Commissie: Notariaat
Categorie: Kwaliteit dienstverlening / Wanprestatie
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: Ten dele gegrond
Uitkomst: Bindend advies
Referentiecode:
191953/198336
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt heeft een vijftal klachten ingediend over de kwaliteit van de dienstverlening door de notaris. De tweede deelklacht, over een onduidelijke bepaling in het testament, is naar het oordeel van de commissie gegrond en de overige klachten zijn ongegrond. Het kan volgens de commissie niet de wens van de moeder zijn geweest om een onduidelijke bepaling in het testament op te nemen.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening van de notaris.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Notariaat (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 februari 2023 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen (digitaal) ter zitting te verschijnen. De cliënt is digitaal verschenen, samen met mevrouw [naam]. De notaris is digitaal verschenen en is vergezeld door (oud) notaris dhr. mr. [naam], tevens voormalig betrokkene bij het geschil.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is via het testament van zijn moeder aangesteld als executeur. De notaris heeft het testament opgemaakt.
De moeder van de cliënt heeft meer dan 15 jaar samengewoond met een vriendin. Ieder van hen had een eigen, gescheiden huishouden en woonde op een eigen verdieping. In 2017 is de moeder van de cliënt met de vriendin naar de notaris gegaan. De moeder van de cliënt wilde – net als de vriendin – 50% nalaten aan haar kinderen en 50% aan de vriendin. Voorafgaand aan de bespreking met de notaris zijn notities opgesteld en na het gesprek is het testament opgesteld. In 2020 is een kleine aanvulling op het testament aan de orde geweest.
In het testament is een voorwaardelijk legaat opgenomen waarin staat dat de woning via een tweetrap voor 100% naar de kinderen zal gaan. Dit is niet conform de wens van mijn moeder, blijkens de aantekeningen van het gesprek. Het is voor de vriendin van de moeder niet aantrekkelijk het legaat te accepteren.
De cliënt stelt dat in de passage van de restant erfstelling staat dat de erfenis van de vriendin van de moeder verrekend moet worden met de schuld die de moeder bij de vriendin had. Afgesproken is dat terugbetaling plaats zou moeten vinden op het moment dat het huis verkocht is en onder de voorwaarde dat het huis voldoende zou opleveren. De passage in het testament is onduidelijk en voor meerdere uitleg vatbaar. De moeder van de cliënt en de vriendin hebben het opnemen van deze passage in het testament niet besproken met de notaris.
Nu de cliënt geconfronteerd wordt met deze twee fouten van de notaris kunnen de erfgenamen enkel door het doen van een schenking achteraf voldoen aan de wens van hun moeder.
De cliënt voert aan dat de notaris niet voortvarend heeft gehandeld, nu het gesprek op 12 september 2017 plaatsvond en het uiteindelijk testament op 27 februari 2018 is getekend. De conceptversies van de moeder van de cliënt en de vriendin van de moeder waren door elkaar gehaald.
De cliënt is tot slot van oordeel dat de notaris nalatig is geweest nu de notaris er destijds niet op gewezen heeft dat er strikte criteria gelden voor de verhoogde vrijstelling van erfrecht voor de vriendin van de moeder, terwijl het erop wijzen in dit geval wel had gemoeten.
De cliënt stelt derhalve dat door de notaris in totaal vijf fouten zijn gemaakt. De notaris heeft niet voortvarend genoeg gehandeld, heeft fouten in de conceptversie gemaakt, heeft niet de relevante factoren gemeld met betrekking tot het erfrecht en de erfverdeling is op twee punten niet in overeenstemming met de wens van de moeder van de cliënt.
Het testament is dus niet conform de wens van de moeder van de cliënt opgesteld. De cliënt is verantwoordelijk voor de correcte afhandeling van het testament, tegelijkertijd willen de erfgenamen alsnog graag voldoen aan de wens van de moeder. Als de erfgenamen hieraan willen voldoen moeten zij schenkbelasting betalen, hetgeen niet aan de orde zou zijn geweest als het testament correct was opgesteld.
De cliënt verzoekt terugbetaling van de door de moeder gemaakte kosten van de notaris (€ 272,86 + € 164,83), de kosten die gemaakt zijn voor een second opinion (€ 242,–) en de extra kosten die de cliënt (en de overige erfgenamen) moeten betalen aan schenkbelasting (€ 7.200,–). Dit betreft in totaal € 7.879,69.
Standpunt van de notaris
Voor het standpunt van de notaris verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De notaris betwist de door de cliënt gestelde fouten te hebben gemaakt en wijst erop dat de notaris gebonden is aan de notariële geheimhoudingsplicht, die enige beperkingen met zich meebrengt voor het naar voren brengen van het standpunt.
Er zijn met de oud notaris diverse besprekingen geweest waarna het testament is opgemaakt en de moeder van de cliënt akkoord is gegaan. In 2020 is de moeder van de cliënt bij de notaris geweest voor een aanvulling op het testament. Toen is het ongewijzigde deel wederom doorgenomen met de moeder van de cliënt en is zij wederom akkoord gegaan.
