Commissie: Energie
Categorie: Overeenkomst
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
104733
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de jaarnota van de ondernemer van 8 juni 2016 ter zake de levering van energie waarbij de consument een bedrag van € 2.749,81 diende bij te betalen.
De consument heeft een bedrag van € 500,– (op basis van een depotbeslissing van de commissie van 20 september 2016) bij de commissie gedeponeerd.
De consument heeft op 13 juni 2016 de klacht aan de ondernemer voorgelegd.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In de jaarnota van 8 juni 2016 wordt voor wat betreft de levering van elektriciteit verbruik in rekening gebracht over een periode van 4,5 jaar, te weten vanaf januari 2012 tot april 2016, terwijl de leveringsovereenkomst van de consument met de ondernemer pas op 8 april 2013 tot stand is gekomen. Er vindt een naheffing plaats op basis van eerder geschatte meterstanden van meer dan twee jaar, hetgeen een overschrijding van de verjaringstermijn van twee jaar oplevert; de naheffing zou pas vanaf mei 2014 kunnen ingaan. De ondernemer gaat ook uit van geschatte meterstanden, terwijl de consument meerdere keren werkelijke meterstanden heeft opgegeven, te weten in oktober 2012 en in april 2013. Op de jaarnota van juni 2016 is over een periode vanaf 23 april 2015 tot 9 juli 2015 (datum meterwisseling) in totaal 15.371 kWh in rekening gebracht, hetgeen een onwaarschijnlijk hoog verbruik is voor 77 dagen. Daarbij wordt in feite een verbruik van de daaraan voorafgaande 3,5 jaar in rekening gebracht. Het notabedrag is derhalve zeer dubieus (een vijfvoudig hoge nota) op basis van geschatte gegevens, op basis van een deels verjaarde periode en ook op basis van een niet verifieerbare oude vervangen gasmeter. De ondernemer dient het bewijs te leveren dat de meterstanden op de oude meter juist waren en dat die meter ook correct werkte.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De consument heeft heel vaak gebeld met de ondernemer om uitleg en toelichting. De ondernemer heeft geen coulance en inlevingsvermogen getoond. De consument raakte verstrikt in een discussie tussen de netbeheerder en de leverancier en werd van het kastje naar de muur gestuurd. Het is niet correct dat de volledige naheffing van het verbruik door de ondernemer bij de consument in rekening wordt gebracht. Er is jarenlang sprake geweest van geschatte standen zonder dat van de zijde van de ondernemer dan wel de netbeheerder de meterstanden zijn opgenomen en tevens is een deel van dat in rekening gebrachte verbruik dat in de factuur is opgenomen verjaard. Achteraf gezien had de consument een foto moeten nemen van de meterstand toen die oude meter werd gewisseld.
De consument verlangt een correctie/creditering van het aan haar in rekening gebrachte verbruik op de jaarnota van 8 juni 2016.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is per 8 april 2013 klant geworden bij de ondernemer. De elektriciteitsmeter van de consument is op 9 juli 2015 vervangen voor een slimme meter. Sedert 1 januari 2012 zijn er geen daadwerkelijke meterstanden meer geregistreerd op de aansluiting van de consument. Op 4 april 2013 heeft de consument meterstanden doorgegeven, doch die zijn door de netbeheerder niet gebruikt en afgewezen omdat die niet in de lijn lagen met het historisch verbruik. Op 9 juli 2015 is de meter van de consument vervangen. Voor die datum is sprake geweest van een afrekening op basis van geschatte meterstanden. Dat heeft tot gevolg dat er op de jaarnota 2015-2016 voor een periode van 77 dagen een verbruik van in totaal 15.371 kWh in rekening is gebracht. De consument geeft aan dat sprake is van een foutief genoteerde uitbouwstand of een niet juist werkende meter omdat het verbruik niet in de lijn ligt met het verbruik dat op