Onduidelijke prijscommunicatie bij wateraansluiting: consument betaalt lager bedrag

  • Home >>
  • Water >>
De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: tarieven    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 1022519/1106174

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument diende een klacht in over een factuur van € 2.834,– voor het verplaatsen van zijn wateraansluiting, terwijl hij eerder een opdrachtbevestiging ontving met een kostenopgave van € 2.180,–. De werkzaamheden vonden plaats in 2025, en de ondernemer bracht hogere tarieven in rekening op basis van het uitvoeringsjaar. De Geschillencommissie Water oordeelde dat de ondernemer de consument onvoldoende en onduidelijk heeft geïnformeerd over de geldende tarieven en de uiteindelijke kosten. Volgens de commissie had de ondernemer, die al op de hoogte was van de hogere tarieven, deze vooraf moeten communiceren of een nieuwe offerte moeten sturen. Door deze schending van de informatieplicht mag de ondernemer slechts het bedrag uit de oorspronkelijke opdrachtbevestiging van € 2.180,– in rekening brengen. De klacht werd gegrond verklaard. De consument krijgt het klachtengeld van € 52,50 terug en ontvangt € 706,50 uit het depotbedrag.

De volledige uitspraak

Samenvatting

Het geschil betreft de factuur van de ondernemer voor de verplaatsing van de wateraansluiting van de consument De consument heeft de klacht op 18 maart 2025 aan de ondernemer voorgelegd.

De commissie bepaalt dat de consument voor de opgedragen werkzaamheden een bedrag aan de ondernemer is verschuldigd.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Naar aanleiding van zijn aanvraag om de wateraansluiting te verplaatsen ontving de consument op
5 december 2024 de opdrachtbevestiging met een kostenopgave van € 2.180,–. Er vond nog een schouw plaats die geen bijzondere werkzaamheden opleverde. In februari 2025 zijn de werkzaamheden uitgevoerd. Daarna ontving de consument een factuur van 17 maart 2025 ten bedrage van € 2.834,–. Ten tijde van de orderbevestiging in december 2025 was het duidelijk dat de werkzaamheden in 2025 zouden worden uitgevoerd. De consument mocht ervan uitgaan dat hij overeenkomstig de opdrachtbevestiging zou worden gefactureerd. Hij is ook bereid om dat bedrag te voldoen.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 30 november 2024 diende de consument op de digitale omgeving van de ondernemer een aanvraag in voor het wijzigen van zijn drinkwateraansluiting. De bevestiging van de aanvraag werd op 5 december 2024 aan de consument gezonden. Nadat de werkzaamheden op 25 februari 2025 zijn uitgevoerde, stuurde de ondernemer op 17 maart 2025 de factuur aan de consument. Na ontvangst daarvan nam de consument contact op met de ondernemer, die hem uitleg gaf dat het om vaste tarieven gaat waarbij het jaar van uitvoering bepalend is. Op de factuur zijn de in 2025 gestegen tarieven in rekening gebracht.

Het gehanteerde tarief is een zogenaamd ‘postzegeltarief’ dat inhoudt dat het een gemiddelde is van de kosten die normaal met dit soort werkzaamheden gepaard gaan. Alle drinkwatertarieven, ook dit tarief, kennen een kostprijsberekening welke van overheidswege wordt getoetst door de Inspectie Leefomgeving en Transport, onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, na consultatie van de ACM. De tarieven moeten minimaal kostendekkend zijn. De tarieven worden jaarlijks opnieuw berekend. Het overzicht van de (nieuwe) tarieven moet voor 1 december zijn gepubliceerd en dat heeft de ondernemer op 29 november 2024 gedaan. Dat de tarieven niet in de bevestigingsbrief vermeld stonden komt omdat altijd de tarieven worden vermeld, die op dat moment van toepassing zijn. Immers, men kan op dat moment nooit weten wanneer het werk daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog in hoofdzaak het volgende aangevoerd.

