
Commissie: Energie
Categorie: Warmte
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
85148
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kosten die vanaf 1 januari 2014 voor stadsverwarming zijn berekend.
De consument heeft op 9 februari 2014 de klacht bij de ondernemer aangekaart.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer berekent voor stadsverwarming de wettelijke maximumtarieven voor vastrecht, verbruik en meetkosten. Daarnaast berekent zij nog extra een ‘aansluitbijdrage’ van € 150,– per jaar.
Dit is volgens de warmtewet en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) niet toegestaan.
De ‘aansluitbijdrage’ is pas sinds 2012 toegevoegd, maar in 2014 heeft de warmtewet duidelijk richtlijnen aangegeven wat energieleveranciers aan kosten in rekening mogen brengen.
De aansluitkosten voor stadsverwarming zijn al in 2003 met de koopprijs voor het huis betaald. De ‘aansluitbijdrage’ staat niet in de warmtewet en de ondernemer heeft geen contract getoond op basis waarvan de consument die bijdrage zou moeten betalen.
Ook in de oude folder “Energie in Meerhoven” van de voorganger van de ondernemer wordt de aansluitbijdrage niet genoemd. De ‘aansluitbijdrage’ moet komen te vervallen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Per 1 januari 2014 is de Warmtewet in werking getreden. Vóór die tijd hanteerde de ondernemer het ‘Tariefadvies voor de levering van warmte aan kleinverbruikers’ van Energie Nederland. Op grond daarvan werden een rentabiliteitsbijdrage en een eenmalige aansluitbijdrage in rekening gebracht.
De woning van de consument is in 2003 ten tijde van voormeld tariefadvies aangesloten op een nieuw warmtenet. Vooraf zijn de rentabiliteitsbijdrage en een deel van de ‘aansluitbijdrage’ voldaan door de eerste eigenaar. Er is voor gekozen het resterende deel van de eenmalige aansluitbijdrage gedurende 30 jaar in rekening te brengen bij de verbruiker. De ondernemer heeft deze component in het verleden opgenomen in het vastrecht, waardoor deze niet als losse component zichtbaar was op de jaarafrekening. In 2011 heeft de ondernemer in het kader van de transparantie al haar klanten geïnformeerd dat deze aansluitbijdrage voortaan apart wordt vermeld op de jaarafrekening, inclusief de datum waarop deze komt te vervallen.
Zowel vóór als na de invoering van de Warmtewet wordt altijd een aansluitbijdrage gevraagd.
In de folder ‘Energie in Meerhoven’ wordt de bijdrage omschreven als “De bijdrage bestaat uit de bij gas gebruikelijke aansluitbijdrage en een projectbijdrage”. In december 2012 heeft de ondernemer al haar klanten per brief onder meer gewezen op de op de website geplaatste toelichting op de in rekening gebrachte kosten.
De invoering van de Warmtewet betekent niet dat de afspraken uit het verleden zijn vervallen. De ondernemer verwijst naar een schrijven van de Minister van Economische zaken van 25 maart 2014.
Voorts heeft de ondernemer bij apart schrijven gewezen op de onder 9.2.b. van de koopakte van de consument opgenomen bepaling.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ter zitting heeft de consument desgevraagd verklaard dat hij de woning heeft gekocht in 2010 en dat de door de ondernemer overgelegde kopie van een bladzijde uit een koopakte zijn koopakte betreft.
De ondernemer heeft er nog op gewezen dat hier sprake is van een collectieve voorziening en dat in overleg met de gemeente is bepaald dat het resterende deel van de eenmalige aansluitbijdrage beperkt zou worden tot 30 jaar.
Duidelijk is geworden dat het de consument stoort dat hij geen document(en) krijgt over de oorspronkelijke afspraak die aan het innen van een aansluitbijdrage ten grondslag ligt. Op grond van het ontbreken van enig document vraagt hij zich af of hij gehouden is die aansluitbijdrage aan de ondernemer te betalen. Deze kwestie is pas gaan spelen nadat de ondernemer in het kader van transparantie het onderdeel aansluitbijdrage uit het vastrecht heeft gehaald en afzonderlijk is gaan administreren.
Bovendien beroept de consument zich op het bepaalde in de Warmtewet. Op grond van die wet meent de consument geen aansluitbijdrage verschuldigd te zijn.
De consument heeft de betreffende woning gekocht die in 2003 is aangesloten op een nieuw collectief warmtenet. Met betrekking daartoe zijn (kennelijk) afspraken gemaakt tussen de gemeente, de projectontwikkelaar en de ondernemer althans haar voorgangster.
Blijkens de toelichting op artikel 6 van de Warmtewet is het bepaalde in dat artikel niet van toepassing op een situatie als de onderhavige. De consument kan aan het bepaalde in die wet dan ook geen argument ontlenen om de aansluitbijdrage niet te hoeven betalen.
Dat de consument wil kunnen controleren waarop de hem opgelegde aansluitbijdrage is gestoeld is begrijpelijk, maar dat brengt nog niet mee dat hij niet gehouden is die aansluitbijdrage te betalen.
In de koopakte heeft hij zich immers expliciet daartoe verbonden. Niet is gesteld of gebleken dat de consument naar aanleiding van artikel 9.2.b van de koopakte vragen heeft gesteld laat staan bezwaar heeft gemaakt.
De commissie merkt voorts op dat niet juist is de stelling van de consument dat de aansluitbijdrage reeds volledig is voldaan door de eerste bewoners. Dit blijkt althans niet uit de passage van de koop-/ aannemingsovereenkomst van de eerste bewoners waar de consument een beroep op doet.
In de door de consument overgelegde koop/-aannemingsovereenkomst staat:
Artikel 12 – Aanleg en gebruik nutsleidingen
2. De aanleg- en aansluitkosten en de eventuele kosten van ingebruikstelling met betrekking tot elektrische energie, gas, water en riolering zijn in de koop-/aanneemsom begrepen.
De commissie is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat partijen met deze passage doelden op de individuele aansluitbijdrage voor de collectieve stadsverwarming. De interpretatie die de consument aan deze zin geeft dat met het woord “Gas” stadsverwarming wordt bedoeld, is in ieder geval niet de juiste.
Bovendien strookt de opvatting van de consument niet met het feit dat hij zich in artikel 9.2 b van de koopakte expliciet – zoals hiervoor reeds overwogen – heeft verbonden tot het betalen van de gewraakte bijdrage.
Op de vraag van de consument hem meer duidelijkheid te verschaffen heeft de ondernemer toegezegd zich daarvoor te zullen inspannen. Gelet op het feit dat dit tot op heden niet heeft plaatsgevonden is de klacht in dat opzicht gegrond.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
Beslissing
De commissie is van oordeel dat de klacht gegrond is als hiervoor overwogen en wijst de klacht voor het overige als ongegrond af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie dient de ondernemer een bedrag van € 27,50 te vergoeden aan de consument ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, op 3 juli 2014.