eerdere jaarnota’s in rekening is gebracht bij de consument. Er is voor de ondernemer echter geen enkele reden om aan te nemen dat de meter een onjuist verbruik heeft geregistreerd, noch dat de uitbouwstanden foutief zijn genoteerd. Het verbruik dat geregistreerd wordt op de nieuwe meter sedert de plaatsing op 9 juli 2015 laat namelijk eenzelfde verbruik zien. De jaarnota is opgemaakt op 8 juni 2016 en de daarin gevorderde bijbetaling verjaart pas vanaf 8 juni 2018. In de bij het verweerschrift toegevoegde correspondentie van de ondernemer met de consument blijkt verder dat de ondernemer het totale verbruik van de consument tussen 1 januari 2012 en 9 juli 2015, hetgeen gebaseerd is op harde standen, heeft becijferd op in totaal voor elektriciteit normaal 11.188 kWh en voor elektriciteit dal 18.032 kWh over een periode van 1.285 dagen waardoor wordt uitgekomen op een gemiddeld jaarverbruik van 8.300 kWh. Er is evenwel in die periode jaarlijks voor ongeveer 4.000 kWh afgerekend zodat er telkenmale zo’n 4.000 kWh te weinig is betaald op de afrekeningen. Op basis van de nieuwe slimme meter die per 9 juli 2015 bij de consument is geplaatst blijkt overigens eveneens een jaarverbruik van 8.292 kWh. Aldus is het gemiddelde jaarverbruik van de consument in feite onveranderd gebleven. Het geregistreerde verbruik op zowel de oude meter als de nieuwe meter is dus correct. Bij de oude meter is dus structureel jaarlijks ongeveer 4.000 kWh te weinig betaald zodat dat na de meterwisseling op 9 juli 2015 en bij de jaarnota van 8 juni 2016 alsnog in rekening is gebracht. De meterstanden die de consument op 8 april 2013 heeft doorgegeven en door ons zijn ontvangen en ook per e-mail zijn bevestigd, zijn helaas niet door de netbeheerder gebruikt. Dat is niet met de consument gecommuniceerd.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer stelt zich op het standpunt dat de naheffing van het verbruik zoals opgenomen in de jaarnota van 8 juni 2016 niet is verjaard. De standen die de consument in april 2013 heeft opgegeven zijn afgewezen door de netbeheerder en dat is niet gecommuniceerd met de consument. Als de consument haar jaarafrekeningen goed had bekeken dan had zij dat ook kunnen constateren. Ter zake het verbruik van 15.371 kWh over de periode 23 april 2015 tot 9 juli 2015 is in feite sprake van een naheffing van het verbruik van de daaraan voorafgaande 3,5 jaar, te weten terug tot 1 januari 2012. De harde meterstanden dateren van 1 januari 2012 en vervolgens bij de meterwisseling op 9 juli 2015. In die periode van 3,5 jaar heeft er geen metercontrole/opneming plaatsgevonden van de zijde van de ondernemer dan wel netbeheerder. Het totale verbruik is wel door de consument genoten zodat het ook in rekening mag worden gebracht. Er is geen enkel bewijs dat de oude elektriciteitsmeter niet goed zou hebben gefunctioneerd. Het verbruik van de consument ligt jaarlijks op zo’n 8.000 kWh. De ondernemer heeft destijds nog een verrekening voorgesteld met de oude leverancier, maar die wil dat niet meer. Volgens de ondernemer dient er in alle redelijkheid naar deze zaak gekeken te worden. De ondernemer hanteert een betaaltermijn van 14 dagen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ter zake het aan de consument in de jaarnota van 8 juni 2016 in rekening gebrachte verbruik vanaf 9 juli 2015 (plaatsing nieuwe slimme meter) tot de daarin genoemde einddatum van 23 april 2016 van in totaal 6.594 kWh gaat de commissie er vanuit dat dat zonder meer juist is. Uit niets is gebleken dat die nieuwe slimme meter niet goed zou functioneren c.q. registreren en dat dat verbruik niet door de consument zou zijn genoten. Dat verbruik dient de consument dan ook zonder meer aan de ondernemer te betalen, nog daargelaten dat de consument tegen dat vastgestelde verbruik ook geen klacht heeft ingediend.
