Ondernemer zorgvuldig gehandeld bij sluiten BSO+ groep

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Zorgvuldig handelen ondernemer    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 419541/516298

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft het sluiten van de BSO+ groep door de ondernemer en de gevolgen daarvan. De periode tussen de opzegging van het BSO+ contract en het daadwerkelijk rondkrijgen van de opvang voor haar zoon is voor de consument en haar gezin heel stressvol geweest. Vanwege de slechte communicatie met de ondernemer heeft de consument besloten het geschil bij de commissie voort te zetten, ook al is inmiddels een opvangplaats beschikbaar. Wat betreft de communicatie ziet de ondernemer niet wat niet goed is gegaan. Er is geen geschil, het probleem is opgelost voordat een geschil heeft kunnen ontstaan. De ouders zijn zo snel mogelijk op de hoogte gesteld van het sluiten van de BSO+ groep en ook op de hoogte gehouden van de voortgang in het vinden van vervangende opvangplaatsen. Voor de commissie is onvoldoende vast te stellen dat de ondernemer een verwijt valt te maken. Er is duidelijk door de ondernemer gecommuniceerd wat het probleem is en ook dat de ondernemer gaat proberen oplossingen te bieden. De ondernemer heeft op zorgvuldige wijze gehandeld en is er in korte tijd in geslaagd om voor de sluitingsdatum van de BSO+ in overleg met ouders, de gemeente en betrokken instanties goede alternatieve opvangplaatsen voor de kinderen te vinden; ook voor de zoon van de consument. De commissie begrijpt dat de periode voor de consument en haar gezin spannend is geweest, maar dat neemt niet weg dat de ondernemer de hele gang van zaken netjes heeft afgehandeld. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het sluiten van de BSO+ groep door de ondernemer en de gevolgen daarvan.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting. In de kern komt het op het volgende neer.

De consument heeft een contract met de ondernemer gesloten voor BSO+ voor haar zoon met ingang van 4 november 2021.

De ondernemer heeft 17 mei 2024 schriftelijk bericht dat de BSO+ groep per 1 juli 2024 gaat stoppen, omdat er niet voldoende personeel is danwel onvoldoende geld beschikbaar is voor goed geschoold personeel voor de BSO+ groep. De consument heeft 29 mei 2024 per email bij de ondernemer bezwaar aangetekend tegen het beëindigen van het contract.

De ondernemer heeft vervolgens toegelicht dat per 1 juni 2024 afscheid genomen gaat worden van een goed geschoolde medewerker, waarvoor geen vervanging is gevonden in het huidige personeelsbestand. Verder zou de huidige financiering het erg moeilijk maken om geschikte kandidaten te werven. Om die reden is besloten tot opzegging van de BSO+ contracten.

Uiteindelijk is het de consument gelukt om voor haar zoon vervangende opvang te vinden bij [naam], een organisatie voor kinderopvang en specialistische BSO begeleiding, in de woonplaats van de consument. Daar kan haar zoon sinds 4 juli 2024 uiteindelijk voor 3 dagen in de week terecht.

Omdat de periode tussen de opzegging van het BSO+ contract en het daadwerkelijk rondkrijgen van de opvang voor haar zoon voor de consument en haar gezin zo stressvol is geweest en de communicatie met de ondernemer slecht was, heeft zij besloten het op 3 juni 2024 bij de commissie ingediende geschil voort te zetten. Op dat moment was voor haar zoon nog geen zicht op een geschikte BSO+ plaats. Uiteindelijk heeft de gemeente ervoor gezorgd dat de BSO+ kinderen zijn ondergebracht. De consument heeft echter zelf geregeld dat haar zoon bij een andere opvangorganisatie, op een locatie van [naam], binnen haar woongemeente geplaatst kon worden.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. In de kern komt dit op het volgende neer.

De ondernemer is [naam] dat kinderopvang, BSO en BSO+ biedt. [Naam] is een onderaannemer van [naam], een organisatie die hulp biedt onder meer aan kinderen en ouders die zorg nodig hebben. De zoon van de consument is vanaf 4 november 2021 op de BSO+ van [naam] opgevangen, maar door het vertrek van een medewerker met veel specifieke kennis en ervaring, was al begin april 2024 duidelijk dat de opvang op de BSO+ niet kon worden voorgezet.

