
Commissie: Waterrecreatie
Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Lig- en/of Bergplaatsen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
59556
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit de huur van een ligplaats bij de ondernemer. Het geschil betreft de schade aan het zeilschip van de consument die is ontstaan tijdens de tewaterlating vanuit de overdekte winterstalling van de ondernemer. De consument heeft op 16 april 2010 de klacht schriftelijk aan de ondernemer voorgelegd. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Op 16 april 2010 is het zeilschip van de consument vanuit de overdekte winterstalling van de ondernemer te water gelaten. Hierbij is schade aan het zeilschip ontstaan en de consument is van mening dat de ondernemer voor deze schade aansprakelijk is. Ondanks de toezeggingen van de ondernemer, heeft deze geen deskundig bedrijf ingeschakeld om het zeilschip te repareren. Uiteindelijk heeft de consument in januari 2011 de schade zelf door een derde laten herstellen en dit aan de ondernemer gemeld. De ondernemer weigert de volledige schade ad € 933,07 te vergoeden. De ondernemer heeft aangeboden een gedeelte van de schade ad € 300,– te vergoeden. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De consument is van mening dat de schade aan zijn zeilschip niet door een ander schip kan zijn veroorzaakt, omdat de schade aan het zeilschip ruim 20 centimeter boven de waterlijn zit. De consument heeft nadat hij de schade aan de ondernemer had gemeld niets meer van de ondernemer vernomen, zodat hij de schade door een derde heeft laten herstellen. De consument verlangt vergoeding van de volledige schade ad € 933,07 door de ondernemer. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer betwist dat de schade aan de boot van de consument bij het te water laten is ontstaan. De ondernemer voert aan dat de boot door derden is verlegd, waarbij de boot van de consument waarschijnlijk tegen een andere boot is aangekomen waardoor er een “kleine schade” is ontstaan. Destijds is de “kleine schade” met de consument besproken, maar deze wilde eerst het vaarseizoen benutten alvorens tot herstel over te gaan. Vervolgens heeft de consument – zonder overleg met de ondernemer – een derde de opdracht gegeven de schade te herstellen. De consument heeft de ondernemer enkel gemeld dat er iemand aan de boot zou komen werken, zonder daarbij te vermelden dat het om het herstel van de eerdere schade ging. De ondernemer heeft de schade aan de boot van de consument laten taxeren, waarbij werd vastgesteld dat de schade tussen de € 250,– en € 300,– bedroeg. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Het zeilschip van de consument heeft na de tewaterlating in openbaar vaarwater gelegen. De ondernemer betwist dat hij aansprakelijk is voor de door de consument geleden schade. De ondernemer heeft uit coulance aangeboden de schade aan het zeilschip te herstellen, nu de ondernemer daartoe zelf in staat was. De ondernemer stelt dat hem door de consument niet de gelegenheid is geboden om de schade aan het zeilschip te herstellen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Het geschil betreft de vraag of de ondernemer aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade aan het zeilschip van de consument. Het gaat derhalve in feite om de vraag, wat de reikwijdte is van de aansprakelijkheid van de ondernemer uit hoofde van de verhuur van een lig- of bergplaats. Uit artikel 11 van de [branche] Algemene Voorwaarden Huur en Verhuur Lig- en/ of Bergplaatsen (voor vaartuigen en aanverwante artikelen) volgt dat de ondernemer jegens de consument slechts aansprakelijk is voor schade aan het vaartuig indien die schade het gevolg is van een tekortkoming die is toe te rekenen aan de ondernemer, aan personen in zijn dienst, dan wel aan personen die door hem zijn aangesteld voor de uitvoering van werkzaamheden. Daarvan is de commissie niet gebleken. De commissie overweegt daartoe dat de enkele stelling van de consument dat de ondernemer voor de schade aan zijn zeilschip aansprakelijk is – mede gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door de ondernemer – daartoe onvoldoende is.De commissie is daarom van oordeel dat de consument aan zijn bewijsplicht onvoldoende inhoud heeft gegeven, zodat de commissie geen aanknopingspunten heeft om de eventuele aansprakelijkheid van de ondernemer voor de schade vast te stellen. Wat daar ook van zij, de eventuele aansprakelijkheid van de ondernemer voor de door de consument geleden schade wordt bovendien teniet gedaan, doordat de consument de ondernemer niet, althans onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om de schade aan het zeilschip te herstellen. Daar komt bij dat de consument ter zitting heeft erkend dat hij enkel de schade aan de ondernemer heeft gemeld en geen verdere stappen heeft ondernomen om de ondernemer tot herstel van de schade te sommeren. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat herstel van de schade mogelijk is, was de consument daartoe wel gehouden. De commissie verwijst daarvoor naar het arrest van de Hoge Raad van 4 februari 2000, NJ 2000, nr. 258 waarin overwogen wordt dat een schuldeiser (in casu de consument) in geval van een ondeugdelijke prestatie, welke vatbaar is voor herstel door alsnog een deugdelijke prestatie te leveren of het gebrek in de geleverde prestatie te herstellen, alleen dan recht op schadevergoeding heeft indien de schuldenaar (in casu de ondernemer) de gelegenheid tot herstel is gegeven. Hieraan heeft de consument niet voldaan. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 25 november 2011.