Het gaat in deze zaak in feite om de vraag of het door de ondernemer aan de consument in de jaarnota van 8 juni 2016 in rekening gebrachte verbruik van in totaal 15.371 kWh terecht en juist is. De commissie is van oordeel dat dat niet het geval is. Immers, duidelijk is geworden dat dat verbruik betrekking heeft over de periode vanaf 1 januari 2012 (de laatste opgenomen harde/werkelijke stand) tot aan de meterwisseling op 9 juli 2015. Duidelijk is verder geworden dat als wordt uitgegaan van die harde meterstanden per 1 januari 2012 en per 9 juli 2015 de consument een gemiddeld jaarverbruik heeft van ruim 8.000 kWh, terwijl zij in die jaren steeds is afgerekend op een jaarverbruik van ongeveer 4.000 kWh. Dat verbruik van ruim 8.000 kWh komt overigens ook overeen met het verbruik van de consument na plaatsing van haar nieuwe elektriciteitsmeter per 9 juli 2015. Haar verbruik is dus in feite al jaren onveranderd en ongewijzigd gebleven. Alleen kan worden vastgesteld dat de consument over de periode vanaf 1 januari 2012 tot 9 juli 2015 voor te weinig verbruik is afgerekend, te weten ongeveer 4.000 kWh per jaar te weinig. Anders dan de ondernemer stelt, is hij niet meer gerechtigd om dat totaalverbruik van 15.371 kWh dat nog (extra) in rekening wordt gebracht bij de consument bij de jaarnota van 8 juni 2016 op haar te verhalen. De commissie betrekt daarbij de omstandigheden dat in die periode van ruim 3,5 jaar de meterstanden niet door de ondernemer/netbeheerder bij de consument zijn opgenomen (terwijl dat wel had moeten gebeuren; in ieder geval één keer in de drie jaar) en aldus al die tijd is gefactureerd op basis van geschatte standen, dat de door de consument opgegeven meterstanden in april 2013 niet door de ondernemer c.q. netbeheerder zijn gehanteerd en meer in het bijzonder de consument daarover in het geheel niet is geïnformeerd, dat de consument pas per 8 april 2013 contractant is geworden bij de ondernemer en de consument uiteraard alleen aan de ondernemer dient te betalen voor de aan haar geleverde energie/elektriciteit door de ondernemer zelf en dat ten slotte sprake is van verjaringsproblematiek, welke omstandigheden door de ondernemer ten onrechte worden miskend. De stelling van de consument dat de registratie dan wel uitbouwstand van de elektriciteitsmeter op 9 juli 2015 niet juist zouden zijn, wordt door de commissie verworpen, enerzijds omdat de consument heeft nagelaten om die meter (door de netbeheerder) te laten ijken/controleren en anderzijds omdat ook met die geregistreerde meterstanden het verbruik van de consument zonder meer in de lijn ligt van haar historisch verbruik van ruim 8.000 kWh per jaar, zowel op de oude als op de nieuwe meter.
