Ondernemer niet aansprakelijk voor gevolgschade door vertraging met de trein

De Geschillencommissie




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Algemene voorwaarden / Europese verordening / Gevolgschade    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 253597/321863

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De uitspraak gaat over een vervoersovereenkomst tussen consument en ondernemer. Het geschil betreft een gestrande trein. Doordat de trein tussen Den Haag en Brussels Airport meer dan uur vertraging had, heeft de consument zijn vlucht gemist. De consument wil dan ook dat de ondernemer zijn omgeboekte vliegticket betaald en de gemaakte kosten voor de accommodatie. De ondernemer stelt zich op het standpunt dat dit niet volgt uit de Algemene Voorwaarden. Deze zijn gebaseerd op de Europese verordening 2021/782 betreffende de rechten verplichtingen van treinreizigers. De vordering bepaalt dat indien de bestemming met een vertraging van 120 minuten of meer wordt bereikt, de vervoerder de helft van de waarde van het ticket zal voldoen. Daaraan is voldaan. Wat betreft de gevolgschade is de ondernemer wettelijk noch contractueel aansprakelijk voor schade die de consument (mogelijk) heeft geleden. De ondernemer verwijst hiervoor naar artikel 32 van de verordening en artikel 8:108 van het Burgerlijk Wetboek. De commissie beslist als volgt. De ondernemer kan geen (ernstig) verwijt gemaakt worden en daarnaast is er ook geen sprake van zodanig buitengewone omstandigheden dat afgeweken moet worden van de hoofdregel dat gevolgschade niet voor toewijzing in aanmerking komt. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken. De behandeling heeft plaatsgevonden op 30 mei 2024 te Den Haag. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De consument werd ter zitting bijgestaan door de heer P. van Leeuwen.

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Het geschil betreft een gestrande trein.

Standpunt van de consument
Ik heb een ticket geboekt bij de ondernemer van Den Haag naar Brussels Airport voor 19 december met een aankomsttijd van 16:40. De trein had vertraging, maar niet alleen dat, we zaten ruim 80 minuten vast in de trein. Dit zorgde ervoor dat ik mijn vlucht naar Dubai die om 20.00 uur gepland was, miste. Ik moest € 550,– betalen om mijn vlucht naar de volgende dag te verplaatsen en maakte kosten voor accommodatie voor de nacht van € 200,– euro. Ik heb geprobeerd compensatie te krijgen van de ondernemer, maar zij wilden mij alleen het treinkaartje terugbetalen en niet de schade. Ik wil hier graag op ingaan omdat de algemene voorwaarden terugbetalingen voor vertragingen specificeren, maar geen melding maken van schadevergoeding bij vertragingen waarbij een passagier langer dan 60 minuten vastzat en opgesloten zat in de trein, waardoor ik geen alternatief vervoer naar de luchthaven kon krijgen.

Standpunt van de ondernemer

Het verzoek van de consument om compensatie voor vertraging en vergoeding van extra kosten is volgens de toepasselijk voorwaarden en wet- en regelgeving behandeld. De ondernemer licht dat hieronder toe. De Algemene Voorwaarden zijn gebaseerd op de Europese verordening 2021/782 betreffende de rechten en verplichtingen van treinreizigers (hierna: Verordening). Daarin is bepaald waar reizigers recht op hebben bij vertraging van treinen en welke verplichtingen vervoerders dan hebben. Recht op compensatie Het staat tussen partijen vast dat de consument op het trajectdeel Breda – Brussels Airport een vertraging heeft opgelopen van 120 minuten of meer. Voorts staat vast dat de twee tickets (te weten van Den Haag Centraal naar Brussels Airport via Breda) een doorgaand ticket vormden. De ondernemer heeft de consument 50% van het treinticket vergoed. De Verordening bepaalt dat indien de bestemming (in dit geval Brussels Airport) met een vertraging van 120 minuten of meer wordt bereikt, de vervoerder de helft van de waarde van het ticket zal voldoen. De consument betwist niet dat de ondernemer de compensatie in verband met de vertraging juist heeft afgehandeld. De consument stelt evenwel dat hij schade heeft geleden als gevolg van de vertraging, te weten de kosten voor het omboeken van zijn vliegticket en een hotelovernachting in Brussel, en dat de ondernemer, nu de Algemene Voorwaarden hierin niet voorzien, gehouden is deze (gevolg)schade te vergoeden.
De consument merkt terecht op dat de Algemene Voorwaarden niet voorzien in een bepaling over de verschuldigdheid van gevolgschade als gevolg van een vertraging. Ten aanzien van de in dit geval gevorderde schadevergoeding bepaalt artikel 17 van de Verordening dat de schade waarvoor een spoorwegonderneming aansprakelijk is ten aanzien van (onder meer) vertraging, voor zover niet anders in de Verordening is bepaald, wordt bepaald door het bepaalde in titel IV hoofdstuk II van de aan de Verordening gehechte bijlage I. Daarbij is overigens niet relevant of deze is ontstaan doordat een reiziger in een stilstaande trein op de vrije baan heeft vastgestaan of dat er op andere wijze een vertraging is ontstaan. In artikel 32 van voormelde Bijlage I is bepaald dat het nationale recht bepaalt of en in welke mate de vervoerder gevolgschade moet vergoeden. Terzake is het bepaalde in artikel 8:108 van het Burgerlijk Wetboek bepalend. Daarin is bepaald dat schade die een reiziger lijdt als gevolg van vertraging dan wel als gevolg van welke afwijking van de dienstregeling dan ook niet voor vergoeding in aanmerking komt: “De vervoerder is niet aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door vertraging, door welke oorzaak dan ook vóór, tijdens of na het vervoer opgetreden, dan wel is veroorzaakt door welke afwijking van de dienstregeling dan ook.” Ratio achter deze bepaling is dat aansprakelijkheid voor vertragingsschade in het openbaar vervoer tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. De ondernemer is dus wettelijk noch contractueel aansprakelijk voor schade die de consument (mogelijk) heeft geleden als gevolg van de vertraging(en).

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting onderschrijft de commissie in grote lijnen het standpunt van de ondernemer. Hoezeer de commissie met de ondernemer betreurt dat de consument twee uur heeft vastgezeten in de trein, is de commissie enerzijdsvan oordeel dat de ondernemer terzake geen (ernstig) verwijt treft en anderzijds dat hier niet sprake is van zodanig buitengewone omstandigheden dat afgeweken moet worden van de hoofdregel dat gevolgschade niet voor toewijzing in aanmerking komt.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.