Onterechte schadefacturen bij private lease: consument krijgt volledige vergoeding

De Geschillencommissie




Commissie: Private Lease    Categorie: Overig    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 624702/767003

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument had een privéleasecontract voor een Fiat 500. Ze kreeg een factuur van € 1.153,13 voor schade van een derde, terwijl de auto WA-verzekerd was en er geen schadeformulier was ingevuld. De ondernemer gaf geen duidelijke uitleg. Later werd bij het inleveren van de auto ook € 250 in rekening gebracht voor kleine krasjes en deukjes, terwijl de auto bij aanvang al niet schadevrij was. De consument schakelde juridische hulp in en betaalde daarvoor € 356,25. De commissie oordeelde dat de facturen onterecht zijn en dat de consument recht heeft op terugbetaling van in totaal € 1.759,38 plus € 127,50 klachtengeld.

De volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 14 juli 2019 tussen partijen gesloten privé leaseovereenkomst waarbij de ondernemer een Fiat, type 500, voor de duur van 36 maanden aan de consument ter beschikking heeft gesteld, waartegenover de consument gehouden is maandelijks een bedrag van € 228,– aan de ondernemer te voldoen.

De consument heeft de klacht op 18 oktober 2023 voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De klacht van de consument bestaat uit twee onderdelen. In de eerste plaats is sprake van een onterechte factuur van 20 september 2023 ten bedrage van € 1.153,13, die de ondernemer bij de consument in rekening heeft gebracht. Aanvankelijk lukte het de consument niet om met de ondernemer in contact te treden over deze factuur. Later werd duidelijk, na ontvangst van het door de wederpartij deels ingevulde schadeformulier, dat het ging om een aanrijding van 26 november 2022 en de daarbij door een derde geclaimde schade. De aanrijding vond plaats doordat een voorganger, die stond te wachten voor een stoplicht naar achteren reed en in aanraking kwam met de auto van de consument. De auto raakte de kentekenplaat die licht verbogen bleek te zijn. Beide partijen dachten op dat moment dat er geen schade was en toen is er geen schadeformulier ingevuld ondanks dat de consument daarop wel aandrong.

De verbogen kentekenplaat zag de consument niet als wezenlijke schade en daarvan is dan geen melding gemaakt aan de ondernemer.

De factuur bevreemdt de consument. In de Algemene Voorwaarden staat nergens dat schade van een derde voor rekening komt van de consument omdat zij niet reageerde. Van een eigen risico kan in zo’n geval geen sprake zijn. Er is nooit hoor en wederhoor toegepast.

De tweede klacht betreft de inlevering van de auto. Op 19 januari 2024 is na een inspectie een schaderapport opgesteld. In het rapport werden drie krasjes en drie deukjes geconstateerd, allemaal met een afmeting van slechts enkele millimeters. Het betreft een auto van 8 jaar oud en dan is dit als gebruiksschade aan te merken. Bij de ontvangst van de auto was deze niet schadevrij. Destijds weigerde de consument om die reden een verklaring te tekenen dat de auto schadevrij was. Op het betreffende formulier heeft zij haar leeftijd niet gezet. De ondernemer heeft voor de vermeende schade aan de auto ten onrechte een bedrag van € 250,– in rekening gebracht.

De problemen met de ondernemer hebben veel tijd en energie gekost en voor een grote emotionele belasting van de consument gezorgd. Zij zag zich gedwongen om juridische bijstand in te huren en dat heeft haar een bedrag van € 356,25 gekost.

De consument verlangt dat de ondernemer het bedrag van de onterechte factuur aan haar met rente terugbetaalt, het doorbelaste schadebedrag aan haar terugbetaalt en haar juridische kosten vergoed. Ook verlangt zij een vergoeding voor haar emotionele schade.

Ter zitting heeft de consument verder nog, voor zover van belang, het volgende aangevoerd.

De consument heeft veel vragen gesteld over de factuur, maar nooit een behoorlijke uitleg gekregen. Het bedrag werd ingehouden en werd door de consument en onder dreiging met inname van de auto alsnog onder protest voldaan. De auto was WA verzekerd. Voor WA-schade geldt geen eigen risico. Dat geldt alleen voor cascoschade, maar daarvan was geen sprake. Bij het innemen van de auto heeft de ondernemer geen onderscheid gemaakt tussen gebruiksschade en gewone schade. De auto was bij aanvang van het contract niet nieuw en niet schadevrij. Er was sprake van deuken aan de rechter- en linkerzijde. De problemen hebben de consument veel gedaan.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op woensdag 20 september 2023 ontving de consument een factuur wegens ‘doorbelasting schadeformulier niet ontvangen.’ Op het verzoek om uitleg kon de ondernemer geen reactie geven omdat de chatfunctie al langere tijd offline was. Op 21 september 2023 is wel een reactie gegeven en aangegeven dat de kosten zijn doorbelast omdat geen schadeformulier is ontvangen. De ondernemer heeft steeds het mailadres gebruikt dat bij haar bekend was. Dat is het enige adres waarmee zij mocht communiceren met de consument.

