Ondernemer moet stappen adviestraject oudercommissie volgen bij besluit afschaffen broodmaaltijd

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 139021/147916

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De ondernemer heeft aangekondigd om de broodmaaltijd op het kinderdagverblijf af te schaffen. De oudercommissie is het hier niet mee eens en vindt de argumenten van de ondernemer niet voldoende. De oudercommissie heeft de onvrede besproken met medewerkers van de ondernemer, maar er is geen oplossing gekomen. Ook kreeg de oudercommissie niet de kans om de ouders op tijd te informeren over het voornemen van de ondernemer. De ondernemer stelt dat er veel gesprekken zijn geweest met de oudercommissie en dat dit al tot uitstel van de afschaffing heeft geleid. De ouders die aan hebben gegeven problemen te krijgen door het afschaffen van de broodmaaltijd hebben na een gesprek met de locatiemanager aangegeven de situatie te begrijpen. De ondernemer geeft aan dat de communicatie beter had gekund en dat dat in de toekomst anders zal gaan. De commissie oordeelt dat de ondernemer de stappen van het adviestraject in het Regelement Oudercommissie had moeten volgen en dat in deze situatie te weinig recht is gedaan aan de positie van de oudercommissie. Daarnaast had de ondernemer de oudercommissie de mogelijkheid moeten geven om de voorgenomen afschaffing te communiceren met de andere ouders. De klacht is gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op het verloop van het adviestraject met betrekking tot de afschaffing van de broodmaaltijd per 1 januari 2022.

Standpunt van de oudercommissie
Voor het (gewijzigde) standpunt van de oudercommissie verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen de oudercommissie tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Aanvankelijk kregen de kinderen op het kinderdagverblijf van de ondernemer in [plaatsnaam] elke dag zowel een warme maaltijd als een broodmaaltijd aangeboden. De ondernemer heeft aangekondigd per 1 januari 2022 die broodmaaltijd af te schaffen. De oudercommissie is het niet eens met die afschaffing en kan zich niet vinden in de argumenten die de ondernemer daarvoor heeft aangedragen. De ondernemer heeft het advies van de oudercommissie niet opgevolgd en de oudercommissie heeft haar onvrede hierover met de locatiemanager en de regiokwaliteitsmanager van de ondernemer op 23 september 2021 besproken, maar partijen zijn niet nader tot elkaar gekomen.

De route, die al vanaf juni 2020 liep, om als oudercommissie een adviesaanvraag te ontvangen over het afschaffen van de broodmaaltijd en een schriftelijke reactie te ontvangen op haar advies verliep traag en met weinig initiatief vanuit de ondernemer.

Ook is de belofte om binnen twee weken na dat gesprek met een reactie te komen niet nagekomen. De reactie kwam pas in de vergadering van de oudercommissie van 13 oktober 2021. Anders dan was afgesproken heeft er in de laatstgenoemde vergadering ook geen overleg plaatsgevonden over de communicatie met de ouders over het afschaffen van de broodmaaltijd per 1 januari 2022. De oudercommissie kreeg van de ondernemer geen toestemming om op het mededelingenbord een mededeling over de afschaffing van de broodmaaltijd aan te brengen, omdat dat bord gedeeld werd met een andere instelling, die in hetzelfde gebouw als het kinderdagverblijf van de ondernemer was gevestigd. Hierdoor kreeg de oudercommissie niet de kans om met de ouders tijdig over die voorgenomen afschaffing te communiceren en bij hen te peilen wat zij van de afschaffing vonden. Ouders kregen hierdoor niet tijdig de mogelijkheid om op zoek te gaan naar een ander kinderdagverblijf waarbij wel twee volledige maaltijden worden aangeboden.

Inmiddels heeft de afschaffing van de broodmaaltijd per 1 januari 2022 zijn beslag gekregen. De oudercommissie is van mening dat het adviestraject niet overgedaan hoeft te worden maar dat kan worden volstaan met het oordeel van de commissie dat dat traject niet goed is verlopen.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ouders van de kinderen die op de locatie [plaatsnaam] worden opgevangen zijn al sinds mei/ juni 2020 op de hoogte van de plannen van de ondernemer – aanvankelijk per 1 januari 2021 – de broodmaaltijd af te schaffen. Mede naar aanleiding van de negatieve reactie van de oudercommissie op de adviesaanvraag over die afschaffing, is de ondernemer met de oudercommissie veelvuldig in gesprek geweest. Die gesprekken hebben tot uitstel van de afschaffing van de broodmaaltijd geleid, in eerste instantie tot 1 juli 2021 en uiteindelijk tot 1 januari 2022. De ondernemer vindt de wijzigingsdatum van 1 januari 2022 redelijk omdat de ouders al geruime tijd op de hoogte waren van het plan de broodmaaltijd af te schaffen en de argumenten die de ondernemer daarvoor heeft.