Het is niet de eerste keer dat een discussie als deze wordt gevoerd. Binnenkort vindt binnen de ondernemer intern overleg plaats hoe men moet acteren als er weer fors hogere tarieven aankomen. Er bestaan mogelijkheden om het anders aan te pakken. De betaling vindt nu achteraf plaats. Men zou ook het administratieve proces naar voren kunnen halen en dan uitvoeren, dat wil zeggen van tevoren betalen en dan pas uitvoeren. Ook zou een nieuwe offerte kunnen worden gestuurd en de vraag kunnen worden gesteld, met name bij een aanzienlijke verhoging van de kosten, of men de opdracht nog gestand doet.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

In het onderhavige geschil klaagt de consument over de hoogte van de factuur voor de in zijn opdracht uitgevoerde werkzaamheden, die veel hoger was dan de kosten die in de eerdere opdrachtbevestiging stonden vermeld.

De ondernemer voert gemotiveerd verweer.

De commissie volgt het standpunt van de consument.

De commissie stelt voorop dat zij in beginsel niet bevoegd is om een inhoudelijke beoordeling te geven van de door de ondernemer gehanteerde tarieven, slechts in zeer bijzondere gevallen heeft de commissie op dat terrein een marginale bevoegdheid om de tarieven te toetsen. De commissie is van oordeel dat haar in deze zaak geen oordeel toekomt over de hoogte van de tarieven en zij zal dat oordeel dan ook niet geven.

De commissie is echter wel bevoegd het handelen van de ondernemer te beoordelen in het kader van de klacht van de consument, die mede inhoudt dat hij niet op de juiste wijze is geïnformeerd over het uiteindelijk door hem te betalen bedrag.

De commissie wijst erop dat het mede tot haar taak behoort om (ambtshalve) te toetsen of de ondernemer bij het tot stand komen van de onderhavige overeenkomst heeft gehandeld in overeenstemming met de in de Nederlandse wetgeving opgenomen bepalingen die de rechten van consumenten beogen te waarborgen en te beschermen.

Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer bij het tot stand komen van de onderhavige overeenkomst verzuimd heldere en begrijpelijke informatie over de prijs te verstrekken aan de consument.

De commissie wijst daartoe op het bepaalde in artikel 6: 230m lid 1 onder e BW. De ondernemer was op het moment van het sturen van de opdrachtbevestiging al op de hoogte van de prijzen die gingen gelden op het moment van uitvoering, maar heeft nagelaten die in de opdrachtbevestiging te vermelden dan wel alvorens de werkzaamheden uit te voeren een nieuwe offerte of opdrachtbevestiging te sturen en de consument op die wijze alsnog de keuze te bieden de werkzaamheden al dan niet te laten uitvoeren.

De schending van een dergelijke essentiële informatieplicht aan de zijde van de ondernemer heeft tot gevolg dat daaraan ten laste van de ondernemer een sanctie moet worden verbonden die in de gegeven omstandigheden doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig is. Zie met name het Sanctiemodel Informatieverplichtingen, zoals dat op de site van De Rechtspraak is gepubliceerd.

De commissie is van oordeel dat gelet op de door haar vastgestelde schending van de informatieverplichting een sanctie daaruit bestaande dat de ondernemer in dit geval slechts aanspraak kan maken op het in de opdrachtbevestiging van 5 december 2025 vermelde bedrag van € 2.180,– passend en geboden is en evenredig is met de mate waarin de ondernemer is tekortgeschoten.

Op grond van het bovenstaande is de klacht van de consument gegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie bepaalt dat de consument voor de opgedragen werkzaamheden een bedrag van € 2.180,- aan de ondernemer is verschuldigd.

Bovendien is de ondernemer gehouden het door de consument betaalde klachtengeld aan hem te vergoeden en voorts zal in overeenstemming met het reglement van de commissie aan de ondernemer een bijdrage in de behandelingskosten in rekening worden gebracht.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 2.834,– als volgt verrekend.

De ondernemer ontvangt een bedrag van € 2.127,50, (€ 2.180,– minus € 52,50).

De consument ontvangt een bedrag van € 706,50, (€ 2.834,– minus € 2.127,50).

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit de heer mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, de heer mr. E.F. Verduin, de heer drs. L. van Rootselaar, leden, op 11 augustus 2025.

Print/PDF