Commissie: Recreatie
Categorie: Herstructurering
Jaartal: 2016
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
99565
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit de huur van een vaste standplaats voor de caravan van de consument.
De consument heeft op 7 oktober 2015 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
We hebben in mei 2014 op het terrein van de ondernemer een chalet gekocht voor € 24.950,–. In juni 2015 deelde de ondernemer ons mee dat hij het plan had opgevat om vanaf september 2015 de hele hoek waar ons chalet staat te ontruimen en her in te richten. Ons chalet zou moeten verdwijnen. Een andere plek op het terrein was voor ons niet acceptabel, aangezien we specifiek voor deze plek hadden gekozen. Het was voor ons bijzonder pijnlijk dat binnen een jaar na aankoop van het chalet de ondernemer met deze mededeling kwam en hij ons daarover ten tijde van de koop niet over heeft ingelicht. Ik heb overwogen, omdat we ten tijde van de koop hebben gedwaald, de zaak voor te leggen aan de rechter maar zag daar erg tegenop en heb daarvan afgezien. Uiteindelijk bleek de ondernemer in een gesprek met mijn dochter bereid om het chalet voor € 20.000,– terug te kopen, met als overdrachtsdatum 1 september 2015. Maar de ondernemer weigert nu de parklasten over de periode september 2015 tot en met december 2015 aan mij terug te betalen. Ook de borg voor de slagboomzender van € 50,– heeft de ondernemer niet aan mij terugbetaald.
De consument verlangt dat de ondernemer de parklasten over de periode september 2015 tot en met december 2015 en de borg voor de slagboomzender terugbetaalt.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Uit hetgeen de consument heeft gesteld leidt de commissie af dat hij de standplaats in september 2015 heeft verlaten. De commissie beschouwt dit als een tussentijdse beëindiging van de overeenkomst als bedoeld in artikel 13 van de Recronvoorwaarden voor vaste plaatsen (hierna: Recronvoorwaarden). In dat artikel, 1e lid, is bepaald dat bij een tussentijdse beëindiging de recreant het jaargeld verschuldigd blijft exclusief de kosten wegens het verbruik van gas, water, elektra en gebruik van riool maar inclusief de kosten voor communicatieverbindingen in verband met reeds door de ondernemer aangegane verplichtingen voor de resterende periode van de overeenkomst.
Uit de – onweersproken gebleven – stelling van de consument dat de ondernemer in juni 2015 meedeelde dat hij het plan had opgevat om vanaf september 2015 de hoek waar het chalet van de consument stond te ontruimen en her in te richten leidt de commissie verder af dat hier in feite sprake is van herstructurering. Voorts leidt de commissie uit het standpunt van de consument af dat er geen gelijkwaardige plaats voorhanden was. De ondernemer heeft ook geen toepassing gegeven aan de regels die gelden bij opzegging van de overeenkomst in verband met herstructurering, zoals die zijn neergelegd in artikel 12 van de Recronvoorwaarden. Onder deze omstandigheden is de commissie van oordeel dat, voor zover de ondernemer zich zou hebben willen beroepen op het bepaalde in artikel 13, lid 1, van de Recronvoorwaarden, een dergelijk beroep faalt. Uit het door de consument gestelde volgt immers dat de reden voor de tussentijdse beëindiging van de overeenkomst niet aan de zijde van de consument is gelegen maar aan de zijde van de ondernemer, die voor het gedeelte van het terrein waar de consument een standplaats huurde tot herstructurering heeft besloten. Gelet hierop zou een beroep van de ondernemer op het bepaalde in artikel 13, lid 1, van de Recronvoorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar zijn.
De consument heeft onweersproken gesteld dat het jaargeld over 2015 € 2.518,– bedroeg. De ondernemer dient een derde deel daarvan, afgerond € 840,–, aan de consument terug te betalen. Nu de ondernemer geen verweer heeft gevoerd tegen de gevraagde terugbetaling van de borg voor de slagboomzender, een bedrag van € 50,–, is ook dat bedrag toewijsbaar.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 890,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 3 februari 2016.