Op 11 april 2024 heeft de ondernemer de ouders van de BSO+ groep bericht over het vertrek van de hiervoor genoemde medewerker per 1 juni 2024 en aangekondigd dat naar een passende oplossing gezocht zou worden voor de kinderen. De ouders zijn naar het oordeel van de ondernemer tijdig geïnformeerd over het sluiten van de BSO+ groep per 1 juli 2024.

Vervolgens zijn de ouders op 17 mei 2024 geïnformeerd dat de opvang van de kinderen voor de maand juni nog gerealiseerd kan worden door het personeelsrooster aan te vullen met invalkrachten, maar dat met ingang van 1 juli 2024 in vervangende opvang voorzien moet zijn. Getracht is de kinderen zoveel mogelijk onder te brengen bij een opvanglocatie verbonden aan [naam]. De ondernemer heeft daarvoor met de gemeente en [naam] om de tafel gezeten. De consument heeft in verband met haar kind verzocht [naam] bij het overleg te betrekken. De consument heeft na overleg met [naam] zelf voor haar zoon een opvangplaats, eerst in juni voor twee dagen per week en vanaf juli voor drie dagen in de week op [naam] weten te realiseren. Dat is wel buiten de opvangorganisatie, maar wel binnen de woonplaats voor de consument. Daarmee is er naar het oordeel van de ondernemer geen geschil tussen partijen nu er een fijne opvangplek voor de zoon van de consument is gevonden.

Wat betreft de communicatie ziet de ondernemer niet wat niet goed is gegaan. Er is geen geschil, het probleem is opgelost voordat een geschil heeft kunnen ontstaan. De ouders zijn zo snel mogelijk op de hoogte gesteld van het sluiten van de BSO+ groep en ook op de hoogte gehouden van de voortgang in het vinden van vervangende opvangplaatsen. Voor de zoon van de consument is binnen een maand na de aankondiging van de sluiting van de groep al voor twee van de drie opvangdagen een geschikte opvangplek beschikbaar gekomen. Deze plaats kon een maand later al worden uitgebreid naar de benodigde drie dagen, dus heeft de opvang ononderbroken plaats kunnen blijven vinden. De opvang van de zoon van de consument is per 1 juli 2024 volledig naar een andere organisatie overgegaan, buiten de organisatie van [naam].

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt vast dat van de klacht zoals deze is ingediend, alleen de klacht resteert dat de consument onvoldoende gekend is door de ondernemer in haar gevoel van onmacht en onzekerheid als gevolg van het besluit de BSO+ groep te sluiten. Ze heeft te lang in onzekerheid moeten verkeren alvorens voor haar zoon een definitieve oplossing is gevonden.

Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is het voor de commissie onvoldoende komen vast te staan dat de ondernemer hier een verwijt valt te maken. Er is naar haar oordeel geen sprake van verwijtbaar handelen vanaf het moment dat de ouders zijn bericht over het stopzetten van de BSO+ groep op 11 april 2024. In dat bericht is duidelijk gecommuniceerd wat het probleem is en ook dat de ondernemer gaat proberen oplossingen te bieden. In de fase daarna, waarin voor de kinderen naar een alternatieve opvangplaats is gezocht, heeft de ondernemer dit naar het oordeel van de commissie op een juiste wijze gedaan. De commissie kan niet anders concluderen dan dat de ondernemer op zorgvuldige wijze heeft gehandeld en de ondernemer er in korte tijd in is geslaagd om voor de sluitingsdatum in overleg met ouders, de gemeente, [naam] en [naam] goede alternatieve opvangplaatsen voor de kinderen te vinden. Ook voor de zoon van de consument is binnen een maand een voor hem goed passend alternatief gevonden, in overleg met [naam] en de consument. De commissie begrijpt dat deze periode voor de consument en haar gezin spannend is geweest, maar dat neemt niet weg dat de ondernemer de hele gang van zaken netjes heeft afgehandeld. Voor de stelling dat de consument hier te lang in onzekerheid heeft moeten verkeren, ziet de commissie geen aanknopingspunten, niet in de stukken en niet in hetgeen ter zitting is besproken.

Op grond van het voorgaande oordeelt de commissie dat de consument eventuele gegrondheid van haar klacht onvoldoende heeft aangetoond. De commissie oordeelt de klacht dan ook ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw E.C. Rosemünd, de heer drs. T. Blom, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 15 oktober 2024.