Onduidelijke prijsinformatie bij bouwaansluiting: consument betaalt lager bedrag

  • Home >>
  • Water >>
De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: Informatieplicht    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 1086505/1141682

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument ontving in oktober 2024 een opdrachtbevestiging van € 1.785,80 voor het aanleggen van een bouwaansluiting. Na uitvoering van de werkzaamheden in maart 2025 volgde een factuur van € 2.398,–, gebaseerd op gestegen tarieven voor dat jaar. De consument stelde dat hij vooraf niet juist was geïnformeerd over de uiteindelijke kosten. De ondernemer verweerde zich met het argument dat het jaar van uitvoering bepalend is voor het tarief en dat dit vaste, kostendekkende tarieven zijn. De Geschillencommissie Water oordeelde dat de ondernemer zijn wettelijke informatieplicht heeft geschonden door de consument niet tijdig en duidelijk te informeren over de hogere tarieven. Als sanctie mag de ondernemer slechts het bedrag uit de oorspronkelijke opdrachtbevestiging in rekening brengen. De klacht werd gegrond verklaard. De consument betaalt € 1.785,80, krijgt het klachtengeld van € 27,50 terug, en de ondernemer draagt de behandelingskosten.

De volledige uitspraak

Samenvatting

Het geschil betreft de factuur van 25 april 2025 van de ondernemer voor de aanleg van een bouwaansluiting.

De consument heeft de klacht op 15 april 2025 aan de ondernemer voorgelegd.

De consument is een bedrag aan de ondernemer verschuldigd voor de opgedragen en uitgevoerde werkzaamheden.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Naar aanleiding van het verzoek van de consument voor het aanleggen van een bouwaansluiting ontving de consument op 16 oktober 2024 een opdrachtbevestiging met een kostenopgave van € 1.785,80. Na de uitvoering van de werkzaamheden ontving de consument op 15 april 2025 een factuur met een te betalen bedrag van € 2.398,–. Het betreft een niet reëel verschil. De consument is voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden niet over de hoogte van de in rekening te brengen kosten geïnformeerd.

De consument verlangt dat aan hem het afgesproken bedrag van € 1.785,80 in rekening wordt gebracht.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Op 13 oktober 2024 diende de consument op de digitale omgeving van de ondernemer een aanvraag in voor het aanleggen van een nieuwe bouwaansluiting voor drinkwater. De bevestiging van de aanvraag werd op 16 oktober 2024 aan de consument gezonden. Nadat de werkzaamheden eind maart 2025 zijn uitgevoerd, stuurde de ondernemer op 15 april 2025 de factuur aan de consument. Na ontvangst daarvan nam de consument contact op met de ondernemer, die hem uitleg gaf dat het om vaste tarieven gaat waarbij het jaar van uitvoering bepalend is. Op de factuur zijn de in 2025 gestegen tarieven in rekening gebracht.

Het gehanteerde tarief is een zogenaamd ‘postzegeltarief’ dat inhoudt dat het een gemiddelde is van de kosten die normaal met dit soort werkzaamheden gepaard gaan. Alle drinkwatertarieven, ook dit tarief, kennen een kostprijsberekening welke van overheidswege wordt getoetst door de Inspectie Leefomgeving en Transport, onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, na consultatie van de ACM. De tarieven moeten minimaal kostendekkend zijn. De tarieven worden jaarlijks opnieuw berekend. Het overzicht van de (nieuwe) tarieven moet voor 1 december zijn gepubliceerd en dat heeft de ondernemer op 29 november 2024 gedaan. Dat de tarieven niet in de bevestigingsbrief vermeld stonden komt omdat altijd de tarieven worden vermeld, die op dat moment van toepassing zijn. Immers, men kan op dat moment nooit weten wanneer het werk daadwerkelijk wordt uitgevoerd. De consument is wel geïnformeerd dat gefactureerd wordt tegen het tarief dat geldt in het jaar van de uitvoering van de werkzaamheden.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog in hoofdzaak het volgende aangevoerd.

De ondernemer blijft bij hetgeen hij in zijn verweerschrift van 3 juni 2025 heeft gesteld.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

In het onderhavige geschil klaagt de consument over de hoogte van de factuur voor de in zijn opdracht uitgevoerde werkzaamheden, die veel hoger was dan de kosten die in de eerdere opdrachtbevestiging stonden vermeld.

De ondernemer voert gemotiveerd verweer.

De commissie volgt het standpunt van de consument.

De commissie stelt voorop dat zij in beginsel niet bevoegd is om een inhoudelijke beoordeling te geven van de door de ondernemer gehanteerde tarieven, slechts in zeer bijzondere gevallen heeft de commissie op dat terrein een marginale bevoegdheid om de tarieven te toetsen. De commissie is van oordeel dat haar in deze zaak geen oordeel toekomt over de hoogte van de tarieven en zij zal dat oordeel dan ook niet geven.

De commissie is echter wel bevoegd het handelen van de ondernemer te beoordelen in het kader van de klacht van de consument, die mede inhoudt dat hij niet op de juiste wijze is geïnformeerd over het uiteindelijk door hem te betalen bedrag.

De commissie wijst erop dat het mede tot haar taak behoort om (ambtshalve) te toetsen of de ondernemer bij het tot stand komen van de onderhavige overeenkomst heeft gehandeld in overeenstemming met de in de Nederlandse wetgeving opgenomen bepalingen die de rechten van consumenten beogen te waarborgen en te beschermen.

Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer bij het tot stand komen van de onderhavige overeenkomst verzuimd tijdig heldere en begrijpelijke informatie over de prijs te verstrekken aan de consument.

De commissie wijst daartoe op het bepaalde in artikel 6:230m lid 1 onder e BW. De ondernemer was op het moment van het sturen van de opdrachtbevestiging nog niet op de hoogte van de prijzen die gingen gelden op het moment van uitvoering, maar heeft nagelaten die tarieven op het moment dat deze wel bekend waren, dan wel voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden, onder de aandacht van de consument te brengen, door een nieuwe offerte of opdrachtbevestiging te sturen en de consument op die wijze alsnog de keuze te bieden de werkzaamheden al dan niet te laten uitvoeren.

De schending van een dergelijke essentiële informatieplicht aan de zijde van de ondernemer heeft tot gevolg dat daaraan ten laste van de ondernemer een sanctie moet worden verbonden die in de gegeven omstandigheden doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig is. Zie met name het Sanctiemodel Informatieverplichtingen, zoals dat op de site van De Rechtspraak is gepubliceerd.

De commissie is van oordeel dat gelet op de door haar vastgestelde schending van de informatieverplichting een sanctie daaruit bestaande dat de ondernemer in dit geval slechts aanspraak kan maken op het in de opdrachtbevestiging van 16 oktober 2025 vermelde bedrag van € 1.785,80 passend en geboden is en evenredig is met de mate waarin de ondernemer is tekortgeschoten.

Op grond van het bovenstaande is de klacht van de consument gegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie bepaalt dat de consument voor de opgedragen en uitgevoerde werkzaamheden een bedrag van € 1.785,80 aan de ondernemer is verschuldigd.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 27,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Deze behandelingskosten worden geheel betaald.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water, bestaande uit de heer mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, de heer mr. E.F. Verduin, de heer drs. L. van Rootselaar, leden, op 11 augustus 2025.

Print/PDF