Oorzaak brand in bus onbekend; geen overmacht.

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Reizen    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI05-0369

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil vloeit voort uit een op 7 oktober 2004 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor 2 personen naar St Maarten met verblijf in een hotel op basis van all inclusive, voor de periode van 4 november 2004 t/m 19 november 2004 voor de som van € 1.558,–.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.   Op de tiende dag van klager 16 daagse vakantie is de bus waarin klager reisde in brand gevlogen en geheel uitgebrand. Klager die geheel achterin de bus zat, rook een brandlucht en een passagier heeft de buschauffeur gewaarschuwd. Deze heeft uiteindelijk de bus aan de kant gezet en iedereen opgeroepen om de bus te verlaten. Dat heeft even geduurd omdat sommige passagiers langzaam waren en anderen sliepen. Klager heeft als een van de laatsten de bus verlaten terwijl de vlammen al uit de achterkant sloegen. De brand verliep razendsnel en klager heeft al zijn bagage verloren. Klager bezat alleen nog de kleding die hij aanhad. Middernacht is er een andere bus gearriveerd waarmee klager doodvermoeid om 03.00 uur bij het volgende hotel is aangekomen. Wat klager betreft had de reis beëindigd kunnen worden. Dat was ook de mening van andere passagiers, maar dat bleek niet mogelijk volgens de reisleider. Na overleg met de reisorganisator heeft de reisleider besloten om de reis voort te zetten. De volgende dagen zijn opgegaan aan doktersbezoek voor medicijnen, het kopen van kleren en het regelen van nieuwe reisdocumenten. Klager heeft de rest van de reis ervaren als uitzitten en niet meer genoten. Foto’s en video opnames zijn ook verloren gegaan. Van de impact van de reis heeft klager nog steeds last. Klagers materiële schade is slechts ten dele vergoed door de verzekering: klager heeft een uitkering ontvangen van € 2.673,95 waarna van zijn schade nog € 2.343,23 resteert. Klager verlangt vergoeding van deze schade, terugbetaling van de volledige reissom ad € 1.558,– en vergoeding van extra kosten ad € 20,25.   Ter zitting heeft klager – in hoofdzaak – nog het volgende aangevoerd.   Klager heeft kleren gekocht met behulp van geld dat hij van een andere passagier heeft moeten lenen. De brandblusser kon niet uit de houder. De chauffeur heeft tevergeefs geprobeerd de brandblusser los te krijgen. De chauffeur heeft eerst de klachten over rookontwikkeling afgewimpeld. Klager heeft van de reisleider, die zijn informatie aan de chauffeur ontleent, gehoord dat 2 maanden eerder bij een zelfde bus ook brand was ontstaan. Klager is diabetespatiënt en was al zijn de medicijnen kwijt. Kleren zijn gekocht in een warenhuis en op een lokale markt. Klager heeft de dokter en de medicijnen zelf moeten betalen. De groep wilde terug maar dat was volgens de reisleider geen optie. De beslissing is genomen in overleg tussen de reisleider en de reisorganisator.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.   De chauffeur heeft getracht de brand onder controle te krijgen en zich er om bekommerd om de passagiers zo snel mogelijk uit de bus te krijgen. De bagage kon daarbij niet worden gered. Volgens de reisorganisator is sprake van overmacht in de zin van art. 12 lid 3 sub c van de ANVR Reisvoorwaarden. Het betrof een bus van 3 jaar oud, die in normale staat van onderhoud verkeerde (verwezen wordt naar de onderhoudsrapporten, waarvan de laatste dateert van 8 november terwijl de bus is ingezet op 9 november). Er is daarom sprake van een onvoorzienbaar voorval. De opmerking dat een zelfde bus twee maanden eerder zou zijn uitgebrand wordt niet gestaafd door enig bewijsmateriaal. De passagiers zijn na de brand met een andere bus om 2.30 uur in het hotel gearriveerd. De volgende dag is besteed aan het regelen van de vervanging van verloren bagage. De reisleider heeft geïnventariseerd wat men nodig had en heeft stappen genomen om via het consulaat nooddocumenten te verkrijgen ter vervanging van de reisdocumenten. Via het hoofdkantoor zijn uittreksels gezonden naar Cancun. Iedereen is zodoende op de geplande datum naar Nederland