Onzorgvuldige beëindiging van opvangovereenkomst door gastouderbureau na incident

De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: Bindend Advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 863590/1044925

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De klacht van de consument gaat over de beëindiging van de opvangovereenkomst door het gastouderbureau na een valincident waarbij haar kind gewond raakte. Volgens de consument werd de overeenkomst onterecht per direct beëindigd zonder opzegtermijn en zonder haar instemming, terwijl het gastouderbureau stelde dat sprake was van een beëindiging met wederzijds goedvinden. De commissie oordeelt dat het gastouderbureau te voorbarig heeft gehandeld door uitsluitend op de verklaring van de gastouder af te gaan, zonder dit eerst bij de consument te verifiëren. Ook had het bureau, gezien de onduidelijkheden en de vertrouwensbreuk, meer regie moeten nemen om het contact tussen partijen te herstellen, wat niet is gebeurd. Daarmee heeft de ondernemer niet zorgvuldig gehandeld. De gevraagde schadevergoeding voor opgenomen verlof door de grootmoeder is afgewezen, omdat deze niet is onderbouwd. Wel moet het klachtengeld van €25 worden vergoed.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de vraag of de ondernemer onzorgvuldig heeft gehandeld in de beëindiging van de overeenkomst.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Het kind van de consument is bij de gastouder gevallen. De gastouder had het kind van de consument in haar armen en gleed toen uit, waardoor het kind met het gezicht op het laminaat terechtkwam en per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd moest worden.

Twee dagen daarna ontving de consument een e-mail waarin stond dat de overeenkomst in samenspraak was ontbonden, wat niet het geval was. Ook werd geen opzegtermijn gehanteerd. Na de klacht van de consument werd door het gastouderbureau aangeboden dat het kind van de consument alsnog een maand opvang kon krijgen.
De opvangplek van de consument was echter al toegezegd aan een ander kind en ook was het vertrouwen van de consument geschaad, doordat de gastouder niets meer van zich liet horen via Whatsapp.

De eenzijdige opzegging is in strijd met de Algemene Voorwaarden die horen bij de ondertekende overeenkomst. Ook vordert de consument een vergoeding voor zijn moeder, die door de opzegging een maand onbetaald verlof heeft moeten opnemen om de opvang te verzorgen.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer is uitgegaan van de stelling van de gastouder dat sprake was van een tweezijdige opzegging van de overeenkomst. De verhouding tussen de gastouder en de consument was ook verstoord, gezien de woordenwisseling die heeft plaatsgevonden. Toen de consument te kennen gaf dat geen sprake was van een tweezijdige opzegging, heeft de ondernemer alsnog een maand opzegtermijn geboden. Een andere gastouder aanbieden was niet mogelijk, omdat geen enkele gastouder in het netwerk van de ondernemer beschikbaar was.

De ondernemer is van mening dat zorgvuldig en volgens de richtlijnen is gehandeld. Dit is ook gebleken uit het onderzoek van de GGD naar aanleiding van het valincident.

Beoordeling van het geschil

Reikwijdte geschil
In het geval van gastouderopvang is sprake van enerzijds een overeenkomst tussen de consument en de ondernemer (het gastouderbureau) en anderzijds een overeenkomst tussen de consument en de gastouder zelf.

De commissie heeft op grond van artikel 3 lid 1 van het Reglement Geschillencommissie Kinderopvang tot taak geschillen tussen een consument en een ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot door de ondernemer te leveren of geleverde diensten en/of zaken, alsmede op gedragingen van de ondernemer of van een medewerker van de ondernemer.

De bevoegdheid van de commissie strekt zich alleen uit tot geschillen tegen gastouderbureaus, niet tegen gastouders. Bij de commissie ligt dan ook slechts het handelen van het gastouderbureau ten aanzien van de beëindiging van de overeenkomst ter beoordeling voor.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Rol gastouderbureau in beëindiging overeenkomst
De gastouder heeft na het valincident bij het gastouderbureau te kennen gegeven dat de opvangovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd. Het gastouderbureau is uitgegaan van de juistheid van deze informatie. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder te voorbarig gehandeld door het bericht van de gastouder (dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd) niet eerst bij de consument te verifiëren alvorens daadwerkelijk tot beëindiging over te gaan.

Wel heeft de ondernemer bij het protest door de consument alsnog een opzegtermijn geboden, die de consument om hem moverende redenen heeft geweigerd.

Verder benadrukt de commissie de verantwoordelijkheid van de ondernemer tot begeleiding en advies conform artikel 3 van de bemiddelingsovereenkomst.
Temeer nu zoveel onduidelijkheid bestond tussen de gastouder en de consument, had het op de weg van de ondernemer gelegen hierin de regie te nemen en te proberen het contact te herstellen. Dit heeft de ondernemer niet gedaan. Zo besloot de ondernemer enkel alsnog een opzegtermijn te hanteren waarin de consument gebruik kon maken van de opvang bij de gastouder, terwijl de verhouding tussen de gastouder en de consument verstoord was. Gezien de kennelijke vertrouwensbreuk kon de ondernemer niet zonder (bemiddelend) gesprek volstaan met het simpelweg aanbieden dat de consument gedurende de opzegtermijn gebruik kon blijven maken van de opvang.

Het verweer van de ondernemer dat de situatie door het gedrag van de consument al was geëscaleerd, volgt de commissie niet. Het enkele feit dat de consument een melding van het incident heeft gemaakt bij de GGD is daarvoor onvoldoende. Het is immers juist in het belang van de ondernemer dat de GGD een onderzoek doet naar de toedracht van het incident.

In zoverre is de klacht van de consument gegrond.

Schadevergoeding
De consument heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend vanwege onbetaald verlof dat de moeder van de consument heeft opgenomen om op het kind van de consument te passen na de beëindiging van de overeenkomst.

De consument heeft deze vordering echter in het geheel niet geconcretiseerd of onderbouwd. De vordering wordt dan ook afgewezen.

Wel dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25, – aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– wijst de vordering tot schadevergoeding af;
– bepaalt dat de ondernemer binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies € 25, — aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Blom, de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr.
S.M.E. Balfoort, secretaris, op 20 juni 2025.

Print/PDF