Ondernemer mag besluiten bepaalde opvang niet meer aan te bieden 1

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 131920/142868

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Eén van de kinderen van de consument gaat naar de voorschoolse opvang. De ondernemer heeft aangegeven de voorschoolse opvang te stoppen omdat er minder dan 4 kinderen gebruik van maken. In het pedagogisch beleidsplan van de ondernemer staat dat er minimaal 2 kinderen gebruik van moeten maken om de voorschoolse opvang open te houden. De consument weet dat een andere consument ook gebruik maakt van de voorschoolse opvang, waardoor het minimum van 2 kinderen gehaald wordt. De consument eist dat de voorschoolse opvang openblijft. De ondernemer stelt dat de voorschoolse opvang zo minimaal gebruikt wordt dat het, gezien het personeelstekort, niet mogelijk is om dit door te zetten. Bij minder dan 4 kinderen is de voorschoolse opvang niet kostendekkend. De ouders die hier gebruik van maakten hadden geen overeenkomst omdat de opvang plaats vond op flexibele basis en zijn ruim op tijd geïnformeerd over het stopzetten van de opvang. De commissie oordeelt dat er geen sprake is van een opvangovereenkomst en dat de ondernemer mag besluiten om bepaalde opvang niet meer (in deze vorm) aan te bieden. In het pedagogisch beleidsplan staan plannen en intenties, ouders kunnen hieraan geen rechten ontlenen. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft het eenzijdige besluit van de ondernemer om te stoppen met het aanbieden van voorschoolse opvang. De consument verlangt een continuering van die opvangmogelijkheid.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument maakt voor één van haar kinderen gebruik van de voorschoolse opvang van de ondernemer op de locatie [plaats]. De consument in zaak [zaaknummer] maakt eveneens gebruik van deze opvangmogelijkheid voor één kind.
Bij brief van 10 augustus 2021 (in de zomervakantie) heeft de ondernemer aan beide consumenten te kennen gegeven de voorschoolse opvang niet langer te zullen leveren. In het pedagogisch beleidsplan van de ondernemer is opgenomen dat minimaal twee kinderen gebruik dienen te maken van de voorschoolse opvang. De ondernemer stelt zich thans op het standpunt dat de opvang slechts bij minimaal vier kinderen kan worden aangeboden. De consument heeft een cruciaal, hulpverlenend beroep en moet om 7.00 uur op de werkvloer staan.
Een andere opvangmogelijkheid is voor het kind van de consument niet voorhanden.

De consument verlangt een hervatting van de voorschoolse opvangmogelijkheid.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Door het zeer minimale gebruik van de voorschoolse opvang op de locatie in [plaats] (slechts twee kinderen) en het nijpende personeelstekort heeft de ondernemer zich genoodzaakt gezien die vorm van opvang te moeten stoppen. De ondernemer kan de voorschoolse opvang slechts aanbieden indien vier of meer kinderen hier structureel gebruik van maken. Bij minder kinderen is de opvang niet kostendekkend.

Met de twee ouders die gebruik maakten van de voorschoolse opvang was geen overeenkomst gesloten; de opvang vond plaats op flexibele basis.
De ondernemer heeft de ouders per brief van 10 augustus 2021 geïnformeerd over de wijziging van het opvangaanbod en het besluit de opvang per 23 oktober 2021 te moeten beëindigen.

Beoordeling van het geschil
Vooraf merkt de commissie op dat deze zaak in samenhang met zaak [zaaknummer] dient te worden gezien.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Vanaf 29 augustus 2016 maakt de consument voor één kind gebruik van de voorschoolse opvang van de ondernemer op de locatie [plaats]. Op die datum heeft de consument een “intakeformulier BSO” ondertekend. Er bestaat geen overeenkomst tot kinderopvang voor een bepaalde periode. De ouders schrijven zich in voor één of meer dagen/uren. Na acceptatie door de ondernemer ontstaan er steeds losse overeenkomsten voor alleen die dagen/uren.
De ondernemer heeft de voorschoolse opvang op de locatie [plaats] per 23 oktober 2021 beëindigd.

In het ‘pedagogisch beleidsplan locatie [plaats]’ van de ondernemer zijn plannen en intenties opgenomen ten aanzien van de verschillende vormen van opvang van de ondernemer en het minimum aantal op te vangen kinderen. Deze plannen en intenties vormen echter geen juridische verplichting ten aanzien van het wel of niet in stand houden van de opvang maar slechts een leidraad; de ouders kunnen hier in die zin geen rechten aan ontlenen.

De consument en de andere ouder (zaaknummer [nummer]) hebben meerdere jaren gebruik kunnen maken van de voorschoolse opvang. Hoewel de ondernemer de verwachting kan hebben gewekt dat hij deze flexibele vorm van opvang – ook bij een gering aantal kinderen- zou blijven aanbieden, staat het de ondernemer vrij om een bepaalde vorm van opvang niet meer te leveren. Er bestaat in beginsel geen algemene plicht voor een ondernemer om diensten aan te (blijven) bieden. Op de ondernemer rust ook geen contractuele verplichting tot het leveren of aanbieden van voorschoolse opvang. Het is in dit geval te begrijpen dat de ondernemer de flexibele opvang stop zet nu die niet meer kostendekkend is.
De voorschoolse opvang beslaat in totaal volgens de door de ouders overgelegde facturen amper of geen hele kindplaats (voor alle deelnemende kinderen). Daarbij kampt de ondernemer met een personeelstekort.
De maatschappelijke zorg dat er op bepaalde locaties bepaalde vormen van opvang zijn, is niet aan ondernemers, maar aan de gemeenten.

De commissie is van oordeel dat de ondernemer zorgvuldig heeft gehandeld door de consument en de andere ouder een termijn van ruim twee maanden te gunnen om een andere vorm van opvang voor de kinderen te zoeken.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst het verzoek van de consument af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit
mevrouw mr. drs. E.I.P.M. Weijnen, voorzitter, mevrouw A.J.M. van Hoesel – de Haas en
de heer mr. P. P. van der Neut, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op
17 februari 2022.