Ondernemer stelt onterecht dat consument trampoline niet mag plaatsen

De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Informatie    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 3331/6710

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument klaagt over het niet mogen plaatsen van een trampoline bij zijn chalet. De consument is het hier niet mee eens, aangezien andere chalethouders op het park wel een trampoline hebben staan. In de documenten die de consument van de ondernemer heeft gekregen staat hier ook niks over in. De ondernemer beroept zich op een artikel uit het reglement waaruit moet blijken dat het niet is toegestaan om een trampoline te plaatsen op een jaarplaats. De commissie stelt vast dat in het reglement is opgenomen dat het niet is toegestaan om tenten, opblaaszwembaden en andere opstallen zonder toestemming te plaatsen. De consument heeft aangegeven dat een trampoline geen opstal is, omdat het niet plaatsgebonden en duurzaam met de grond verbonden is. De commissie kan zich in de uitleg van de consument vinden. De trampoline mag op de plaats blijven staan. De klacht is gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil gaat over een trampoline.

Het standpunt van de consument
De consument huurt voor zijn chalet een standplaats van de ondernemer. Op 25 juni 2019 heeft de consument een trampoline geplaatst bij zijn chalet. Binnen 1 dag heeft hij van de ondernemer een sommatie ontvangen om deze te verwijderen. De consument is het daar niet mee eens. Er zijn volgens de consument diverse andere chalethouders op het park die ook een trampoline hebben staan en die hem gewoon mogen laten staan. In geen van de documenten die de consument van de ondernemer heeft ontvangen kan de consument terugvinden dat het plaatsen van een trampoline niet is toegestaan.

Het standpunt van de ondernemer
In zijn verweerschrift van 13 september 2019 heeft de ondernemer aangevoerd dat het volgens artikel 5 van het “Reglement behorende bij overeenkomst [naam ondernemer]” (hierna: het Reglement) niet is toegestaan een trampoline te plaatsen op een jaarplaats.

Beoordeling van het geschil
De commissie komt tot de volgende beoordeling.

De commissie stelt vast dat de ondernemer vóór de indiening van zijn verweerschrift wisselende standpunten heeft ingenomen waarom een trampoline op de jaarplaats van de consument niet was toegestaan. In het verweerschrift heeft de ondernemer zich uiteindelijk echter beroepen op artikel 5 van het Reglement. Dit artikel luidt – voor zover thans van belang – als volgt: “Het is recreant niet toegestaan op het gehuurde tenten en opblaaszwembaden en/of andere al dan niet gebouwde opstallen te plaatsen tenzij ondernemer daartoe toestemming heeft verleend (…)” .
Gelet op de tekst van artikel 5 van het Reglement draait dit geschil om de vraag of een trampoline een opstal is. De consument heeft tijdens de zitting betoogd dat dit niet het geval is. Een opstal is volgens de consument een constructie met een zekere omvang die plaatsgebonden en duurzaam met de grond verbonden is. De commissie kan zich verenigen met deze uitleg van de consument.
Op basis daarvan moet, met de consument, geconcludeerd worden dat een trampoline in ieder geval geen opstal is. Dit betekent dat de huidige trampoline van de consument op de plaats mag blijven staan, zoals de commissie tijdens de zitting ook al heeft aangegeven. Wil de ondernemer voorkomen dat nieuwe huurders ook trampolines plaatsen op hun jaarplaats, dan dient de ondernemer voortaan ook trampolines uitdrukkelijk te vermelden in artikel 5 van zijn Reglement.

Omdat de klacht gegrond is, dient de ondernemer het klachtengeld aan de consument te vergoeden. Verder is de ondernemer behandelingskosten aan de commissie verschuldigd.

Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing
De klacht is gegrond, wat betekent dat de huidige trampoline van de consument op de plaats mag blijven staan.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit mr. J.L. Sierkstra, voorzitter, drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk en drs. O.K.R. Petram, leden, op 24 oktober 2019.