Onvoldoende begeleiding door tussentijds niet aan te geven dat het werk van de student niet aan de eisen voldeed en op welke wijze zij zich zou moeten ontwikkelen

De Geschillencommissie




Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen    Categorie: Communicatie    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 90312

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

De consument heeft zich voor het studiejaar 2011 – 2012 èn het studiejaar 2012 – 2013 aangemeld voor de HBO-opleiding [naam opleiding].

Het geschil gaat over de vraag of hetgeen de ondernemer ten opzichte van de consument gepresteerd heeft beantwoordt aan de tussen partijen gesloten overeenkomst.

De consument heeft een bedrag van € 748,75 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft op 3 juni 2013 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument heeft in het kader van haar opleiding het project Materialisatie gedaan. Gedurende de looptijd van het project heeft de docent de voortgang positief beoordeeld, maar aan het einde is aan de consument een onvoldoende gegeven.
Tijdens een gesprek met de betreffende docent is de consument onheus behandeld. Ook is de consument meegedeeld dat zij er beter aan deed om met haar studie te stoppen, hoewel zij tot dan toe alle op-drachten positief had afgerond.
Aan het herexamen zijn onredelijke eisen gesteld, die het van aanvang af al onmogelijk maakten om het herexamen met goed gevolg af te sluiten.
De consument is door haar mentor en de studiecoach onvoldoende gesteund bij oplossing van het ge-schil.
Een en ander heeft tot gevolg gehad dat de consument haar propedeuse niet binnen twee jaar gehaald heeft.
Na een gesprek met de manager van de opleiding en de mentor zijn gedane toezeggingen niet nage-komen.
De consument is voortijdig uitgeschreven van de opleiding.
Er was sprake van een gebrek aan samenwerking met de klachtencommissie.
De ondernemer heeft niets gedaan om het geschil op te lossen en zelfs tijdens het geschil een deurwaar-der ingeschakeld.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De consument is het tweede jaar van haar studie met goede moed begonnen. De eerste periode verliep ook prima, zij heeft daarin alles gehaald. In de tweede periode ontstonden strubbelingen met een docent. Tijdens de looptijd van een tien weken durend project, waarin wekelijks feed back gegeven werd heeft de docent het project en de voortgang daarvan alleen maar positief beoordeeld. Aan het einde beoordeelde de docent het resultaat van het project zwaar onvoldoende, hetgeen voor de consument geheel onverwacht kwam. De consument zou het hele project opnieuw moeten doen, waarvoor echter de tijd veel te kort was, zeker omdat ook nog andere modules gedaan zouden moeten worden.
In een individueel gesprek met de docent heeft die aangegeven dat de consument geen talent had en dat de opleiding daarom te hoog gegrepen was.
Uiteindelijk is in 2014 het resultaat van het project herbeoordeeld. De beoordeling werd overigens alleen door interne docenten van de ondernemer gedaan.

In gesprekken die hebben plaatsgevonden is aan de consument overigens nog de toezegging gedaan dat zij telefonisch verder geïnformeerd zou worden. Dat is niet gebeurd, voor de consument een volgende geschonden afspraak.

De consument verlangt stopzetting van de incassoprocedure via de deurwaarder, terugbetaling van het studiegeld inclusief de kosten van boeken en materiaal, terugbetaling van de ov-jaarkaart en de studiefinanciering en een immateriële schadevergoeding, in totaal € 20.000,–.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument is er niet in geslaagd om de module Materialisatie te behalen, ondanks het geven van positieve feedback en het aanmoedigen van de consument. Uiteindelijk heeft de examencommissie in 2014 nog een herbeoordeling gedaan, die echter ook negatief was.

Tijdens een les heeft de docent Materialisatie eenmalig een ongepaste uitlating gedaan in de richting van de consument. De betreffende docent heeft daar haar excuses voor aangeboden.

De studiecoach heeft de consument aan het einde van haar tweede studiejaar benaderd om advies in te winnen om de studie voort te zetten. In dat verband heeft de studiecoach aangegeven dat het noodzakelijk zou zijn om een aantal fundamentele inhoudelijke modules te behalen. Ook is de consument geadviseerd om een gesprek met het opleidingsmanagement aan te gaan, welk gesprek in juli 2013 heeft plaatsgevonden. De studiecoach heeft de consument dan ook op adequate wijze geholpen.

De consument is in augustus 2013 automatisch uitgeschreven. Dit had niet mogen gebeuren en is ook direct hersteld.

De incasso is op verzoek van de consument op gegeven moment stopgezet, maar toen er langere tijd geen contact meer was heeft de ondernemer besloten de incasso weer te activeren. Momenteel is de consument € 912,47 verschuldigd, inclusief incassokosten.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument heeft aangegeven dat zij onvoldoende begeleid is en dat de ondernemer daarmee te-kortgeschoten is in de vervulling van de tussen partijen gesloten overeenkomst.

De consument heeft daartoe onder meer gesteld dat zij van een docent telkens een positieve beoordeling heeft gehad voor haar project, hoewel de betreffende docent bij de uiteindelijke beoordeling zeer negatief was. De ondernemer heeft aangegeven dat aan de consument bij de betreffende module positieve feed back is gegeven en dat zij aangemoedigd is.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer op dit punt tekort is geschoten. De bedoeling van onderwijs is de ontwikkeling en begeleiding van consumenten. Door tussentijds niet aan te geven dat het project niet aan de eisen voldeed en op welke wijze de consument zich zou moeten ontwikkelen heeft de ondernemer de consument niet de begeleiding gegeven die zij had mogen verwachten.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

De commissie is van oordeel dat aan de consument een in redelijkheid en billijkheid vast te stellen ver-goeding toekomt omdat de consument niet dat onderwijs heeft ontvangen waarop zij recht had.

De commissie acht de door de consument gevraagde vergoeding buiten proportie. De commissie is er niet van overtuigd dat de consument het studiejaar wel succesvol afgesloten zou hebben. Daarmee ziet de commissie geen verband tussen de door de consument opgevoerde schadeposten en de omvang van het tekortschieten van de ondernemer.

Naar het oordeel van de commissie is een vergoeding, gelijk aan de hoogte van het collegegeld voor een half jaar redelijk en billijk. De consument heeft in het tweede half jaar immers ook niet of nauwelijks nog onderwijs genoten.
Dat betekent dat de consument het nog openstaande bedrag aan collegegeld niet meer verschuldigd is, waarmee ook de grondslag voor het vorderen van incassokosten komt te vervallen. Het bij de commissie in depot gestorte bedrag ad € 748,75 zal dan ook aan de consument worden terugbetaald.

De commissie merkt overigens terzijde op dat het voor de ondernemer aan te bevelen zou zijn om een commissie waaraan wordt gevraagd een herbeoordeling te doen niet (uitsluitend) uit docenten van de eigen opleiding samen te stellen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer is aan de consument een vergoeding verschuldigd van € 748,75, welk bedrag wordt verrekend met de nog niet betaalde tweede termijn van het collegegeld voor het cursusjaar 2012 – 2013.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 102,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 650,–.

Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.
Het depotbedrag ad € 748,75 wordt terugbetaald aan de consument.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen op 20 februari 2015.