Ondernemer neemt terecht verouderde staat douchedeur niet mee bij bepaling schadebedrag

  • Home >>
  • Recreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Aansprakelijkheid / Schade / Vakantieverblijf    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 226057/239487

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Deze uitspraak betreft een geschil omtrent de aansprakelijkheid voor schade. De consument heeft bij de ondernemer een recreatiewoning gehuurd en zijn schoonmoeder is ten val gekomen in de badkamer van deze woning. Hierdoor is schade ontstaan voor een bedrag van € 1.554,–, wat de ondernemer verhaalt op de schoonmoeder van de consument. De consument stelt zich op het standpunt dat het verhalen van de volledige schade op zijn schoonmoeder onredelijk is, gezien de verouderde staat van de kapotte douchedeur. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de schoonmoeder van de consument wel aansprakelijk is voor de gehele schade en dat de consument de kosten dient te verhalen op zijn verzekering. De commissie is van oordeel dat de klacht ongegrond is. De ondernemer heeft terecht de verouderde staat van de douchedeur niet meegenomen bij de bepaling van het schadebedrag, gezien zij, onafhankelijk van de staat van de oude douchedeur, sowieso een nieuwe douchedeur heeft moeten plaatsen.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Recreatie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2024 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De consument heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht. De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn standpunt ter zitting toe te lichten.

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de schade die de ondernemer bij de consument heeft verhaald.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komthet standpunt op het volgende neer.

De schoonmoeder van de consument is gevallen in de badkamer van een bij de ondernemer gehuurde recreatiewoning, waardoor een schade is ontstaan van € 1.554,– De ondernemer verhaalt de schade geheel op de schoonmoeder van de consument, wat de consument niet redelijk vindt. Eerst dient volgens de consument de eigenaar van de gehuurde woning te worden aangeschreven. Verder is er bij het vaststellen van het schadebedrag geen rekening gehouden met de ouderdom van de douchedeur.

De consument geeft aan bereid te zijn om een bedrag van € 500,– voor zijn rekening te nemen.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern
komt het standpunt op het volgende neer.

De consument verbleef met zijn familie in een villa op ons recreatiepark. Wij werden op vrijdagavond gebeld met de mededeling dat er een ongeluk in de villa was gebeurd. Hierbij zijn wij, werknemers van het recreatiepark, gelijk in de auto gestapt. Wij wonen op het park, dus waren er binnen enkele minuten. Wij troffen een oudere dame, onder het bloed, op het bed beneden aan. Bij het uitstappen van de douche was ze gevallen waarbij is de douchedeur kapot is gegaan. Een van ons heeft deze dame gekalmeerd en zo nodig eerste hulp verleend. Aan de familie hebben we doorgegeven een ambulance te bellen. Deze is ter plaatse gekomen en het ambulancepersoneel heeft de dame gecontroleerd. Wij zijn toen begonnen met het opruimen van het glas en het bloed. Ook hebben we de bedden verschoond. Hier zijn we een aantal uren mee bezig geweest. Gelukkig hoefde de dame niet mee naar het ziekenhuis. De familieleden waren ons allemaal erg dankbaar voor de snelle hulp. De volgende dag bracht de familie ons een attentie en zeiden de familieleden dat het weer goed ging met hun moeder/schoonmoeder. Ook werd ons aangegeven dat de verzekering alles zou oplossen. Wij hebben aangegeven: eerst maar vakantie/ weekend vieren en dat is zorg voor later. We hebben de factuur van de schade, enkel en alleen de kostprijzen, gestuurd op 21 juli 2023. Hierop kreeg ik een e-mail van de consument met de volgende
opmerking:

Ik zal de factuur betalen maar overweeg de zaak voor te leggen aan de geschillencommissie reizen oid. Een en ander doet overigens niets af aan de goede hulp die jullie hebben verleend.

Deze factuur is ook gelijk door de consument voldaan. Omdat de consument via de verzekering geen
uitkering heeft ontvangen, heeft hij de commissie in geschakeld.

Wij, als park, hebben uiteraard wel meerdere schades gehad en dit is altijd – zoals het hoort – via de
verzekering van de klant opgelost.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument heeft de betreffende schade gemeld bij de WA-verzekeraar van zijn schoonmoeder, maar die liet hem weten dat ingevolge de verzekeringsvoorwaarden de aansprakelijkheid voor schade aan zaken die een verzekerde onder zich heeft uit hoofde van huur, van de verzekering is uitgesloten. Daarnaast heeft de consument de ondernemer verzocht om de eigenaar van de woning te vragen of hij de schade kon verhalen bij diens verzekeraar. Niet gebleken is dat de ondernemer dat heeft gedaan. Wat hier verder ook van zij, de betreffende schade is veroorzaakt door de schoonmoeder van de consument en daarmee is zij aansprakelijk voor die schade. Nu haar eigen WA-verzekeraar heeft laten weten dat die schade is uitgesloten van de verzekering, is zij gehouden tot het voldoen van het schadebedrag van € 1.554,– dat door haar toedoen is ontstaan.

Begrijpelijk is overigens dat de consument – gelet op de persoonlijke omstandigheden van zijn schoonmoeder (hoge leeftijd/AOW-uitkering) – het onredelijk vindt dat het gehele schadebedrag op haar wordt verhaald, maar deze omstandigheden kunnen helaas niet prevaleren boven de aansprakelijkheid die op haar rust.

Met betrekking tot de opmerking van de consument dat bij het vaststellen van het schadebedrag geen rekening is gehouden met de ouderdom van de douchedeur, is de commissie van oordeel dat de ondernemer terecht de leeftijd van de douchedeur niet heeft meegenomen bij de bepaling van het schadebedrag. De ondernemer heeft immers sowieso een nieuwe deur moeten laten plaatsen.

Op grond van het voorgaande zal de commissie de klacht ongegrond verklaren.
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond, zodat het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp , mevrouw mr. A. Dantuma, leden, op 28 augustus 2024.