Bij de inname van de auto heeft de ondernemer volgens artikel 6.1 van de Algemene Voorwaarden gehandeld. Het resultaat van de beoordeling wordt in een rapport vastgesteld. De schades worden beoordeeld als acceptabel of niet-acceptabel. De consument heeft het betreffende schouwingsrapport waarop de eindinspectie voortborduurt is door de consument getekend.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

In de onderhavige zaak klaagt de consument over met name de doorberekening van een factuur wegens schade van een derde en de wijze waarop de inname van de auto heeft plaatsgevonden, in het bijzonder de eenzijdige beoordeling van de schades na het schouwingsrapport. Ook gaat de ondernemer voorbij aan de omstandigheid dat de auto bij aanvang van het contract niet nieuw was en niet schadevrij was.

De ondernemer voert verweer.

De commissie volgt het standpunt van de consument.

De commissie stel voorop dat een partij die niet ter zitting verschijnt zichzelf de mogelijkheid ontneemt eventuele bij de commissie levende vragen te beantwoorden en te reageren op hetgeen door de wel verschenen partij ter zitting naar voren wordt gebracht.

Ten aanzien van de factuur

De commissie is van mening dat nu sprake was van een tegen Wettelijke Aansprakelijkheid verzekerde auto, en de schade van derden daarmee is gedekt, zonder dat sprake is van een eigen risico de handelwijze van de ondernemer om zonder duidelijke uitleg en toelichting een factuur te sturen en deze te innen de nodige vragen oproept. Met name is het voor de commissie de vraag waarop deze door de ondernemer zichzelf gegeven bevoegdheid op is gebaseerd en ook is het haar niet duidelijk geworden of de schade al dan niet bij de WA-verzekeraar is gemeld en mogelijk is voldaan. Niet gebleken is van stukken afkomstig van de verzekeraar waaruit blijkt van diens standpunt over de dekking.

Nu aldus niet duidelijk is geworden dat er een deugdelijke in het contract of in de toepasselijke algemene voorwaarden opgenomen grondslag bestaat, dient de ondernemer het bedrag van de factuur van € 1.153,13 als zijnde onverschuldigd aan de consument terug te betalen.

Ten aanzien van de inname van de auto

Uit de stukken blijkt niet dat de ondernemer de stelling van de consument dat de auto bij de aflevering niet schadevrij was niet gemotiveerd heeft weersproken, zodat de commissie van de juistheid van die stelling uitgaat. Noch uit het schouwingsrapport, noch uit het eindrapport blijkt op grond waarvan een bedrag van € 250,- in rekening is gebracht.

Aldus is voor het inhouden van het bedrag van € 250,– evenmin sprake van een deugdelijke en voor de consument inzichtelijke en duidelijke gang van zaken.

De ondernemer dient het ingehouden bedrag van € 250,– dan ook aan de consument te voldoen.

Ten aanzien van de kosten van rechtsbijstand

De commissie is van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden redelijk is dat de consument zich van juridische bijstand heeft voorzien. Ook de hoogte van de door de rechtsbijstandverlener gemaakte kosten acht commissie redelijk en niet bovenmatig. Nu deze kosten aan de dubbele redelijkheidstoets voldoen zal de commissie oordelen dat deze kosten door de ondernemer aan de consument worden vergoed. Aldus geeft de commissie uitvoering aan de “tenzij-bepaling” van artikel 23 van haar Reglement.

Op grond van het bovenstaande is de klacht van de consument gegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer betaalt een bedrag van € 1.759,38 (€ 1.153,13 + € 250, — + € 356,25) aan de consument. Betaling dient plaats te vinden binnen 4 weken na de verzenddatum van dit bindend advies.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Bovendien dient de ondernemer het door de consument betaalde klachtengeld van € 127,50 aan haar te vergoeden. Voorts zal aan de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bijdrage in de behandelingskosten in rekening worden gebracht.

Aldus beslist en vastgelegd door de Geschillencommissie Private Lease, bestaande uit de heer mr. F.C. Schirmeister, voorzitter, drs. C.J. Bal en mr. A. van Aldijk, leden, op 13 maart 2025.

Print/PDF