teruggekeerd. Op 15 november is via de reisleider aan de passagiers een brief overhandigd om laten blijken dat de reisorganisator op de hoogte was en hen van praktische zaken te informeren. Ook is 18 november een brief met excuses naar hun huisadres gezonden met een reischeque ad € 50,– en een bloemetje. Omdat een deel van de groep geen reisdocumenten meer had en de reis naar Cancun nog twee dagen duurde heeft de reisleider besloten de reis voort te zetten. Van het programma is zo maar 1 dag verloren gegaan. Meerdere passagiers stelden dit op prijs om zo de brand te kunnen verwerken. Als klager de voortzetting van de reis een foute inschatting vindt is niet begrijpelijk dat hij daarover geen contact met de reisorganisator heeft opgenomen. De reisorganisator heeft zo niet voldoende gelegenheid gehad een passende oplossing te realiseren. De claim van klager terzake van zijn (bagage) schade is thans in behandeling bij de verzekeringsmaatschappij van de reisorganisator. Bij brief d.d. 12 januari 2005 is aan de passagiers een hogere vergoeding aangeboden: € 100,–.   Ter zitting heeft de reisorganisator – in hoofdzaak – nog het volgende aangevoerd.   Onderzoek naar de oorzaak van de brand heeft niets opgeleverd. De groep kon niet eerder terug vanwege het ontbreken van papieren. Een voorschot had door de reisorganisator geregeld kunnen worden. De voortzetting van de reis is in overleg tussen de reisleider en de groep besloten.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   De commissie stelt vast dat de klacht betreffende de resterende materiële schade van klager (€ 2.343,23) thans in behandeling is bij de verzekeringsmaatschappij van de reisorganisator en dat in het dossier daarover geen stukken voorhanden zijn. De behandeling van dit onderdeel is daarom praktisch niet mogelijk en bovendien onwenselijk. Beide partijen stemmen er daarom mee in dat genoemde schadepost geen onderwerp uitmaakt van de onderhavige beslissing zonder dat de reisorganisator dit op enigerlei wijze aan klager zal kunnen tegenwerpen. Met betrekking tot de overige schade van klager wordt het volgende overwogen.   Het beroep op overmacht wordt door de commissie niet gevolgd. Het ligt op de weg van de reisorganisator om overmacht aannemelijk te maken. Nu de reisorganisator de oorzaak van de brand niet heeft kunnen achterhalen, is niet vast komen te staan dat de brand met inachtneming van alle mogelijke zorgvuldigheid niet voorzien had kunnen worden, zoals artikel 12 ANVR Reisvoorwaarden bepaalt. Dit oordeel is temeer op zijn plaats nu de bus volgens de bijgevoegde onderhoudsrapporten ruim 210.000 km had gereden. Verder is door klager onweersproken aangevoerd dat de brandblusser niet uit de houder kon worden losgemaakt zodat ook daarom niet vast staat of aan het zorgvuldigheidsvereiste van artikel 12 is voldaan. Een en ander brengt mee dat de reisorganisator jegens klager aansprakelijk is voor de gederfde vakantievreugde. Ter bepaling van de aan klager toekomende vergoeding slaat de commissie nog acht op het volgende. Hoewel de inspanningen van de reisorganisator om alles in goede banen te leiden zeker waardering verdienen, is aannemelijk dat de beslissing om het reisprogramma zo veel mogelijk voort te zetten minder gelukkig is geweest en in elk geval onvoldoende overleg daarover met de groep heeft plaatsgehad. Dat klager zich daarvoor tot de reisorganisator had moeten wenden is in het licht van artikel 17 ANVR Reisvoorwaarden niet juist, nu ter plaatse reisleiding aanwezig was.

Voorts had het op de weg van de reisorganisator gelegen om de financiële middelen voor te schieten aan onder meer klager om hun bagage te vervangen. Tenslotte laat de commissie naast de hoogte van de reissom meewegen dat de reis tot de tiende dag geheel conform de overeenkomst is uitgevoerd.

De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 500,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Bovendien dient het boekingskantoor overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 60,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is het boekingskantoor aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 205,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 27 mei 2005.