zijn rekening zijn. Totaal hebben wij buiten de onderaannemers 69,5 uur gemaakt waar wij 61 uur van hebben doorberekend. Tien uur hebben wij daar bovenop nog in mindering gebracht in verband met de elektricien die door de leiding heeft geboord en de daar opvolgende herstelwerkzaamheden. Wat nog niet in rekening is gebracht en wat wij door dit geschil nog even achterwege hebben gelaten zijn de begeleidingskosten of algemene kosten. Het in depot gestorte bedrag komt overeen met de uitstaande vordering. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Een uurtarief van € 75,– voor een team heb ik niet genoemd en al helemaal niet een richtprijs van € 4.000,– tot € 4.500,–. De kosten van de onderaannemers zijn niet een op een doorberekend maar met een opslag. Daarin zitten de coördinatie-uren. Ik had een globale offerte kunnen maken maar dat is niet gebeurd. Ik installeer vrijwel nooit zonder ook het sanitair en badmeubels te leveren. Met het door de deskundige genoemde bedrag zou ik als schikking wel kunnen leven, hoewel ik het met de berekening niet eens ben. Onze factuur is correct. Wij willen de verstopping wel onderzoeken als de consument dat wil. Deskundigenrapport De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voorzover thans van belang, het volgende vastgesteld. Na verbouwing van badkamer zijn er problemen met de riolering. Er zijn verstoppingen en be- en ontluchtings klachten. Het blijkt dat om ongeveer elke twee weken het toilet met rioolstelsel met een plomper ontstopt moet worden. Vermoedelijk ligt er in het horizontale bestaande gedeelte voor de aftakking met de douche cement of ander obstakel dat de fecaliën tegenhoudt en daardoor ophoopt en ook de beluchting van het stelsel beïnvloedt. Herstel is mogelijk door het wandcloset te verwijderen, met camera de afvoer controleren en bekijken wat de oorzaak is van de verstoppingen en dan met een frais het riool schoonmaken. De herstelkosten hiervan zijn: Onderzoek met camera en ontstopping: € 75,– Kosten ontstoppingsmachine: € 25,– Arbeid 3 uur met hulp à € 70,–: € 210,– Totaal: € 310,– BTW 19%: € 58,90 Totaal: € 368,90 De deskundige heeft vervolgens een kostencalculatie opgesteld, gebaseerd op gegevens afkomstig van de consument en van de ondernemer. Hij is tevens van een aantal aannames uitgegaan. Een en ander resulteert in een prijs van € 6.847,08 inclusief een bedrag van € 175,– voor schade. Het rapport bevat een nauwkeurige berekening. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De eerste en voornaamste klacht van de consument is, dat de prijs die de ondernemer vordert voor het uitgevoerde werk te hoog is en niet volgens de gemaakte afspraken is berekend. Tussen partijen staat als erkend vast dat de overeenkomst mondeling werd gesloten. Er is niets schriftelijk vooraf vastgelegd. De ondernemer verwijst in zijn briefpapier naar de consumentenvoorwaarden van [zijn branchevereniging]. De consument gaat uit van toepasselijkheid van deze voorwaarden. De commissie zal daarom op basis van die voorwaarden het geschil beoordelen. In de eerste plaats valt dan op dat de ondernemer heeft verzuimd zijn aanbod schriftelijk op de wijze als in artikel 3 van [de branchevereniging] bepaald, vast te leggen. Overigens heeft ook de consument de afspraken niet op schrift gezet, waardoor door hem gestelde maar door de ondernemer betwiste mondelinge afspraken lijden aan bewijsmanco. Dit geldt bijvoorbeeld voor de door de consument genoemde de uurprijs van € 75,– voor werk in teams. In hoeverre de uitvoerders van het werk steeds optimaal hebben gefunctioneerd kan de commissie niet beoordelen. Er is een en ander misgegaan, zo erkent de ondernemer maar dat werd gecompenseerd door slechts 61 van de bestede 69,5 uren in rekening te brengen en daarenboven nog 10 