De cliënt is meermalen op kantoor van de notaris geweest om over de kwestie te spreken. De notaris heeft veel tijd gestoken in het beantwoorden van de vragen van de cliënt. Ook is veel e-mailverkeer aan de orde geweest, ook met de oud notaris. De inhoud daarvan is naar het oordeel van de notaris erg duidelijk. Voor de tijd die de notaris hieraan kwijt is geweest zijn geen kosten in rekening gebracht. De cliënt verzoekt terugbetaling van de kosten die de notaris heeft gemaakt met betrekking tot het testament. Die kosten zijn verschuldigd nu notariële diensten zijn verleend, dat kost nu eenmaal geld.
De notaris is van oordeel dat de wensen van de moeder van de cliënt op de juiste wijze in het testament zijn vastgelegd. De wetgever heeft de mogelijkheden willen beperken, zodat personen die in de erfrechtelijke verwachtingen worden teleurgesteld, het testament niet zomaar kunnen aantasten.
De notaris is van oordeel dat correct is gehandeld en dat er geen grondslag is voor terugbetaling of vergoeding van enige kosten die de (moeder van de) cliënt gemaakt heeft.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de notaris hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende notaris.
De commissie is van oordeel dat het legaat met betrekking tot de woning in overeenstemming is met de handgeschreven aantekeningen als ingebracht door de cliënt. Deze constructie is klaarblijkelijk besproken met de moeder van de cliënt. Zonder aanwijzingen voor het tegendeel – en daarvan is niet gebleken – moet het legaat als opgenomen in het testament als de wens van de moeder van de cliënt worden beschouwd. Deze deelklacht zal ongegrond worden verklaard.
De commissie is ten aanzien van de tweede deelklacht – betreffende de erfstelling – van oordeel dat het niet de wens van de moeder van de cliënt kan zijn geweest een onduidelijke bepaling in het testament op te nemen. De commissie vindt de bepaling volstrekt onduidelijk. Ter zitting kon de gewenste duidelijkheid door de notaris niet worden verschaft. De commissie is derhalve met de cliënt van oordeel dat de bepaling waarin wordt omschreven op welke wijze de schuld met de nalatenschap moet worden verrekend onvoldoende duidelijk is. Deze deelklacht zal gegrond worden verklaard.
De commissie stelt vast dat de bespreking met de oud notaris heeft plaatsgevonden op 11 september 2017 en het (eerste) testament op 27 februari 2018 verleden is. Niet is gebleken dat reeds in 2017 of begin 2018 een klacht is ingediend aangaande de lange duur die met het opmaken van het testament gemoeid was. De termijn is naar het oordeel van de commissie niet zodanig dat de klacht – zonder een klacht van de cliënt dienaangaande destijds – gegrond kan worden verklaard. Deze deelklacht zal dus ongegrond worden verklaard.
De commissie is ten aanzien van de vierde deelklacht – aangaande de fouten in de conceptversies – van oordeel dat deze klacht ongegrond moet worden verklaard. Het betroffen conceptversies en nadien zijn de fouten hersteld. De commissie is tot slot van oordeel dat door de commissie niet is vast te stellen of de verhoogde vrijstelling voor samenwoners bij de besprekingen voldoende aan de orde is geweest nu dit door de notaris is weersproken en hij heeft aangegeven dat bij samenwoners de erfbelasting altijd een onderwerp van gesprek is. Deze deelklacht zal in zoverre ongegrond worden verklaard, waarbij de commissie opmerkt dat de risico’s zich ook niet hebben verwezenlijkt.
Gelet op het voorgaande ziet de commissie geen aanleiding de notaris te verplichten de in rekening gebrachte kosten voor het opstellen van het testament – nu dit grotendeels conform de wens van erflaatster lijkt te zijn opgemaakt – terug te betalen. Dit geldt eveneens voor de extra kosten die gemoeid zouden zijn met het schenken van een geldbedrag aan de vriendin van de moeder van de cliënt nu de daaraan gerelateerde deelklacht ongegrond zal worden verklaard. De kosten die de cliënt gemaakt heeft voor een second opinion komen wel voor vergoeding in aanmerking nu de deelklacht van de client dat niet duidelijk is op welke wijze de schuld met de nalatenschap moet worden verrekend gegrond is. De cliënt heeft geen factuur overgelegd, maar de gemaakte kosten – € 242,– – komen de commissie redelijk voor.
De commissie zal voorts de notaris als de gedeeltelijk in het ongelijk gestelde partij veroordelen tot vergoeding van het klachtengeld aan de cliënt á € 102,50. Ook is de notaris op grond van het reglement behandelingskosten aan de commissie verschuldigd. De commissie ziet aanleiding de behandelingskosten te matigen met 50%.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart twee deelklachten gegrond;
- verklaart de overige deelklachten ongegrond;
- bepaalt dat de notaris aan de cliënt een bedrag van € 242,- dient te betalen;
- veroordeelt de notaris tot vergoeding van het klachtengeld aan de cliënt á € 102,50;
- veroordeelt de notaris tot betaling van behandelingskosten overeenkomstig het Reglement van de commissie. Deze behandelingskosten worden gematigd met 50 %;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Notariaat, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk en mr. M. de Waal, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, secretaris, op 24 februari 2023.