Ontvankelijkheid van een bezwaar tegen te hoge auteursvergoedingen

De Geschillencommissie




Commissie: Auteursrechten zakelijk    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid / auteursrecht / Vergoedingen    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: Ontvankelijkheidverklaring   Uitkomst: ontvankelijk   Referentiecode: 232136/254103

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

In deze uitspraak gaat het om de auteursrechtelijke vergoedingen die voortvloeien uit een overeenkomst tussen de CBO en de betalingsplichtige. De betalingsplichtige is het niet eens met de hoogte van de auteursrechtelijke vergoedingen zoals vastgesteld door de CBO. Dit bezwaar is eerst via een interne klachtenprocedure gelopen. Volgens de CBO is er op bovengenoemde vergoedingen een correctiefactor van 25 procent toegepast op het maximaal te bereiken inwoners in een gebied. Deze herberekening is vervolgens door de CBO verwerkt in de factuur naar betalingsplichtige. Vervolgens is er door de betalingsplichtige besloten om naar de commissie te stappen. Het CBO meent echter dat de betalingsplichtige niet-ontvankelijk is in haar klacht, op grond van de vervaltermijn van drie maanden zoals opgenomen in het reglement van de commissie.

Wat is de beslissing?

De commissie stelt zich op het standpunt dat de betalingsplichtige inderdaad niet binnen drie maanden een klacht bij de commissie heeft ingediend. Echter, is de commissie ook van oordeel dat dit de betalingsplichtige redelijkerwijs niet kan worden verweten. uit correspondentie tussen partijen bleek namelijk niet dat de CBO de betalingsplichtige op deze termijn heeft gewezen. Volgens de commissie komt dit wel voor rekening van de CBO nu er een relatief korte termijn was om de klacht in te dienen, en de betalingsplichtige een kleine ondernemer is zonder rechtsbijstand. De commissie verklaart de belastingplichtige ontvankelijk in haar klacht.

De uitspraak

Behandeling van het geschil

De Geschillencommissie Auteursrechten Zakelijk (hierna: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft digitaal plaatsgevonden op 18 juni 2024 via Teams. Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil

Het onderwerp van geschil betreft de hoogte van de door de CBO in rekening gebrachte auteursrechtelijke vergoedingen in 2022 en 2023 bij de betalingsplichtige.

De feiten

Partijen
De CBO heeft als enige in Nederland een vergunning tot bedrijfsmatige bemiddeling inzake muziekauteursrecht, als bedoeld in artikel 30a van de Auteurswet.

De betalingsplichtige is een commerciële media-instelling die een niet-landelijk radioprogramma aanbiedt via DAB+ en het internet.

Interne klachtenprocedure
Op 28 november 2022 heeft de betalingsplichtige bezwaar gemaakt bij de CBO over de openbare gegevens die zij gebruikt voor het vaststellen van de hoogte van de door de betalingsplichtige te betalen auteursrechtelijke vergoedingen. Partijen hebben over het bezwaar van de betalingsplichtige veelvuldig gecorrespondeerd.

Bij e-mail van 11 april 2023 heeft de CBO aan de betalingsplichtige laten weten dat er een herberekening van de auteursrechtelijke vergoeding heeft plaatsgevonden en dat er een correctiefactor van 25% is toegepast op het maximaal te bereiken aantal inwoners in een gebied. De herberekening van de vergoeding is vervolgens verwerkt in de (credit)factuur van 12 april 2023.

De klacht bij de commissie
Op 21 september 2023 heeft de betalingsplichtige een klacht ingediend bij de commissie tegen de CBO.

Beoordeling van het niet-ontvankelijkheidsverweer

De CBO doet een beroep op artikel 6 lid 2 van het reglement van de commissie (hierna: het reglement). Volgens de CBO dient de betalingsplichtige op grond van dit artikel niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht. Zij voert hiertoe aan dat de betalingsplichtige onderhavig geschil niet binnen de vervaltermijn van drie maanden na het ontstaan van het geschil op 29 november 2022 aanhangig heeft gemaakt bij de commissie.

 

Juridisch kader
“Ingevolge artikel 6 lid 2 van het reglement verklaart de commissie de betalingsplichtige in een geschil dat een in rekening gebrachte vergoeding tot onderwerp heeft, op verzoek van de CBO – gedaan bij eerste gelegenheid – niet ontvankelijk:
a. wanneer hij zijn klacht niet binnen drie maanden nadat de vergoeding in rekening is gebracht heeft ingediend bij de CBO en de klachtregeling van de CBO heeft doorlopen;
b. wanneer hij vervolgens het geschil niet binnen drie maanden na het ontstaan daarvan bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.

Op grond van artikel 6 lid 3 van het reglement kan de commissie, in afwijking van artikel 6 lid 2 van het reglement, wanneer een zodanig verzoek wordt gedaan, besluiten het geschil toch in behandeling te nemen, indien de betalingsplichtige ter zake van de niet naleving van bedoelde termijnen naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs geen verwijt treft.”

De commissie stelt vast dat het onderhavige geschil is ontstaan op 11 april 2023. Dit is de datum waarop de CBO na veelvuldige correspondentie met de betalingsplichtige een besluit heeft genomen op het op 28 november 2022 ingediende bezwaar van de betalingsplichtige. Het besluit van de CBO om een correctiefactor van 25% te hanteren op het maximaal te bereiken aantal inwoners in een verzorgingsgebied voor de jaren 2022 en 2023 heeft echter niet geleid tot overeenstemming tussen partijen. De betalingsplichtige heeft zich daarom vervolgens op 21 september 2023 tot de commissie gewend met haar klacht.

Hoewel de betalingsplichtige gelet op het voorgaande dus niet heeft voldaan aan de drie maanden termijn (ex artikel 6 lid 2 sub b van het reglement) is de commissie van oordeel dat dit redelijkerwijs niet aan haar kan worden verweten. Uit de overgelegde correspondentie tussen partijen volgt immers niet dat de CBO de betalingsplichtige heeft gewezen op deze klachtenprocedure en de daarbij behorende termijn voor indiening van de klacht. Dit lag naar het oordeel van de commissie wel op haar weg gelet op de relatief korte termijn om de klacht in te dienen en het feit dat de betalingsplichtige een ‘kleine’ ondernemer is zonder rechtsbijstand.

De conclusie uit het voorgaande is dan ook dat de commissie op grond van artikel 6 lid 3 van het reglement besluit de klacht van de betalingsplichtige in behandeling te nemen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de betalingsplichtige ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Auteursrechten zakelijk, bestaande uit de heer mr. M.Y. Bonneur, voorzitter, mr. A.J. Heskes, de heer mr. O. van Haperen, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R.H.W. Theuns-van Waasdijk, secretaris, op 18 juni 2024.