Naar aanleiding van het definitieve besluit van december 2021 om de broodmaaltijd aan het eind van de dag niet meer aan te bieden, heeft de ondernemer van 4 van de 42 ouders die van de kinderopvang gebruik maken een reactie gekregen dat zij het lastig vonden om na hun werkzaamheden hun kind nog een maaltijd thuis te moeten gaan geven. Echter, na uitleg van de locatiemanager begrepen zij de situatie. De pedagogisch medewerkers en de locatiemanagers hebben aan de overige ouders gevraagd wat zij van dat besluit vonden, maar deze navraag heeft niet veel reacties opgeleverd.

De ondernemer moet erkennen dat door de wisseling van kinderopvanghouder en die van de leidinggevende de communicatie over de afschaffing van de broodmaaltijd niet altijd helder en op tijd is geweest. In de toekomst zal de ondernemer wet- en regelgeving beter naleven dan hij in dit geval heeft gedaan.

De ondernemer verzoekt de commissie de klacht van de oudercommissie ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht, het volgende overwogen.

De ondernemer heeft – zij het in zijn algemeenheid – erkend dat hij over de afschaffing van de broodmaaltijd niet altijd helder en op tijd met de oudercommissie heeft gecommuniceerd. Daarmee kan in deze procedure als vaststaand worden beschouwd dat het adviestraject met betrekking tot die afschaffing niet goed is verlopen. De commissie heeft kennis genomen van het feit dat de ondernemer zich ervan bewust is dat hij hier steken heeft laten vallen. Het excuus dat de ondernemer hiervoor aanvoert (organisatiewijzigingen centraal en lokaal) overtuigt de commissie echter geenszins. Wijzigingen in de organisatie ontslaan de ondernemer niet van zijn verantwoordelijkheid voor een ordentelijk besluitvormingsproces. Ten aanzien van de onderhavige aangelegenheid maakt het adviestraject met de oudercommissie deel uit van dit besluitvormingsproces. De stappen die in het adviestraject worden gemaakt zijn bepaald in het Reglement Oudercommissie en dienen te worden opgevolgd door partijen. Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer in de onderhavige casus onvoldoende recht gedaan aan de positie van de oudercommissie. Omdat de oudercommissie ter zitting heeft aangegeven haar eis te laten vallen zal de commissie hieraan geen verdere consequenties verbinden.

Als onbetwist staat eveneens vast de stelling van de oudercommissie dat zij van de ondernemer geen toestemming heeft gekregen om op het mededelingenbord een mededeling over de afschaffing van de broodmaaltijd aan te brengen en daardoor niet de kans heeft gehad over de voorgenomen afschaffing van de broodmaaltijd tijdig met de ouders te communiceren en onder hen te peilen wat zij van die afschaffing vonden. Die peiling heeft de ondernemer wel kunnen doen en de uitslag daarvan was – uitgaande van wat de ondernemer daarover heeft gesteld – niet bepaald ongunstig voor hem. Niet ondenkbeeldig is dat een peiling door de oudercommissie, die immers de belangen van de ouders behartigt en tegenover wie ouders zich wellicht vrijer voelen om hun mening te uiten dan tegenover de ondernemer als hun “tegenpartij”, een andere uitkomst had laten zien.

De oudercommissie is tegenover de ondernemer de vertegenwoordiger van alle ouders die hun kind of kinderen op het kinderdagverblijf van de ondernemer hebben geplaatst. Als zodanig praat en beslist de oudercommissie mee over het door de ondernemer gevoerde of te voeren beleid. Om een goede vertegenwoordiger te zijn, is het van belang dat de oudercommissie op de hoogte is van wat er onder de ouders leeft. Een goede communicatie met de achterban is dan ook essentieel voor de oudercommissie. Daartoe dient de ondernemer de oudercommissie in de gelegenheid te stellen en daarvoor de randvoorwaarden te scheppen. Hiermee is de weigering van de hiervoor bedoelde toestemming niet in overeenstemming. Dat het mededelingenbord ook wordt gedeeld door een andere instelling die in hetzelfde gebouw als het kinderdagverblijf van de ondernemer is gevestigd, acht de commissie geen rechtvaardiging om de toestemming te weigeren. Van de ondernemer had verwacht mogen worden dat hij de oudercommissie een andere faciliteit had aangeboden.

De commissie is van oordeel dat de klacht van de oudercommissie gegrond is.

Nu de klacht van de oudercommissie door de commissie gegrond is bevonden, dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie het door de oudercommissie betaalde klachtengeld aan deze te vergoeden.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de oudercommissie gegrond;

– bepaalt dat de ondernemer aan de oudercommissie binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 25,– ter zake van het door haar betaalde klachtengeld dient te voldoen.

Aldus beslist op 9 mei 2022 door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes en de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.