Ondernemer onvoldoende uitleg over (on)uitvoerbaarheid van de ritten. Consument ontvangt schadevergoeding

  • Home >>
  • Taxivervoer >>
De Geschillencommissie




Commissie: Taxivervoer    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 116162

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de uitvoering van zittend ziekenvervoer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument maakt al jaren en wel drie keer per week gebruik van zittend ziekenvervoer. Dit werd eerst verzorgd door Soomer Taxi en daarna door de Haars Groep.

Op 1 november 2017 heeft de ondernemer aan de consument telefonisch meegedeeld dat het vervoer per 1 januari 2018 werd stop gezet en dat de consument op zoek moest gaan naar een andere vervoerder.

De consument heeft per brief van 28 november 2017 de ondernemer verzocht het vervoer ook na 1 januari 2018 voort te zetten. De consument heeft ook naar de reden van de stopzetting gevraagd.

Daarop is enige correspondentie tussen de consument, haar verzekeraar en de ondernemer gevolgd.

Op 3 januari 2018 is de consument door de ondernemer met zittend ziekenvervoer vervoerd.
De rit op 5 januari 2018 is echter niet uitgevoerd, terwijl er volgens de consument wel een afspraak was gemaakt.

De consument wenst excuses van de ondernemer, hervatting van het zittend ziekenvervoer en een vergoeding voor het annuleren van de medische behandeling op 5 januari 2018.

Volgens de brief van [naam uitvoerder busdiensten] dedato 19 januari 2018 kon de consument de zorgritten weer boeken bij de ondernemer.

Indien het geschil niet oplosbaar is, dan verlangt de consument een geldelijke genoegdoening.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Het zittend ziekenvervoer ten behoeve van de consument kan niet worden gecontinueerd.
[naam uitvoerder busdiensten] en de ondernemer kwamen eind 2017 niet uit de onderhandelingen over de voorwaarden van een mogelijke voortzetting van de onderaanneemovereenkomst per 1 januari 2018.
Dat het zittend ziekenvervoer niet zou worden gecontinueerd heeft de ondernemer tijdig aan de consument laten weten.
[naam uitvoerder busdiensten] de contractspartner van de betrokken zorgverzekeraar.

Tegen de afspraken in is er toch een rit geboekt/gereden op 3 januari 2018. Deze rit kreeg de ondernemer niet vergoed van [naam uitvoerder busdiensten]

In de loop van 2018 heeft Connexxion aan de ondernemer een verbeterd voorstel gedaan, hetwelk is geaccepteerd, hetgeen betekent dat het weer mogelijk is voor klanten van de zorgverzekeraar/[naam uitvoerder busdiensten]

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument heeft al jaren een zogenaamde zittend ziekenvervoer-indicatie. Tot 1 januari 2018 is hij met zittend ziekenvervoer door de ondernemer vervoerd. Per die datum is het vervoer door de ondernemer beëindigd. De ondernemer heeft dat tevoren aangekondigd met als reden dat de onderhandelingen met [naam uitvoerder busdiensten] (onderaanneem)overeenkomst geen resultaat hebben opgeleverd.

Opmerkelijk is dat de consument blijkens de stukken contact heeft gehad met zijn verzekeraar [naam verzekeraar] telefonisch nadrukkelijk heeft aangegeven dat de ondernemer een directe overeenkomst heeft met de verzekeraar omtrent het zittend ziekenvervoer ten behoeve van de consument.

Inmiddels is de situatie gewijzigd in die zin dat de consument sedert medio januari 2018 weer kan rekenen op zittend ziekenvervoer, echter niet meer uitgevoerd door de ondernemer, maar door een andere vervoerder.

Aan de wens van de consument om het zittend ziekenvervoer te hervatten is aldus voldaan.

Voor vergoeding van de annulering van de medische behandeling op 5 januari 2018 is naar het oordeel van de commissie geen plaats, immers heeft de consument daar geen schade door geleden, althans is daaromtrent onvoldoende gebleken of gesteld.

Daarentegen ziet de commissie wel aanleiding een geldelijke vergoeding aan de consument en ten laste van de ondernemer toe te kennen en wel tot een bedrag van € 50,– .

De consument was zeer ontdaan van de ontstane situatie, als gevolg waarvan hij verstoken leek te zijn van het voor zijn medische behandeling noodzakelijke vervoer. Dat is deels de ondernemer te verwijten. De ondernemer heeft onvoldoende uitleg gegeven over de (on)uitvoerbaarheid van de ritten ten behoeve van de consument in de periode tussen 5 en 19 januari 2018 en de ondernemer is helaas ook niet ter zitting verschenen om opheldering te geven.

De commissie is op grond van de voorgaande overwegingen van oordeel dat de klacht gegrond moet worden verklaard.

Om die reden acht de commissie de ondernemer gehouden tevens het klachtengeld aan de consument te vergoeden.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht gegrond.

Verstaat dat de ondernemer aan de consument binnen een maand na verzending van deze uitspraak een bedrag betaalt van € 50,– en aan hem tevens het klachtengeld ad € 52,50 zal vergoeden.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Taxivervoer, bestaande uit
mr B. Hagendoorn, voorzitter, de heer M.H. van der Putten en drs W. Nienhuis, leden, op 20 juni 2018.