Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: Informatie
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
INS02-0198
De uitspraak:
De verdere beoordeling van het geschil
De commissie verwijst hier eerst naar de tussen partijen gewezen tussenbeslissing, en wel in het bijzonder naar hetgeen daarin is vastgesteld (de feiten waarvan kan worden uitgegaan), is weergegeven (de standpunten van partijen en de deskundige) en is overwogen. De commissie volhardt daarbij en in vervolg daarop moet thans als volgt worden beslist. Partijen hebben geen vergelijk weten te treffen. De consument) heeft vervolgens diens eis gewijzigd en geherformuleerd in die zin dat een schadevergoeding wordt !gevorderd van € 1.795,84 (inclusief BTW), te weten het totaal van € 718,30 (door de consument voldaan aan [een reparatiebedrijf] wegens reparatie; inclusief BTW) en het in de genoemde offerte aangeduide reparatiebedrag van € 905,50 exclusief BTW = € 1.077,55 inclusief BTW. Daarenboven vordert de consument nog een schadevergoeding van € 2.500,– “i.v.m. halvering levensduur”, omdat het bad reeds 5 jaren oud was ten tijde van de koop en dat de consument naar eigen zeggen bij de koop niet verteld is. De ondernemer heeft hierop geantwoord dat de consument wel degelijk “wist dat het hier om een showroombad ging.” Dit blijkt naar zeggen van de ondernemer niet alleen uit de twee in het geding gebrachte getuige. Verklaringen, maar ook uit het feit dat de consument het bad heeft gekocht voor veel minder dan de normale verkoopprijs omdat het een showroommodel betrof, hetgeen de consument — zelf installateur — wist. Om die reden kan de ondernemer zich niet vinden in de gewijzigde eis. De aard en de omvang van de geconstateerde tekortkomingen aan de whirlpool rechtvaardigen naar het oordeel van de commissie de conclusie dat de ondernemer ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de verplichting om voor de door de consument betaalde koopsom een adequaat werkende whirlpool te leveren. De garantietermijn van 1 jaar maakt dit niet anders, omdat de consument bij een aanschaf als deze er van uit mag gaan dat de whirlpool veel langer dan 1 jaar adequaat blijft functioneren, zonder dat zich de ingrijpende storingen voordoen die de consument heeft mogen ervaren. Gelet op de gewijzigde vordering van de consument is ontbinding van de koopovereenkomst (dus) niet aan de orde. Wel heeft de consument recht en belang bij de gevorderde schadevergoeding van € 1.795,84. De consument moet met het daarin begrepen bedrag van € 1.077,55 (conform de offerte van [het reparatiebedrijf] van 14 juni 2003) in staat worden geacht de whirlpool naar behoren te repareren. Voormeld bedrag van € 1.795,84zal de commissie dan ook toewijzen. Voor wat betreft de resterende vordering van de consument tot betaling van een schadevergoeding van € 2.500,– is de commissie het volgende van oordeel. Vast is komen te staan dat door de ondernemer is erkend dat uit de prijsstelling van dit showroommodel niet de ouderdom viel af te leiden; dat ten tijde van de koop/verkoop de ouderdom niet ter sprake is gebracht, noch door de ondernemer, noch door de consument; dat de bruto verkoopprijs van deze whirlpool ƒ 21.000,– bedroeg + 17,5% BTW (1996) = ƒ 24.675,–. De overeengekomen prijs van ƒ 15.000,– betekent aldus rekenend een korting van ongeveer 40%; dat deze whirlpool dateerde van 1996. De commissie is van oordeel dat de consument bij de aanschaf van deze whirlpool er mee op de hoogte was dat het een showroom exemplaar betrof met de daarbij behorende “ouderdoms-risico’s”. Dit volgt uit het samenstel van de (in verhouding lage) aanschafprijs, uit hetgeen partijen ter zitting over de gang van zaken bij de verkoop hebben verklaard en ook uit de omstandigheid dat de consument, zelf installateur, extra voorkennis over het technisch kunnen en daarmee in algemene zin over de whirlpool ten tijde van de aanschaf moet worden toegedicht. Dit blijkt ook uitdrukkelijk uit het feit dat de consument deze whirlpool zelf wilde installeren en na aanschaf ook daadwerkelijk heeft geïnstalleerd. De consument was uit op een aanschaf als deze en heeft daarbij naar het oordeel van de commissie zekere “ouderdoms-risico’s” voor lief genomen. Het lag in casu op de weg van de consument — zoals gezegd geen leek – om, nu de ondernemer er niet over begon, zelf te vragen naar de ouderdom van een showroommodel als dit, dat nu eenmaal niet meer hagelnieuw pleegt te zijn. Kortom, de commissie is van oordeel dat hier vanwege de bijzondere omstandigheden van dit geval, het zwaartepunt gelegd moet worden op de onderzoeksplicht van de consument in plaats van op de informatieplicht van de ondernemer. Voor een schadevergoeding wegens een te verwachten lagere levensduur van de whirlpool bestaat dan ook geen dan wel onvoldoende grond. Dit temeer omdat bij een adequate reparatie — gelijk is geoffreerd – verwacht mag worden dat de whirlpool nog steeds een normale levensduur heeft. Het gaat bovendien niet aan om middels een vordering als deze de nu eenmaal hoge afschrijving die past bij de aanschaf van een whirlpool, (deels) te verhalen op de ondernemer. Wel zal de commissie de consument voor alle overlast nog een aanvullende schadevergoeding toekennen van € 375,–. De slotsom is dan ook dat in na te melden zin moet worden beslist. De ondernemer is op basis van het reglement van de commissie tevens gehouden om klachtengeld te voldoen aan de consument en om behandelingskosten te voldoen aan het secretariaat van de commissie. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een schadevergoeding van € 2.170,84 (te weten het totaal van € 1.795,84 en € 375,–). Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 113,44 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 160,–. De commissie wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd. Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 4 september 2003.