Onnodige uren besteed door advocaat onvoldoende onderbouw

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur Zakelijk    Categorie: Declaraties / extra kosten    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 239191/284539

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De uitspraak gaat over een overeenkomst tussen eiser en verweerder. Eiser stelt zicht op het standpunt dat hij onnodige extra kosten moest dragen als gevolg van handelen van verweerder. Ondanks herhaalde klachten bij verweerder, heeft verweerder verzuimd verschillende kwesties met eiser te bespreken. Hierdoor heeft verweerder onnodig veel uren besteed, die vervolgens zijn gefactureerd. De verweerder is van mening dat verweerder juist gehandeld heeft. Daarnaast is tweemaal aan eiser verzocht of er nog voldoende vertrouwen was in de advocaten. Dit is bevestigend beantwoord. De commissie beslist als volgt. De klacht over de drie declaraties die al voldaan zijn is ongegrond. De klachten over deze declaraties hebben geleid tot aanpassing en de aangepaste declaraties zijn zonder enig voorbehoud voldaan. Daarover kan niet meer geklaagd worden. Wat betreft de openstaande declaraties is onvoldoend gebleken dat deze niet nodig zouden zijn geweest. Ook hetgeen in rekening is gebracht komt de commissie niet bovenmatig voor. De klacht is ongegrond.

De uitspraak
Ondergetekenden
de heer mr. N. Schaar te Bussum, de heer mr. I.L. Haverkate te Abcoude de heer P.C.J. Dinkgreve te Zeist, die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in een door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging d.d. 9 januari 2023 en de daarbij gevoegde algemene voorwaarden, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen — zoals hiervoor omschreven — zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement).

De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteren dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Als plaats van arbitrage is Utrecht vastgesteld

Standpunt van eiser
Voor het standpunt van eiser verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. Eiser heeft onnodige extra kosten moeten dragen als gevolg van het handelen van verweerder. Ondanks herhaalde klachten die eiser bij verweerder heeft ingediend met betrekking tot de gefactureerde uren, heeft verweerder verzuimd om verschillende kwesties met eiser te bespreken. Hierdoor heeft verweerder onnodig veel uren besteed, die vervolgens aan eiser zijn gefactureerd. Eiser heeft de klacht ingediend bij de klachtenfunctionaris van verweerder. Helaas heeft dit slechts geresulteerd in een bevestiging dat verweerder volgens de geldende normen heeft gehandeld. Eiser verzoekt de commissie om ook de hoge facturen van verweerder nader te onderzoeken, aangezien eiser van mening is hierdoor financieel benadeeld te zijn. Eiser stelt ongeveer een bedrag van € 5.000,– teveel betaald te hebben. Eiser heeft op het totaal aan facturen een bedrag van € 902,95 nog onbetaald gelaten.

Standpunt van verweerder
Voor het standpunt van verweerder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. Verweerder heeft reeds op 11 september 2023 gemotiveerd gereageerd op de klachten van eiser, wat tot het oordeel heeft geleid dat deze klachten niet kunnen leiden tot het door eiser gewenste gevolg, te weten een forse korting op de gefactureerde honoraria c.q. terugbetaling van (nog eens) € 5.000,–. Belangrijke overwegingen waren en zijn dat kennisname van het dossier leert dat verweerder juist wel conform de maatman heeft geacteerd. Ook dat ten minste tweemaal aan eiser is verzocht of er nog wel voldoende vertrouwen was in (de kennis en kunde van) de behandelend advocaten van verweerder, waarop steeds bevestigend is geantwoord. De wijze van financiële genoegdoening die eiser voorstaat komt er op neer dat van de gemaakte facturabele uren ad € 14,942,29 naast de reeds gecrediteerde € 1.771,49 en de openstaande € 902,95 in totaal een bedrag ad € 7.674,44 niet betaald zou behoeven te worden. Dat is niet redelijk. Ten einde een streep te kunnen trekken en eiser wel het gevoel te geven gehoord te zijn heeft verweerder onverplicht en coulancehalve voorgesteld om de twee nog openstaande facturen te crediteren en een extra korting ad € 325,56 te geven. Tezamen met de reeds doorgevoerde crediteringen ad € 1.771,49 zou dit een totale credit van € 3.000,– betekenen.

Verweerder verzoekt — zo begrijpt de commissie – nu eiser de klacht wenst door te zetten primair de klachten van eiser ongegrond te verklaren en eiser te veroordelen in de kosten van de procedure en subsidiair voor de commissie mocht menen dat eiser een punt heeft te oordelen dat het onverplichte coulance-aanbod om de twee openstaande facturen te crediteren en een extra korting ad € 325,56 te geven een passende wijze van afhandeling van de klachten is.

Behandeling van het geschil
Op 15 juli 2024 heeft te Utrecht de mondelinge behandeling ten overstaan van de arbiters plaatsgevonden, bijgestaan door mevrouw mr. M. Gardenier fungerend als secretaris, Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen om ter zitting te verschijnen. Eiser is in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen de heer P. van den Heuvel en de heer [naam]. Partijen hebben middels een digitale verbinding aan de zitting deelgenomen.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van verweerder hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Naar het oordeel van de commissie is de klacht over de drie declaraties die zijn voldaan, ongegrond. Immers, klachten over deze declaraties van eiser jegens verweerder over (de hoogte van) drie door verweerder verstuurde declaraties hebben geleid tot een aanpassing. De aangepaste declaraties zijn hierna door eiser zonder enig voorbehoud voldaan. Eiser kan dan ook in redelijkheid in deze thans daarover niet meer klagen.
Wat betreft de Mee openstaande declaraties van 9 mei 2023 en 1 juni 2023 van in totaal € 902,95 heeft verweerder de klacht betwist en onderbouwd weerlegd. Als onvoldoende weersproken stelt de commissie vast dat is de volgens het afgesproken tarief in rekening gebrachte werkzaamheden zijn verricht. Voorts is niet dan wel onvoldoende gebleken dat deze werkzaamheden niet nodig zouden zijn geweest. Hetgeen verweerder in rekening heeft gebracht komt de commissie ook niet bovenmatig voor. Ook wat dit betreft is de klacht ongegrond. Zoals in het verweerschrift aangevoerd en ter zitting desgevraagd bevestigd, is verweerder desondanks uit coulance bereid deze twee openstaande facturen van in totaal € 902,95 te crediteren en een extra korting van € 325,56 te geven. Nu eiser in het ongelijk wordt gesteld blijven alle reeds door hem betaalde arbitragekosten, ter zake het door de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters, voor zijn rekening. De commissie bepaalt dat het bedrag dat eiser ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie. Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft — naar het oordeel van de commissie — geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden. Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie
verklaart de klacht ongegrond; wijst het door eiser verlangde af; verstaat dat verweerder desondanks uit coulance bereid is de twee openstaande facturen van in totaal € 902,95 te crediteren en een extra korting van € 325,56 te geven; bepaalt dat het bedrag dat eiser ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie. Dit arbitraal vonnis is gewezen te Utrecht op 2 0 AUG en door de arbiters van de Geschillencommissie Advocatuur zakelijk ondertekend.