Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Informatie
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
107415
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of, in het kader van de opleiding, al dan niet kosten van een reis naar China door de consument moeten worden gedragen.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument, als ter zitting toegelicht en aangevuld, luidt in hoofdzaak als volgt.
Bij mijn intakegesprek heb ik met de ondernemer gesproken over de mogelijke startdatum van mijn MBA opleiding. Er was een groot prijsverschil tussen beginnen in november 2015 of in februari 2016. Een reden was dat van het programma van de opleiding die in februari 2016 begon ook een reis naar China deel uitmaakte. De kosten daarvan waren € 3.500. Dat bedrag was inbegrepen in de fee voor de opleiding. Die reis zou in mijn cursus plaatsvinden in juni 2017. Ik heb gezegd dat ik dan niet kon, omdat ik dan ging trouwen en een lange huwelijksreis wilde maken. De alternatieven die mij werden aangeboden (juni 2016 en juni 2018) waren voor mij om uiteenlopende redenen (werk en deel uitmaken van een andere, niet mijn eigen, “subset”- groep) niet goed mogelijk. Ik heb mij van het begin af aan op het standpunt gesteld dat ik niet voor een reis zou betalen waaraan ik niet zou meedoen. Overigens is die reis geen studieverplichting (je krijgt er geen punten voor), en dus geen onderdeel van de opleiding in formele zin. Ik heb aan de ondernemer voorstellen gedaan om een bijdrage te betalen voor de kosten van de organisatie, omdat ik niet wil dat het voor mijn groep door mijn niet meegaan duurder wordt. Daar is de ondernemer niet op ingegaan.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer, als toegelicht en aangevuld ter zitting, luidt in hoofdzaak als volgt.
In de MBA opleiding is sedert eind 2015 als vast en integraal onderdeel een tiendaagse studiereis naar China opgenomen. Daarvoor was dat niet zo. Dus toen de consument zich inschreef voor de opleiding die in februari 2016 begon, was de Chinareis onderdeel van het programma. Het is geen verplicht studieonderdeel en de studenten krijgen er geen aparte punten voor. De kosten maken deel uit van de totale fee voor de opleiding. Toen de consument in mei 2016 hierover informatie vroeg hebben wij hem laten weten dat de Chinareis is inbegrepen in de totaalprijs en dat er geen restitutie plaatsvindt. Wij hebben de consument alternatieve data aangeboden voor de reis, maar daar is de consument niet op ingegaan. De studiereis is een belangrijke leerervaring voor onze MBA studenten. Wij hebben de consument wel, uit coulance, aangeboden een andere opleiding of masterclass met een forse korting bij ons te volgen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Aan de hand van de door partijen in deze procedure ingebrachte correspondentie, in het bijzonder de mailwisseling tussen de consument en de ondernemer, kan worden vastgesteld dat de consument, met betrekking tot de (kosten van de) Chinareis, nadat de ondernemer aan hem had bericht dat de reiskosten niet zouden worden gerestitueerd bij niet-deelname, heeft geantwoord dat hij niet bereid was tot het betalen van specifieke kosten (de variabele kosten van de reis). Dit standpunt heeft de consument later, toen de correspondentie over het onderwerp in september/oktober 2016 werd hervat, gehandhaafd. De ondernemer heeft hierop gereageerd door nogmaals voorstellen te doen voor andere reisdata (in 2018). De commissie moet constateren dat tussen partijen over de (restitutie van) de reiskosten geen overeenstemming is bereikt. De commissie is van oordeel dat het primair aan de ondernemer toe te rekenen is dat geen helderheid is gekregen over de vraag of de kosten van de studiereis ook verschuldigd zijn in dit geval, een geval waarin de consument van meet af aan heeft te kennen gegeven dat hij niet op die reis mee zou kunnen gaan. De commissie overweegt hierbij nog dat, toen de consument zich inschreef, die reis nog geen onderdeel uitmaakte van het curriculum en dat daarnaast het deelnemen aan die reis in zoverre vrijblijvend was dat er geen studiepunten voor werden toegekend. Het had op de weg van de ondernemer als professionele dienstverlener gelegen om iedere onduidelijkheid, met name in een overgangsfase als waarvan in dit geval sprake is – een student die zich inschrijft en informeert op een moment dat de Chinareis nog niet een integraal (zij het niet verplicht) onderdeel van de opleiding is – uit te sluiten. De ondernemer heeft dit niet gedaan, reden waarom de commissie de klacht gegrond zal verklaren.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond en bepaalt dat de consument aan de ondernemer niet verschuldigd is de kosten van de studiereis naar China, welke volgens beide partijen € 3.500,– bedragen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 102,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 650,–.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen op 27 januari 2017.