uren voor herstelwerk na een fout van een elektricien. Uit de factuur blijkt slechts een korting van 10 uur. Een uurprijs van € 50,– per uur erkent de ondernemer wel te hebben gezegd, maar die geldt achteraf dan weer niet voor onderaannemers. Het blijkt zoals zo vaak ook hier dat het achterwege laten van de in de algemene voorwaarden voorgeschreven schriftelijke offerte mede oorzaak is van misverstanden en geschillen achteraf. De commissie dient thans te beoordelen of het in rekening gebrachte bedrag redelijk is voor het geleverde werk. De deskundige komt in zijn benadering op een bedrag van € 7.022,08. Hij gaat daarbij uit van € 75,– voor werk door een team van twee personen uitgevoerd en zonder reistijd. De tarieven van de onderaannemers zijn verhoogd met een opslag van 10%. Het aantal uren is van de ondernemer overgenomen. Hoewel op deze aannames wel aanmerkingen te maken zijn, komt het resultaat van de berekening de commissie redelijk voor. De ondernemer zelf kan daar mee leven, zo is ter zitting gebleken. De consument meent minder te hoeven betalen, doch zijn argumenten daarvoor overtuigen de commissie niet. De gestelde afspraak van € 75,– voor werk door meer personen tegelijk is niet geloofwaardig. Hij berekent geen reis of voorrijkosten, noch kosten voor de werkplaats, doch uitsluitend op het werk gewerkte uren. Ook kan hij de juistheid van de door hem berekende uren en tarieven niet bewijzen en daardoor niet de juistheid van het door hem berekende bedrag. Daarom volgt de commissie de berekening van de consument niet. Nu noch de grondslagen van de factuur van de ondernemer zonder bezwaren is, noch de berekening van de consument en de uitkomst van de calculatie van de deskundige de commissie redelijk voorkomt, stelt de commissie het door de consument te betalen bedrag vast op € 6.847,08, waarin schadeposten zijn verrekend. De resterende klacht betreft een verstopping in de afvoer, waarvan onduidelijk is of deze door het werk van de ondernemer is ontstaan. De consument stelde ter zitting geen prijs te stellen op onderzoek en herstel door de ondernemer. Dat impliceert dat de ondernemer de mogelijkheid wordt ontnomen een eventuele fout te herstellen met als consequentie dat de consument de kosten van het onderzoek en herstel niet op de ondernemer zal kunnen verhalen. Op grond van het vorenstaande staat vast dat de consument ten onrechte een bedrag van € 2.879,34 onbetaald heeft gelaten, omdat de factuur met slechts € 815,39 wordt verminderd. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht slechts ten dele gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument ter zake van de door partijen gesloten overeenkomst te betalen bedrag wordt vastgesteld op € 6.847,08, waarvan € 4.783,13 is betaald zodat nog € 2.063,95 verschuldigd is. Dit bedrag zal uit het depot worden voldaan. De ondernemer dient een bedrag van € 57,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. De commissie maakt hierbij gebruik van haar in artikel 21 van het reglement gegeven bevoegdheid tot matiging, omdat de klacht slechts ten dele gegrond is verklaard. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 80,–. De commissie maakt hierbij gebruik van haar in artikel 21 van het reglement gegeven bevoegdheid tot matiging, omdat de klacht slechts ten dele gegrond is verklaard. Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 2.879,34 als volgt verrekend: Aan de consument wordt een bedrag van € 872,89 (€ 815,39 + € 57,50) overgemaakt. Aan de ondernemer wordt een bedrag van € 1.926,45 overgemaakt (€ 2.063,95 – € 57,50 – € 80,–). Aan de commissie verblijft een bedrag van € 80,– als bijdrage van de ondernemer in de kosten van de behandeling van het geschil. Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 29 augustus 2006.