Onredelijke annuleringskosten bij opzegging opvangovereenkomst

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: algemene voorwaarden/ Kosten / Opzegging overeenkomst    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 246421/255516

De uitspraak:

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Kinderopvang (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juni 2024 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De consument is zelf ter zitting verschenen. Namens de ondernemer heeft mevrouw [naam] telefonisch deelgenomen aan de zitting.

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de vraag of de annuleringskosten die de ondernemer in rekening heeft gebracht, redelijk zijn gezien het feit dat de consument de overeenkomst ruim voor aanvang heeft opgezegd.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De consument heeft de overeenkomst met de ondernemer beëindigd, zeven weken voor de overeenkomst zou aanvangen. De ondernemer bracht hiervoor € 1855,19 in rekening. De consument vindt dit onredelijk, gezien de wettelijke opzegtermijn en de jurisprudentie ter zake. Als tegemoetkoming bood de consument een vergoeding van € 300 voor gemaakte kosten, maar de ondernemer weigert hiermee genoegen te nemen.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt schriftelijk toe te lichten. Tijdens de zitting heeft de ondernemer zijn standpunt telefonisch toegelicht.

Uit de door de ondernemer gehanteerde Algemene Voorwaarden is voldoende duidelijk wat de financiële consequenties zijn van annulering van de overeenkomst. De consument is met deze Algemene Voorwaarden akkoord gegaan. De Algemene Voorwaarden zijn op deze wijze geformuleerd, omdat dit aansluit op de door de ondernemer gehanteerde werkwijze.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Op 21 augustus 2023 heeft de consument de opvangovereenkomst getekend voor opvang met ingang van 1 januari 2024. Uiteindelijk heeft de consument op 14 november 2023 de opvangovereenkomst geannuleerd.

Toetsingskader
Ingevolge de uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2023:198) is de opvangovereenkomst aan te merken als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Artikel 7:408 BW is via de schakelbepaling van artikel 7:400 lid 2 op deze overeenkomst van opdracht van toepassing.

Op grond van artikel 7:408 lid 1 BW is een consument gerechtigd de overeenkomst op ieder moment op te zeggen. In artikel 10 van de Algemene Voorwaarden van de ondernemer die aan de consument zijn verstrekt is opgenomen dat de consument bij annulering kosten ter hoogte van een bedrag van een maand opvang verschuldigd is.

Annuleringskosten
De consument heeft de overeenkomst ongeveer zeven weken voor aanvang daarvan geannuleerd. Door de Hoge raad is bepaald dat bij annulering tenminste één maand voor de aanvangsdatum de consument slechts gehouden is aan de opdrachtnemer (de ondernemer) de onkosten te vergoeden die voorafgaand aan de aanvangsdatum door de opdrachtnemer (de ondernemer) zijn gemaakt. Een beding dat hiervan ten nadele van de consument afwijkt, wordt aangemerkt als onredelijk bezwarend (oneerlijk) en dient buiten toepassing te worden gelaten. Dit betekent dat de ondernemer geen beroep kan doen op het hiervoor genoemde artikel 10 van de Algemene Voorwaarden.

Vergoeding onkosten
De ondernemer heeft zich op het standpunt gesteld dat de consument op grond van de Algemene Voorwaarden wel gehouden is de onkosten te vergoeden die voor de consument zijn gemaakt ter hoogte van € 1.855,19. De ondernemer heeft toegelicht dat dat bedrag gebaseerd is op de voorbereidende werkzaamheden die ten behoeve van (het kind van) de consument zijn verricht tegen een uurtarief van € 165,–. In de lijst van voorbereidende werkzaamheden die de ondernemer ter toelichting heeft overgelegd, worden taken genoemd als “Administratieve taken 2 uur á €165 = €330, Rondleiding 1 uur á €165 = €165, Kosten personeel planning = €850, Kosten gederfde omzet = €1855,19”.

De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de ondernemer met een buitenproportionele en irreële rekenmethode op oneigenlijke wijze de kosten van de annulering heeft onderbouwd zodat de som uiteindelijk uitkwam op het tarief voor een maand kinderopvang. In zoverre verklaart de commissie de klacht van de consument gegrond. Naar het oordeel van de commissie is de consument het bedrag van € 1.855,19 niet aan de ondernemer verschuldigd.

Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is een rechter niet bevoegd een overeenkomst waarin een oneerlijk beding buiten toepassing is gelaten (in dit geval artikel 10 van de Algemene Voorwaarden van de ondernemer) aan te vullen door een andere bepaling in de plaats te stellen van dat oneerlijke beding. Dit leidt ertoe dat de commissie niet kan overgaan tot het hanteren van een andere vergoeding met een andere grondslag (artikel 7:406 BW). Dat de consument reeds een bedrag van €300,– ter vergoeding van de onkosten heeft betaald doet daaraan niet af. De commissie is niet bevoegd de vragen of dit een redelijke vergoeding is dan wel of de consument dit onverschuldigd betaald heeft, te beantwoorden.
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de consument het bedrag van € 1.855,19 niet verschuldigd is;
– bepaalt dat de ondernemer aan de consument binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 25,00 ter zake van het door hem betaalde klachtengeld dient te voldoen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 25 juni 2024.