Commissie: Reizen
Categorie: Totstandkoming
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI-D-200000867
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 1 november 1999 via een boekingskantoor met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor twee personen naar Hurghada in Egypte met verblijf in een hotel, op basis van halfpension voor de periode van 17 november t/m 24 november 1999 voor de som van ƒ 1.986,– in totaal. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak. Bij boeking ben ik er niet op gewezen dat wij voor Egypte een visum moesten hebben. Zowel op de boekingsbevestiging als in de reisbescheiden stond aangegeven dat wij in het bezit dienden te zijn van een paspoort, dat nog zes maanden na terugkomst geldig was. Op Schiphol weigerden de medewerkers van de luchtvaartmaatschappij ons aan boord toe te laten. Wij hebben de betaalde reis niet kunnen maken. De reden daarvoor was dat personen van de Marokkaanse nationaliteit een visum nodig hebben. Ik heb bij boeking onze nationaliteit moeten opgegeven. Het boekingskantoor is derhalve in zijn informatieplicht tekortgeschoten. Het boekingskantoor erkende dit aanvankelijk, maar weigert de betaalde som terug te betalen. Klager verlangt een vergoeding van ƒ 2.001,–. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak. Zowel in onze brochure als in de algemene informatie, welke wij iedere cliënt toezenden, staat aangegeven dat reizigers met een andere nationaliteit dan de Nederlandse bij de Egyptische Ambassade of bij de ANWB-Reisformaliteitenlijn dienen te informeren naar de criteria waaraan zij dienen te voldoen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Ter zitting is komen vast te staan dat klager alvorens telefonisch te boeken in het bezit is geweest van de brochure van de reisorganisator. Verwacht mag worden dat een aspirant-reiziger niet alleen de verschillende reisaanbiedingen doorneemt, maar tevens kennis neemt van de algemene informatie daarin. Dit is met name van belang wanneer voor een vakantiebestemming buiten de Europese Gemeenschap wordt gekozen en voor degenen, die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten. In de brochure van de reisorganisator had klager kunnen terugvinden onder het kopje reisdocumenten/visum dat men indien men een andere nationaliteit heeft dan de Nederlandse, er goed aandoet informatie in te winnen naar de voor die nationaliteit geldende visa-procedure bij de Egyptische Ambassade. In het dossier bevindt zich een schrijven van het desbetreffende boekingskantoor. Daarin wordt gesteld dat bij boeking nooit naar de nationaliteit van cliënten wordt gevraagd. De commissie oordeelt dit ook niet gebruikelijk. Het verloop van het boekingsgesprek valt onder de gegeven verklaringen over en weer voor de commissie niet te achterhalen. Dit komt voor rekening en risico van klager die zich van het middel de telefoon heeft bediend. Dusdanig bijzondere omstandigheden, dat het boekingskantoor extra bedacht had behoren te zijn op een Marokkaanse nationaliteit, zijn niet gebleken. Klager, die in Nederland is geboren en opgegroeid, bleek ter zitting de Nederlandse taal goed te spreken. Een naam alleen zegt weinig. Voorts heeft de commissie geen reden om aan te nemen dat de reisbescheiden waaronder de door de reisorganisator gememoreerde informatie over Egypte incompleet is geweest, ook al stelt klager die informatie niet te hebben aangetroffen. Onder de gegeven omstandigheden gaat het te ver dat klager recht kan ontlenen aan de zinsneden op de boekingsbevestiging respectievelijk het reisschema “geldig paspoort” en “ uw paspoort dient na thuiskomst nog minimaal zes maanden geldig te zijn”. De reiziger is er zelf voor verantwoordelijk dat hij in het bezit is van de benodigde reisdocumenten. De reisorganisator heeft aan zijn informatieverplichting, welke logischerwijs van algemene aard is, voldaan. Het boekingskantoor heeft niet op zich genomen voor een visum zorg te dragen. Ingevolge het bepaalde in artikel 5, lid 2 van de reisvoorwaarden van de ANVR komen de gevolgen van het ontbreken van het nodige reisdocument bij aanvang van de reis volledig voor rekening van klager. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door klager verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, op 14 juni 2000.