De commissie stelt vast dat op de levering van elektriciteit door de ondernemer aan de consument de tweejarige wettelijke verjaringstermijn bij consumentenkoop (ingevolge artikel 7:28 BW) van toepassing is. De ondernemer heeft echter in zijn naheffing van 15.371 kWh in feite het nog niet afgerekende verbruik van de consument vanaf 1 januari 2012 tot 9 juli 2015 in rekening gebracht in zijn factuur van 8 juni 2016. Gelet op de hiervoor genoemde wettelijke verjaringstermijn dient die naheffing echter beperkt te blijven tot twee jaren. Immers, de jaarnota van 8 mei 2014 is, rekening houdend met een betaaltermijn van 14 dagen, op 23 mei 2014 opeisbaar geworden en de mogelijkheid om die nota te corrigeren is met een tweejarige verjaringstermijn op 23 mei 2016 komen te vervallen. Over de periode die die jaarnota bestreek, te weten van 8 april 2013 tot 23 april 2014 mocht in de jaarnota van 8 juni 2016 niets meer nagevorderd worden. De jaarnota van 26 mei 2015 mocht bij de jaarnota van 8 juni 2016 nog wel gecorrigeerd worden. Dat betekent dat de ondernemer van de aanvankelijk door hem bij de consument in rekening gebrachte 15.371 kWh over een periode van 3,5 jaar slechts aan de consument nog in rekening zou mogen brengen het aantal kWh dat betrekking heeft op de periode vanaf ultimo april 2014 tot 9 juli 2015, hetgeen door de commissie uit pragmatische overwegingen en naar redelijkheid en billijkheid zal worden vastgesteld op 4.371 kWh zodat de ondernemer op de nota van 8 juni 2016 een hoeveelheid van 11.000 kWh zal moeten crediteren/kwijtschelden aan de consument (omdat dat betrekking heeft over de periode vanaf 1 januari 2012 tot ultimo april 2014, hetgeen niet meer bij de consument in rekening kan en mag worden gebracht volgens de commissie). Gemakshalve zal de commissie vaststellen dat van de alsnog bij de consument in rekening te brengen 4.371 kWh een splitsing wordt gemaakt van 2.000 kWh voor de meterstanden normaal en van 2.371 voor de meterstanden dal. De commissie acht die correctie/creditering redelijk en billijk en niet alleen vanwege de verjaringsperikelen maar evenzeer vanwege het feit dat te lang sprake is geweest van geschatte standen door de ondernemer (en er geen fysieke meteropname is geweest in een periode van drie jaar) en vanwege het feit dat de ondernemer ook heeft nagelaten aan de consument te communiceren dat de eerder door haar in april 2013 opgegeven meterstanden niet zijn gehanteerd (en de consument daarover in het ongewisse heeft gelaten). De commissie merkt verder nog op dat hij uitsluitend bevoegd is om te oordelen over geschillen tussen consumenten en energieleveranciers c.q. netbeheerders op basis van de wettelijke en contractuele verhoudingen die tussen hen gelden en niet bevoegd is om te oordelen over eventuele geschillen tussen energieleveranciers onderling dan wel met netbeheerders. De verwijzing door de ondernemer in zijn verweerschrift naar het document “stroomopwaarts” baat de ondernemer dan ook niet omdat dat gaat over brancheafspraken tussen energieleveranciers en netbeheerders waar de consument verder buiten staat.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument gegrond is zodat de ondernemer eveneens gehouden is om het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden.
De commissie zal verder bepalen dat het door de consument in depot gestorte bedrag aan de ondernemer zal worden overgemaakt en dat dat kan worden verrekend met de door de ondernemer op te maken correctienota ter zake de jaarnota van 8 juni 2016.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie bepaalt dat de ondernemer zijn jaarnota van 8 juni 2016 (ter zake de levering van elektriciteit) zal dienen te herzien, aldus dat voor wat betreft het door de ondernemer daarbij in rekening gebrachte verbruik van 15.371 kWh over de periode 23 april 2015 tot 9 juli 2015 zal worden uitgegaan van een verbruik van in totaal 2.000 kWh voor meterstanden normaal en 2.371 kWh voor meterstanden dal (en dat aldus 11.000 kWh zal worden gecrediteerd).
De ondernemer dient binnen vier weken na de verzending van deze beslissing een gecorrigeerde jaarnota aan de consument te versturen.
Het depotbedrag van € 500,– wordt aan de ondernemer overgemaakt en zal worden verrekend met de door de ondernemer uit te brengen gecorrigeerde jaarnota; als er nog een bedrag resteert, dient dat uiteraard te worden uitgekeerd aan de consument en als er nog een bedrag bij te betalen zal moeten worden dient de consument dat vanzelfsprekend aan de ondernemer te voldoen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Het door de consument meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie op 7 februari 2017.